dat echter toch niet beantwoordt aan het beeld dat ze elk van haar hebben. In ‘Jezus leeft’ laat Yves Petry een melomaan aan het woord, die de dag niet kan beginnen zonder muziek. Op een morgen gaat hij met gesloten ogen op het vloerkleed liggen, klaar voor de fantasieën die hem door het hoofd spelen bij het beluisteren van Bachs Mattheüspassie. Wanneer het koraal het onschuldige Lam Gods begint te bezingen, richt zijn aandacht zich op de Christus aan het van bloed druipende kruishout, volgt de krachtige mannendijen, en maakt een sprongetje over het geslacht heen naar de gespannen buikspieren en zwoegende borstkas, alsof de zoon Gods bezig is klaar te komen. Daarna zijn de beide Maria's, de moeder en de minnares, aan de beurt, en gaat het zo verder tot het hele bijbelverhaal over de kruisdood zich in ontwijde, realistische taferelen heeft afgespeeld.
Het mooist is het fantastische, sprookjesachtige verhaal ‘Vijfhonderd borden die door de lucht vliegen’ van Saskia de Coster. Als uitgangspunt heeft het een wonderlijke ervaring van het opgroeiende meisje Haas. Telkens wanneer zij om middernacht op zolder voor de spiegel ging staan, ‘begonnen haar kleren eerst te ritselen rond haar bovenlichaam en gleden ze langs haar heupen omlaag, en werden ze laag na laag van haar losgemaakt, en dan stoven ze weg met een opgewekte haast en lieten haar achter (...)’. Dit is het begin van een reeks zonderlinge gebeurtenissen en van een poëtisch liefdesverhaal, geschreven in een mooie, suggestieve taal. De verhalen ‘De lijst’ van Frank Bambust en ‘Peristaltiek’ van Dimitri Bontenakel, beide met een geschifte leraar in de hoofdrol, zijn daarentegen in hun fantasterij en buitenissige verzinselen te gezocht om te overtuigen.
Van de bovenste plank is dan weer het verhaal ‘Wachtkamer’ van David Nolens, dat in
Jeff Koons, ‘Puppy’, 1992, planten in bloei, aarde, hout en staal, 12,4 × 8,3 × 9,1 m, installatie Schloss Arolsen, Duitsland. © Jeff Koons / Galleri Nicolai Wallner, Kopenhagen.
een mysterieuze freudiaanse sfeer baadt. Wout, ‘de kunstenaar die niet werkt’, heeft in de stad talen gestudeerd maar woont sindsdien in een dorp, waar hij erotisch gefascineerd wordt door Fientje, het negenjarige dochtertje van zijn overbuur. Dat roept een herinnering op aan zijn eigen kinderjaren, toen hij de drang niet kon weerstaan zich in een meisje te verkleden. Het drama waar de verwarrende gebeurtenissen op uitlopen, speelt zich (weer) af in een nachtelijk bos en zit vol duistere suggesties van de mythologische weerwolf, het sprookje van Roodkapje en de wolf, een persoonsverdubbeling en een verkrachting. Alles bij elkaar een indrukwekkend verhaal, dat echter niet makkelijk te duiden is.
Dit laatste is niet het geval met het vlot gestelde, deels documentaire en deels fictieve ver-