Titus Muizelaar (o 1949) - Foto LABORATORIVM.
voor theater in het circuit van de kleine zalen: ‘Ik vind overigens nog steeds dat toneel beter tot zijn recht komt in kleine zalen. In grote zalen maak je opera, in kleine zalen laat je mensen zien. De speltechniek die je voor grote zalen nodig hebt, blijft toch vrij grof. Ambtenaren beweren graag dat er te weinig regisseurs zijn die de grote zaal aankunnen, maar dat is onzin. Er zijn gewoon te veel grote zalen. Er staan 114 schouwburgen en we hebben er maar twaalf nodig.’ (
NRC Handelsblad, 12 oktober 2000).
Per augustus 2004 treedt Muizelaar als regisseur in vaste dienst bij Het Toneelhuis, Vlaanderens grootste theatergezelschap, waar hij in 2006 te maken zal krijgen met Guy Cassiers, die zijn artistiek leiderschap van het Rotterdamse ro theater zal inruilen voor een dito functie in Antwerpen. Luk Perceval, de huidige artistiek leider zal dan reeds vertrokken zijn naar de Schaubühne in Berlijn om daar een van de drie vaste regisseurs te worden - waarmee slechts kort de aandacht gevestigd is op de grote stoelendans die de komende paar jaar de Nederlandse, Vlaamse (en Duitse) podia gaat beheersen. Het aanstaande vertrek van artistiek leider Johan Simons van ZT Hollandia in Eindhoven naar het Publiekstheater in Gent markeert eens te meer het einde van de ‘Vlaamse golf’ die in de jaren tachtig de podia van het Noorden overstroomde. De grenzen lijken voorgoed doorbroken, wat bijvoorbeeld ook blijkt uit het feit dat het aantal coproducties van Vlaamse en Nederlandse gezelschappen toeneemt.
Reeds het vorige seizoen regisseerde Muizelaar voor Studio Tokio, het kleine podium van Het Toneelhuis, Belgian Landscapes, een productie rond het oeuvre van Tom Lanoye, en dit seizoen werkte hij er met dezelfde drie acteurs aan het improvisatieproject Licht ongemakkelijk. Muizelaar ziet verlangend uit naar zijn overstap: ‘Ik voel me hier als een vis in het water,’ zegt hij in een interview met Jeroen de Preter op de website van Het Toneelhuis: ‘Misschien heeft het ermee te maken dat ik als jonge knaap naar een jezuïetenschool ben geweest. Ik merk dat de jezuïetenmentaliteit er in Vlaanderen nog altijd veel meer inzit dan in Nederland.’
Misschien dat Muizelaar bij Het Toneelhuis zijn scherpe kanten kan laten zien, zijn dienstverband bij Toneelgroep Amsterdam zal niet de boeken ingaan als geruchtmakend of controversieel. In de wandelgangen van de kritiek vielen regelmatig woorden als ‘loyaal’, ‘welwillend’, ‘toegeeflijk’. Waarschijnlijk bepaalden dergelijke eigenschappen dat niet hij maar Ivo van Hove de opvolger werd van Gerardjan Rijnders, en waarschijnlijk bepaalden ze ook dat hij bij Van Hoves komst de functie van ‘hoofd communicatie tableau’ kreeg toebedeeld, een soort intermediair tussen de spelersgroep en de artistieke leiding. Op basis van die functie heeft hij in toenemende mate de rol van troubleshooter moeten spelen, en ongetwijfeld heeft die rol meer van hem gevraagd dan hem lief was.
Een belangrijk wapenfeit uit de loopbaan van Muizelaar, geboren in 1949, is de oprichting, in 1983, van Maatschappij Discordia samen met Jan Joris Lamers. Voor zijn bijdrage aan de eerste productie van dit vernieuwende gezelschap, Über die Dórfer van Peter Handke, ontving hij de Arlecchino, een prijs van de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouw Directies (VSCD) voor de beste mannelijke bijrol. Na een periode als freelanceacteur werd hij vier jaar later door Gerardjan Rijnders gevraagd voor de toen in oprichting zijnde Toneelgroep Amsterdam, maar Muizelaar bedankte en ging weer acteren bij Discordia. Met ingang van het seizoen 1992-1993 echter vormde hij samen met Rijnders de artistieke