‘oud’ toen de popcultuur als niet-klassegebonden jongerencultuur begon te leven in Nederland, en daarom was hij misschien juist wel degene die er vanaf het begin al een beetje boven kon gaan staan. Je associeert hem meer met het Franse chanson en moderne jazz dan met rock-'n-roll. ‘Beatmuziek’ had echter behalve tienerfans ook veel oudere aanhangers (‘twens’), van wie velen met jazz vertrouwd waren. Het artistieke, authentieke aspect van het originele oeuvre van beatgroepen, niet veel later rockgroepen genoemd, dwong respect af van echte muziekliefhebbers.
Politie breekt het optreden af van The Rolling Stones in het Kurhaus in Scheveningen, 8 augustus 1964 - Foto AMP.
Die zagen dat er een nieuwe serieus te nemen muziek aan het opbloeien was, die niet zomaar of alleen maar een industrieel product was. En ze zagen de rock-'n-roll als de wortel van alle goeds.
De muziek die je zelf net niet hebt meegemaakt, die net voor jouw tijd actueel was, kan heel fascinerend zijn. De ‘echte’ rock-'n-roll, het mengproduct van de onvolprezen swingende Amerikaanse zwarte rhythm and blues en de witte country and western die net zo goed als haar zwarte zuster een bluesgevoel kon oproepen en overbrengen, was voor de meeste Nederlandse tieners van eind jaren vijftig, begin jaren zestig onbekend terrein. Alleen migrantenjongens uit Indonesië (dat in 1949 officieel onafhankelijk was geworden van Nederland) kenden en speelden die muziek, meestal voor eigen publiek. De Nederlandse amusementswereld, met vrijwel zonder uitzondering heren van middelbare leeftijd achter de knoppen, schotelde de jeugd - voor wie pas sinds september 1959 twee uurtjes jongerenmuziek per week werd uitgezonden op de publieke radio - verpolderde versies van Amerikaanse hitparadeliedjes voor. Niet alleen werden er Nederlandse teksten gefabriceerd, waarbij het stereotiepe lollig doen zelden over de grens van het toelaatbare ging, ook de ritmes, tempi en de sound van de originelen werden naar goeddunken aangepast. De introductie van de rock-'n-roll in Nederland, de ‘vertaling’ ervan, en de beat-tijd zijn de onderwerpen van Kom van dat dak af, niet het eerste en vast en zeker ook niet het laatste boek over een tijd die steeds ‘legendarischer’ wordt.
Kom van dat dak af is een karig uitgevoerde paperback, zonder illustraties. Het eerste en derde deel bestaan uit allerlei opnieuw geformuleerde feitjes en weetjes die rechtstreeks overgenomen zijn uit andermans onderzoek en publicaties. Voetnootloos wordt dit alles voorgeschoteld, in een merkwaardig lijzige en plechtstatige stijl, of juist bijna droogkomisch. Als popgeschiedenisboek is dit een niemendalletje, een haastklus die toch bijna tien jaar op de plank heeft gelegen, maar Meijers heeft wel met succes gezocht naar zijn eigen toon, hoewel de invloed van Bromet er zeker ook doorheen schemert. Het beste deel van het boek is het middelste, waarin Meijers' aandacht naar veertig streng geselecteerde liedjes gaat. Daarbij volgt hij het procédé van de Amerikanen Jim Dawson en Steve Propes, die in 1992 een bestseller hadden met hun boek What Was the First Rock 'n Roll Record? De vorm van dat boek is zeer strak: zij selecteerden vijftig singles, uitgekomen tussen 1944 en 1956, die allemaal om een of meerdere redenen het predikaat eerste rock-'n-rollplaat zouden kunnen hebben verdiend. Meijers doet hetzelfde, met dit verschil, dat hij het over Nederland heeft, eerder begint (1939) en later ophoudt (1960). Dit deel van het boek is heel vermakelijk,