Ons Erfdeel. Jaargang 47
(2004)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 210]
| |
Afb. 1, Jan van Munster, ‘Brainwave’, 2000, neon, 60 × 1800 cm, Leopoldinaziekenhuis, Schweinfurt - Foto W. Lukowski.
| |
[pagina 211]
| |
Vernieuwend of klassiek?
| |
KunstlichtkunstVanaf 1968 probeert jan van Munster steeds weer een kunstwerk op te bouwen van louter licht. Was het licht in de vroege werken nog narratief gebruikt, | |
[pagina 212]
| |
Afb. 2, Jan van Munster, ‘Bevruchter’, 1965, polyester, plexiglas, 50 × 160 × 70 cm -Foto PM. Martens.
in de jaren daarna wordt het een ‘gewoon’ materiaal. Met dien verstande dat het juist niet gewoon, maar in zijn trillende fascinatie, in contrast met zwart of in contrasterende kleuren wordt gebruikt. De plastische mogelijkheden van kunstlichtkunstGa naar eind(1) komen in al hun basale kracht goed tot uiting bij ‘Vastgeschroefd licht’ uit 1975. Een grote, donkere schroef zet hier stralend geprojecteerd licht vast tegen een muur, zo denkt de kijker. Het hele beeld is echter een projectie, dus louter illusie. Met kunstlicht kunnen in monumentale gebouwen verschillend gekleurde lichtroutes worden uitgezet. Zo fungeren in de schouwburg van Rotterdam (1988) rode en blauwe neonbuizen als gidsen die de bezoekers helpen bij het vinden van hun weg in dit enigszins duistere en complexe gebouw. Minder functioneel waren de ‘Energielijnen’ in een tunnel naar de Donau in Ingolstadt uit 1992. (afb. 3) Daar waren lichtende energielijnen uitgezet, parallel aan en diagonaal op de architectuur, in groen en blauw. Een extra intellectueel genoegen bestond erin dat jan van Munster de neonbuis van de horizontale lengteas van de tunnel visueel liet doorlopen in de verticale neonsculptuur van de overkant van de Donau-oever, althans gezien vanuit een bepaald punt. Hier kon de energie zichzelf dus verplaatsen door de lucht en over het water, was de suggestie van de sculptuur. De ‘Energielijnen’ (door vandalisme beschadigd en nog niet volledig in de oorspronkelijke staat hersteld) verlichtten weliswaar de tunnel, maar als kunstwerk waren ze autonomer dan het rode en blauwe ‘Kruisend licht’ in de schouwburg in Rotterdam. | |
[pagina 213]
| |
Afb. 3, jan van Munster, ‘Energielijnen’, 1992, neon, aluminium, Ingolstadt, Donautunnel - Foto archief jan van Munster.
Dat jan van Munster het werk in Ingolstadt ‘Energielijnen’ noemde, is niet verwonderlijk. Zelf zegt hij over de verhouding van licht en energie: ‘Bij licht gaat het mij niet alleen om de visuele indruk, maar vooral om de energiegeladenheid, die onzichtbaar is. Dat heeft te maken met de mystieke kant van het object, dat gekenmerkt wordt door een soort geslotenheid. Maar wat binnen zit wordt naar buiten gebracht door een bijzondere manier van plaatsing van de elementen. Daar ontstaat een spanning, een uitstraling in de ruimte, waarbij het licht als het ware openbarst.’Ga naar eind(2) Het licht heeft voor hem niet alleen een mystieke kant, ook een lichamelijke. Sommige als vrij kunstwerk gemaakte lichtobjecten kregen zijn eigen lengte: 172 cm. In 1978 werkte hij samen met de choreografe Krisztina de Chátel. De dansers moesten zich hier verhouden tot de door hem uitgezette verticale neonsculptuur. Eerder, in 1972, kwamen acht 16 mm kleurenfilms tot stand van drie minuten, waarbij jan van Munster op velerlei manieren een relatie aangaat met een lichtbron. In het duister wordt bijvoorbeeld alleen zijn oor stralend wit aangelicht. Hij klemt een licht tussen tanden en lippen en langzaam verschuift een grote bal van de ene wangzak naar de andere. Of er ligt een kleine lichtstaaf gebed in zijn arm, terwijl deze zich langzaam sluit. Ook als hij gesloten is, blijkt de kracht van het licht zo groot, dat dit naar buiten uitschijnt. In deze performance verkent jan van Munster de mysterieuze krachten van het licht en gaat er een innige band mee aan.Ga naar eind(3) Net als de Amerikaanse kunstenaar Bruce Nauman heeft hij een voorkeur voor het irrationele karakter van de lichtsculptuur. Het in de arm verborgen licht ‘barst als het ware open’ en de geladen energie maakt zichtbaar wat eigenlijk onzichtbaar is. De kunstenaar schept niet; zijn scheppingsdaad bestaat erin dat hij toont wat er is. | |
[pagina 214]
| |
Afb. 4, Jan van Munster, ‘Energie II’, 1999, staal, koper, compressor, lamp, 230 × 60 × 60 cm - Foto R. Riemens.
| |
Tonen wat er is: kou en warmteVooral in de jaren tachtig en later legt Jan van Munster zich toe op het tonen van het natuurkundig aspect van kou en warmte. Zo vervaardigt hij in 1999 ‘Energie II’, een hoge ‘toontafel’ met compressor, die de afhangende staaf met zijn gevoelige vorm sterk doet afkoelen. (afb. 4) De vochtigheid van de lucht wordt op de staaf zichtbaar in de vorm van een kleed van fijne ijskristallen. Het minste aanraken van het oppervlak - waartoe de pure witheid en de fijne kristalstructuur ten zeerste uitnodigt - heeft rampzalige gevolgen. Dat de staaf het hart van de installatie is, blijkt uit zijn licht welvende vorm, de afwijkende kleur en de kwetsbare huid. De kijker kan de lichamelijke emotie die de kunstenaar met ‘Energie II’ wil oproepen, visueel en artistiek ervaren. Maar bij dit werk is nog een meer verinnerlijkte ervaring mogelijk. Een literkan van glas vangt de druppels op die van de staaf kunnen vallen als ‘hemeltranen’. Die worden gebotteld in flesjes van 250 cc, die vervolgens worden genummerd en gesigneerd. Op sommige tentoonstellingen worden de hemeltranen in kleine glaasjes te drinken aangeboden. Het water ‘geeft energie en houdt jong’, zegt de kunstenaar. Dat hopen we dus. Wel kan ik uit eigen ervaring bevestigen dat het ‘helder en smaakloos’ is. Ook de warmte maakt jan van Munster in heel wat werken aanschouwelijk, onder meer in de lichtsculpturen. Daarnaast deed hij dat meer specifiek, bijvoorbeeld in 1983 in een inventie die hij ‘Geklemde warmte’ noemde. Deze heeft enige overeenkomst met ‘Vastgeschroefd licht’ uit 1975, al heeft | |
[pagina 215]
| |
de oudste sterkere plastische kwaliteiten. Bij ‘Geklemde warmte’ wordt er energie toegevoegd aan een stalen staaf, die daardoor roodgloeiend wordt. Aan beide uiteinden is hij blijkbaar geïsoleerd, want de staven die hem daar voortzetten, zien zwart als koud staal. De macht van de energie dringt zich hevig op. En de bankschroef die de gloeiende staaf vasthoudt en tegen de muur schroeft, is van een zwaar kaliber. De tegenstelling wekt bij wie daar ontvankelijk voor is een lichamelijke, emotionele reactie. En het was juist de emotionele band met de energie die bij jan van Munster de ontstaansgrond vormde voor een werk als ‘Geklemde warmte’. | |
Plus MinIn 1986 vervaardigde de kunstenaar een installatie die uiterlijk de eenvoud bezat van een vondst: in het park van het Rijksmuseum Kröller-Muller in Otterlo legde hij niet ver van het gebouw van Henry van de Velde een warmtedraad in de sneeuw in de vorm van een plus- en een minteken. Een kortstondig kunstwerk. Als titel kreeg het ‘Minus is Plus’. Waar de spiraal lag, smolt de sneeuw en nieuwe sneeuw wiste zelfs de voetstappen van de maker uit. Even bleef de sneeuw net zo onaangeraakt als de kristallen op de lange staaf van ‘Energie II’. Al in de periode van de ‘Bevruchter’ hield Jan van Munster zich bezig met de menselijke energie. Ook de lichtkunst en de warmte- en koude-werken vinden hun bron in een vorm van energie, de elektrische spanning tussen twee polen. Voor deze tegenstelling koos de kunstenaar als symbolische tekens het plus- en het minteken. Als een afkorting en een geheimtaal zijn ze in zijn werk te vinden. Wie de tekens ziet zonder over enige informatie te beschikken, kan zich - als bij andere actuele kunstwerken - buitengesloten voelen. De bezoeker van het beeldenbos van het Kröller-Muller Museum in Otterlo kan daar een ‘Plus Minus’ aantreffen uit 1988. Zowel de plus als de minus heeft, veelzeggend, de lengte van de kunstenaar: 172 cm. De twee delen zijn 60 cm hoog en uitgevoerd in zwart graniet, een uitermate harde steensoort, die veel voor de duurdere grafmonumenten wordt gebruikt. Er bestaat een foto waarop jan van Munster uitgestrekt ligt op de plus, aanduidend dat ‘Plus Minus’ niet alleen een menselijke maat bezit, maar ook de eenheid suggereert van het kunstwerk en zijn maker. Wordt jan van Munster hier opgeladen met nieuwe energie? Het gebruik van het traditionele materiaal, op traditionele wijze gepolijst, verbindt ‘Plus Minus’ met de klassieke beeldhouwkunst. In Renesse, in Zeeland, waar de kunstenaar woont, bestaat sinds 1995 de Stichting Plus Min. In de loop van de jaren had jan van Munster het dubbelsymbool vormgegeven in verschillende materialen en formaten. Hij wilde het éénmaal realiseren als bouwwerk. Dat gebeurde in 1995. Er werden twee gebouwen opgetrokken in de geest van De Stijl, slechts één verdieping hoog, | |
[pagina 216]
| |
Afb. 5, Jan van Munster, ‘Stichting Plus Min’, Renesse, 1995 - Foto archief Stichting Plus Min.
een plus-gebouw als expositieruimte en een min-gebouw dat dienst kan doen als atelier. (afb. 5) Het was echter niet de bedoeling dat deze gebouwen in dienst zouden staan van het werk van jan van Munster, maar van de cultuur in een bredere zin. Een gastconservator stelt een programma samen voor een jaar en nodigt achtereenvolgens drie artists in residence uit die enige maanden komen werken in het mingebouw. De oogst kan daarna worden getoond in de plus. Ook zijn er mogelijkheden om die oogst publicitair uit te delen. | |
De ‘brainwaves’Sinds 1997 houdt jan van Munster zich bezig met ‘brainwaves’. Een brainwave is in zijn oeuvre een opgemeten hersenactiviteit van hemzelf, een e.e.g. of elektro-encefalogram dus, waaruit een klein deel gekozen wordt, dat bijvoorbeeld in een neonweergave kan worden vastgelegd. Bij het hart en de hersenen kan de energie aan de bron worden gemeten. En zoals de plus en de min afgekorte tekens zijn voor energie, kan ook de brainwave een algemeen geldige betekenis krijgen, zodat de kijker door de brainwave aan de activiteit van zijn eigen brein wordt herinnerd en zichzelf vertegenwoordigd voelt in het kunstwerk. Een ideale toepassing vond de ‘Brainwave’ die in 2000 werd aangebracht tegen de twaalfde verdieping van de gevel van het Leopoldinaziekenhuis in Schweinfurt. (afb. 1) Het rode neonschrift is van ver en dichtbij een baken voor verkeersdeelnemers. Het achttien meter lange e.e.g.-beeld verwijst naar het sociale idealisme van de werkzaamheden in het gebouw. In de rode grafiek zijn allereerst de patiënten vertegenwoordigd, maar ook de staf en de medewerkers. | |
[pagina 217]
| |
Soms biedt jan van Munster een korte tekst, bijna evenzeer een afkortingssymbool als het plus- en minteken. Zo ontstond in 1999, opgenomen in e.e.g.-achtige golven, een esthetische schriftuur van het woord ‘ik’ in ‘Het beroemde IK-lampje’. Het roept de herinnering op aan korte teksten van Bruce Nauman als ‘Eat’ en ‘Death’, zoals die te vinden zijn in het Stedelijk Museum in Amsterdam (1972). Overweegt bij Nauman in dit neonwerk een wat grimmige humor, bij Van Munster staat in de titel het relativeren van het ego voorop. Het werk van Nauman volgt Jan van Munster met aandacht en hij geniet van de ironie en de geest van vrijheid die het uitstraalt. Van de brainwaves die ontstonden in de jaren negentig in rood, blauw of zwart-wit, horizontaal of verticaal gepresenteerd, vind ik er twee in zwart-wit het meest indrukwekkend: een ‘Brainwave’ uit 1997 (155 cm lang) en een uit 1999 (178 cm). Bij beide werken klimt de zwarte buis omhoog, een voor ons oog grillige weg afleggend, maar in feite gehoorzamend aan de activiteit van het brein van jan van Munster. Aan de achterkant schijnt het licht op de muur, zodat de vorm van deze ‘Brainwave’ daar diffuus wordt weerspiegeld als een weerkaatsing in het water. In het hart van deze route stijgt aan de voorkant in alle ernst de zwarte lijn op, lustig op voorzichtige wijze. Rijk en sober tegelijk.
In 2002 werd aan jan van Munster in Apeldoorn de nationale oeuvreprijs voor beeldhouwkunst uitgereikt, de Wilhelminaring. De prijs omvat een geldbedrag, de opdracht voor een monumentaal beeld in de openbare ruimte in ApeldoornGa naar eind(4) en een speciaal voor de winnaar ontworpen ring. De ring van 2002, gemaakt door Jan Matthesius, bestaat uit negen delen en kan worden voorzien van verschillende opzetstukken al naar de voorkeur van de dag. Tot slot kom ik terug op de vraag of het werk van jan van Munster meer als klassiek of eerder als vernieuwend moet worden beschouwd. Vernieuwend is het meeste materiaalgebruik: polyester, licht, beweging, geluid, het aanschouwelijk maken van kou en warmte als toepassing van energiegebruik. Klassiek is de keuze van steen als materiaal en het gebruik van symbolen als plus en min. Klassiek is ook het thema van de verborgen energie, die zichtbaar wordt gemaakt. Het woord klassiek betekent blijkens drie in mijn bezit zijnde woordenboeken onder meer ‘voorbeeldig in zijn soort’ en ‘met blijvend gezag’. Zijn volgens die betekenis niet ook de vele vernieuwende werken van jan van Munster klassiek? |
|