een voorliefde voor een jeugdig publiek, omdat je volgens hem voor figurentheater een onbeperkte fantasie nodig hebt. En dat is ook zo: de identificatie maakt wezenlijk deel uit van het figurentheater. Een echte poppenspeler wordt via de manipulatie één met de pop. Hij spreekt en beweegt via haar. Het is belangrijk dat de toeschouwer over voldoende fantasie beschikt om mee te gaan in die verbeelde wereld. Maar voor volwassenen is figurentheater, zoals dat vandaag
Jakob Beks in ‘Ensor’ van Theater Froe Froe - Foto Marc Maillard.
gemaakt wordt, al even interessant. Een volwassen toeschouwer is zich bewust van de manipulatie - die in veel voorstellingen van dit moment getóónd wordt, omdat acteur en pop uit de kast zijn gekomen. En op die manier kan hij genieten van het spel van zijn en niet-zijn, van de interactie tussen subject en object. Zo baart het figurentheater een geheime tussenwereld, een universum van steeds andere ikken.
Theater Taptoe en Froe Froe zijn, samen met de wonderbaarlijke knutselaar met objecten Pat van Hemelrijck, de voorbije tien jaar voortdurend op zoek geweest naar andere wegen om het figurentheater de nodige artistieke vrije baan te geven. Zo maakte Taptoe in 1995 het biodrama voor volwassenen Twee Gentenaars, gespeeld in het Museum voor Industriële Archeologie en Textiel in Gent. De sfeervolle scenografie in deze voormalige fabriek maakte van de machines zwijgende objecten, terwijl alle aandacht ging naar Luk de Bruyker, die in de huid kroop van de markante Gentse industrieel Lieven Bauwens. Het jaar daarop kwamen er objecten uit de keuken tot leven in de succesvolle productie Kok-o-fonie, waarin je een kok zag worstelen met van alles en nog wat uit de Belgische, Chinese en Italiaanse keuken. Wie op dat moment dacht dat Taptoe zijn sterke banden met de roots van het figurentheater doorgeknipt had, kon met Genoveva... zo kuisch, zo pure (1998) zijn hart ophalen. In de prachtige Gentse Opera werden de toeschouwers ontvangen als de genodigden van een bourgeoisfamilie en op een stuk papieren theater vergast. Vlakke papieren figuurtjes schoven in deze figurentheatervorm van coulisse naar coulisse en de achtergronddecors veranderden snel. De muziek, een onvoltooide mini-opera van Erik Satie, werd live gebracht door klassiek geschoolde muzikanten.
Al even fascinerend was De maan schildert sterren boven Bursa (2001), een voorbeeld van de aandacht voor het multiculturele die Taptoe de voorbije tien jaar zeker gehad heeft. In 1995 was Luk de Bruyker Hayali geworden, grootmeester in het Turkse traditionele poppenspel. Uitzonderlijk, want geen enkele niet-Turk mag zich op deze titel beroepen. We kregen in de voorstelling De Bruykers talent voor dit schimmentheater te zien, in het traditionele verhaal van de Turkse helden Karagóz en Haçivat.
Eind 2002 maakte Taptoe opnieuw een succesvoorstelling: Skroetsj, naar Charles Dickens. Je zou kunnen stellen dat Taptoe zich in deze voorstelling opnieuw in de kast terugtrok, maar toch is dit een hedendaagse productie. We zien Luk de Bruyker de hele voorstelling lang als humanet (half pop, half acteur), in samenspel met stangpoppen en een hoop objecten die ook al tot leven komen. Het klankdecor en de belichting eisen een belangrijke rol op. In dat opzicht is Skroetsj een sleutelproductie voor de werking van Theater Taptoe op dit moment, die aantoont hoe in het hedendaagse figurentheater traditie en vernieuwing kunnen samengaan en hoe voorstellingen multimediaal kunnen worden zonder op een geforceerde manier hip te zijn.
Taptoe heeft, vooral door de inzet van Freek Neirynck, de beleidsmatige koers in verband met het figurentheater sterk mee be-