de journalist Wekeman, zijn vrouw, zijn concurrent en zijn chef hun lied mogen zingen. Een lied dat, zoals steeds bij Petry, om seks en liefde gaat. Ook nu weer maakt hij dienaangaande rake opmerkingen, maar toch heel wat minder dan vroeger. Petry wou immers vaart brengen in de hellevaart van zijn held. En het moet gezegd worden: de roetsjbaan van Wekemans bestaan kent enkele onverwachte wendingen. Hij wordt verliefd op de glamoureuze sterjournalist die zijn mooie opdrachten wegpikt. Hij mag uiteindelijk toch nog de Amerikaanse president interviewen tot hij het helemaal verknoeit en zowaar soelaas vindt in de armen van zijn wettige echtgenote. Zou samen een kind krijgen geen oplossing kunnen zijn voor zoveel bokkensprongen in een heidens leven? Tot zover de verrassend gewone conclusie van Petry's nieuwste roman.
Petry tapt deze keer dus uit een ander vaatje. Hij toomt de spirituele terzijdes van zijn schelm van dienst in om hem mee te laten spelen in een verhaal waarin de ‘scorende’ journalistiek op de korrel wordt genomen. Hij timmert een plotje in elkaar om de lezer nieuwsgierig te maken naar de uiteindelijke ontknoping. Maar hoezeer Petry zijn oorspronkelijk spirituele temperament ook probeert te temmen, toch zijn de mooiste momenten opnieuw die passages waarbij de verteller het scherpe observatievermogen van zijn filosofisch impressionisme een vrijgeleide geeft. Als het dan nog over de oorlog tussen de seksen gaat, zet Petry pure aforismen neer, zoals wanneer Wekemans vrouw haar echtgenoot lik op stuk geeft: ‘Leo is gewoon wat zoveel mannen zijn: ze zijn zoals ze zich verbeelden te zijn. En aangezien de meeste mannen geen genieën zijn, is hun verbeelding ook al niet zo geniaal. Je raakt er op de duur simpelweg op uitgekeken, op dat meestal weinig verfijnde, vrij onsamenhangende en niet zo bijster originele zelfontwerp waar de mees
Charles Ray, ‘Mannequin, Fall '91’, 1991.
te mannen, om god weet welke reden, zich aan vastklampen.’
Ik hou er meer van dat Petry geen water in zijn filosofische wijn doet en voluit voor verlossing gaat, zoals in zijn onovertroffen tweede roman. Gods eigen muziek is het voorlopige hoogtepunt uit het oeuvre van deze getalenteerde parabelschrijver die de pech had dat hij bij zijn debuut het pad van die andere getalenteerde Vlaamse romanauteur kruiste, Erwin Mortier namelijk. Anders was de jaarlijkse Debuutprijs in 2000 niet naar Marcel gegaan, de eersteling van Mortier, maar naar Het jaar van de man van Petry. Een groter publiek had dan vanzelf aandacht gekregen voor Petry's werk en dus had hij niet meer zo expliciet naar de gunst van de lezer hoeven te hengelen, zoals hij dat doet in zijn laatste boek. Maar Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. Die van Petry hopelijk ook.
Frank Hellemans
yves petry, De laatste woorden van Leo Wekeman, De Bezige Bij, Amsterdam, 2003, 256 p.
yves petry, Gods eigen muziek, De Bezige Bij, Amsterdam, 2001, 202 p.
yves petry, Het jaar van de man, De Bezige Bij, Amsterdam, 1999, 184 p.