De woorden die hierboven ter illustratie zijn geciteerd, zijn afkomstig uit de Sotho-taal-groep. Het gaat bijna altijd om zelfstandige naamwoorden die verwijzen naar nieuwe begrippen, geïntroduceerd door de Europeanen. Af en toe vinden we ook een werkwoord afgeleid uit het Nederlands, maar dan gaat het eveneens om begrippen geïntroduceerd door de Europese immigranten (bijvoorbeeld harken, kammen, inenten).
De zwarte Zuid-Afrikaanse talen zijn niet beïnvloed door het Nederlands van de twintigste of eenentwintigste eeuw, maar wel door het lokale achttiende- of negentiende-eeuwse Nederlands en later door het Afrikaans, dat in 1925 het Nederlands verving als één van de officiële talen van de Unie van Zuid-Afrika. Een voorbeeld: ‘Erwt’ is in het Afrikaans ‘ertjie’, waarbij de ‘ti’ wordt uitgesproken als ‘k’. In het Tswana wordt dit ‘erekisi’.
Een aantal van de leenwoorden van Nederlandstalige oorsprong is in de zwarte talen een eigen leven gaan leiden. ‘Zakdoek’ in het Zoeloe is ‘iduku’. Dit woord heeft evenwel ook de betekenis verkregen van ‘een stuk textiel’ en zo ook van ‘vlag’. ‘Luier’ is in het Xhosa ‘laphu’, afgeleid van ‘lap’, tafelkleed is ‘ilaphu letafile’.
De Zuid-Afrikaanse grondwet erkent 11 officiële talen. Naast Engels en Afrikaans zijn dat negen zwarte talen. De belangrijkste hiervan is het Zoeloe, dat de moedertaal is van iets meer dan 9 miljoen zwarte Zuid-Afrikanen. Daarna volgt het Xhosa, de moedertaal van ongeveer 7 miljoen zwarte Zuid-Afrikanen. Zoeloe en Xhosa zijn onderling sterk verwant. Aanleunend bij Zoeloe en Xhosa hebben we verder Swazi (1 miljoen), Ndebele (600.000) en Tsjangaan (1,8 miljoen). Samen vormen deze talen de Nguni-taalgroep.
Daartegenover staat de Sotho-taalgroep die Noord-Sotho (3,7 miljoen), Zuid-Sotho (3,1 miljoen) en Tswana (3,3 miljoen) omvat. Tswana is ook de moedertaal van de ongeveer 1 miljoen inwoners van Botswana; Zuid-Sotho is de officiële taal van het kleine bergkoninkrijkje Lesotho. Het verschil tussen Nguni- en Sothotaalgroepen kun je zowat vergelijken met dat tussen Romaanse en Germaanse talen. Naast de Nguni- en Sotho-taalgroep is er nog een kleine totaal losstaande taal, het Venda.
In historisch perspectief werden de Ngunitalen vooral gesproken in het oostelijke (Zoeloe) en zuidoostelijke (Xhosa) gedeelte van het land; de Sotho-talen in het centrale (Zuid-Sotho), noordoostelijke (Noord-Sotho) en noordwestelijke (Tswana) gedeelte van het land.
De eerste contacten tussen Europese immigranten (van Nederlandse oorsprong) en zwarte bevolkingsgroepen vond plaats in het zuidoosten van het land, tegen het einde van de achttiende eeuw. De Nederlandse invloed op de Nguni-talen dateert vanuit deze periode (einde achttiende, begin negentiende eeuw). Het gaat hier om tientallen leenwoorden, die voornamelijk verwijzen naar alledaagse gebruiksvoorwerpen, die voorheen niet bekend waren in de zwarte culturen. Enkele voorbeelden: ‘tafel’ is in het Xhosa ‘itafile’, in het Zoeloe ‘itafula’. In het Zoeloe is het hedendaagse woord voor ‘kraantje’ ‘umpompi’, afgeleid van ‘pomp’. ‘Naald’ is in het Zoeloe ‘inaliti’. We vinden ook leenwoorden voor voorheen onbekende huisdieren, nieuwe groenten of flora en zelfs sommige gerechten. ‘Kat’ is in Xhosa en Zoeloe ‘ikati’; knoflook is in het Xhosa ‘ikonofili’; spek is in het Xhosa ‘isipeke’. Ook sommige begrippen uit de samenleving zijn van Nederlandse oorsprong. Voorbeelden: ‘dorp’ is in het Xhosa ‘idolophu’, in het Zoeloe ‘idolopha’. ‘Winkel’ is in het Xhosa ‘ivenkile’.
In de loop van de negentiende eeuw is het oostelijk gedeelte van het land in toenemende mate onder Engelstalige invloed gekomen. Daarom zijn er in de Nguni-talen nauwelijks jonge leenwoorden van Nederlandstalige oorsprong.
Een deel van de Nederlandstalige bevolking in de ondertussen Brits geworden Kaapkolonie trok vanaf 1835 dieper het binnenland in (de zogenaamde ‘Grote Trek’). Een en ander mondde uit in de oprichting van twee Nederlandstalige republieken, één in het centrum van het land (de Republiek Oranje-Vrijstaat) en één in het noorden van het land (de negentiendeeeuwse Zuid-Afrikaanse Republiek, ook bekend als Transvaal). Na afloop van de zogenaamde Anglo-Boerenoorlog (1899-1902) werden deze Nederlandstalige republieken verenigd met de Kaapkolonie en Natal (beide Brits) tot de Unie van Zuid-Afrika. Het grondgebied van de vroegere Republieken Oranje-Vrijstaat en Transvaal bleef evenwel de regio waarin het Nederlands en later het Afrikaans domineerde. De zwarte bevolking sprak hier overwegend