te isoleren van zijn ‘natuurlijke’ biotoop. De keerzijde van dat hechte oeuvre is evenwel dat occasionele Hertmans-lezers wellicht afgeschrikt worden door die talrijke kruisverbanden tussen op zich al bijzonder complexe gedichten; de indruk van hermetisme wordt er nog door versterkt.
De lijvige dichtbundel Vuurwerk zei ze, die Hertmans eind 2003 liet verschijnen, sluit inderdaad in diverse opzichten aan bij zijn overige werk. Zo zijn er tal van thematische parallellen. De herinnering en het bewustzijn, de verbinding van droom en werkelijkheid, de verontrustende verwantschap van liefde en geweld, de inspirerende fascinatie voor het werk van plastische kunstenaars en andere auteurs, het motief van de jongen, de afsplitsingen van het ik, ...: het zijn motieven die veel lezers vertrouwd in de oren zullen klinken. Minstens even opmerkelijk is een aantal tekstuele verbanden. In de nieuwe bundel wordt herhaaldelijk gerefereerd aan eerder werk, expliciet of op een meer allusieve wijze. Zo draagt een bepaald vers de titel ‘Bezoeking’ (jaren geleden schreef Hertmans een gelijknamige dichtbundel), duikt Fontaine-de-Vaucluse ook hier weer als decor op, en eindigt het gedicht ‘Vagevuur’ met een letterlijke verwijzing naar Hertmans' recente prozaboek Als op de eerste dag. Daarnaast klinken tal van referenties door aan de hedendaagse filosofie, de moderne kunst - diverse gedichtenreeksen zijn ontstaan naar aanleiding van kunstwerken - en het literaire erfgoed. Dit complexe netwerk van verwijzingen doet Hertmans' tekst onmiskenbaar breed uitwaaieren, maar versterkt tegelijk ook de interne samenhang binnen de bundel zelf.
De poëzie van Hertmans dient zich inderdaad aan als een autonome, sterk op zichzelf betrokken taalconstructie. Tegelijk is ze echter evenzeer, en zelfs in toenemende mate, betrokken op de wereld, in plaats van zich narcistisch op te sluiten in de naden van de taal. Die blik naar buiten is met name in
Vuurwerk zei ze prominent. Het openingsvers heet al ‘Foz, 11 januari 2000’, een concrete, haast dagboekachtige verwijzing naar tijd en ruimte van de ervaring die wordt opgeroepen. Die neiging om het gedicht te verankeren in de wereld - ongeacht
Beeld uit de film ‘Lord of the Rings: the Two Towers’.
of het de persoonlijke leefwereld, de samenleving, of de wereld van foto's en plastische kunst betreft - laat op tal van plaatsen in de bundel sporen na.
Tegelijk echter is het de dichter allerminst om die anekdotische situering als zodanig te doen. Hoe noodzakelijk dat vertrekpunt ook mag zijn, Hertmans is geen registrerende fotograaf of geen verteller van belevenissen, maar een schrijver die vervormt en creëert, vanuit de bekommernis om de werkelijkheid niet in haar verschijnen maar in haar wezen te doorgronden. Die veralgemenende en symboliserende schriftuur wordt met name manifest in die gedichten die nadrukkelijk geënt zijn op de persoonlijke levenssfeer van de schrijver. De liefdesgedichten in Vuurwerk zei ze focussen vooral op de rijke belevingswereld van de erotiek: de seksualiteit verschijnt hier niet enkel via een gevarieerd complex aan metaforen, maar wordt ook nadrukkelijk toegespitst op de precaire relaties tussen tederheid en geweld, tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid, tussen passiviteit en activiteit, tussen liefde en pornografie, onoverkomelijke spanningen die Hertmans in zijn essays briljant heeft geanalyseerd. Op analoge wijze verschijnt ook de zoon niet uitsluitend als een specifiek individu, maar evenzeer als een soort van allegorie voor het (vermeende) verleden van het eigen dichterlijke ik, een personage dat aan de identiteit van het sprekende subject extra reliëf verleent.
Dezelfde drang naar transformatie manifesteert zich ook bij die gedichten die expliciet aansluiting zoeken bij de historisch-politieke actualiteit. De traumatische gebeurtenissen van 11 september 2001 vinden hier hun indirecte neerslag in het episch-lyrische gedicht