om ‘Ik weet de weg in een huis dat er niet meer is’ van Rudy Maillot als inspiratiebron te gebruiken.
Op de verhalen die reeds verschenen in Een onderscheiding, Vertelde tijd en Vrouw met Dobermann wil ik niet te diep ingaan en ookverhalen uit de romans laat ik voor wat ze zijn. Vertelde tijd vond ik geen verhalenbundel, eigenlijk gewoon een Willem van Maanen-roman die een stapje verder ging dan een vorige, Het nichtje van Mozart (1983) bijvoorbeeld, of een volgende, Een huis van lief en leed (2000), romans die uit verschillende verhalen van verschillende vertellers bestaan, waartussen de lezer zelf de belangrijkste verbindingen moet leggen.
Ook de ‘echte’ verhalen verschillen niet van die in de romans, in onderwerpkeuze, thematiek noch vormgeving. Dat vrijwel heel het oeuvre - uitgezonderd misschien De onrustzaaier (1954) - over de spanning tussen fictie en werkelijkheid gaat, blijkt al het thema van het oudste verhaal, ‘Schrijven op het water’ uit 1958. Van Maanen is bewust schatplichtig aan Kafka; hij heeft dan ook een heel toneelstuk aan de Praagse auteur gewijd en verwijst in veel romans naar diens werk. Een gedaanteverwisseling van mens tot dier (en weer terug) komt voor in ‘De bontjas’ en ‘Vrouw met Dobermann’. Iets van de kaiserliche & königliche sfeer ademt ook ‘De onderscheiding’. ‘De vormmachine’ vervolgens, ook al is die denkbeeldig, wekt associaties op met een apparaat uit Kafka's ‘In der Strafkolonie’. Ook zien we verwijzingen naar andere literaire voorgangers van Shakespeare tot Tournier, en in alle gevallen getuigt Van Maanen van een scherpe kijk op hun werk.
Andere verhalen hebben de uit de romans vertrouwde locaties als een Midden-Europees stadje uit de kaiserliche & königliche, dan wel communistische tijd, of een naamloos stadje aan een Nederlandse rivier, dan wel Rome. De rol van de muziek is prominent aanwezig, vooral in de cyclus ‘Moments musicaux’, waarin onder andere een Olivier Messiaenachtige componist voorkomt.
Vaak is in het verleden iets voorgevallen tussen personages dat invloed heeft op hun latere functioneren, niet zoals in een psychologische roman die een raadsel oplost, maar in een Van Maanen-roman die het raadsel vergroot, zoals in het verhaal ‘Op heilige grond’. In interviews heeft de auteur wel eens de wens uitgesproken een werk te schrijven waarin niets gebeurt. Daarin is hij nog niet geslaagd en de vraag is overigens of dat wenselijk zou zijn. Waarin Van Maanens werk zich wel onderscheidt van dat van veel collega's, is de sobere stijl en de afwezigheid van een moraal, doel of boodschap in de geschiedenissen die hij vertelt.
Daartoe maakt Van Maanen soms gebruik van het principe van de omkering: de verzetsman die volgens zijn weduwe een beest bleek te zijn, de moeder die liever met de succesvolle broer van de vader van de verteller was getrouwd. Ook de schuld die sommige vertellers voelen - wanneer bijvoorbeeld een buitenstaander ten onder gaat die een beroep op hen heeft gedaan - als in ‘Een zeldzame vogel’, is niet moreel van aard, maar juist een toestand waardoor ze zelf ook tot buitenstaander worden. Zo worden ze gezogen in een vreemde tussenwereld waar niets is wat het lijkt.
Een mooi voorbeeld hiervan is ‘Het monument’. Het verhaal lijkt te beginnen als een allegorie op het drama van Putten (het Veluwse dorp waaruit de Duitsers tijdens de bezetting honderden mannen hebben gedeporteerd, van wie slechts een klein deel levend terugkeerde), maar verandert gaandeweg in een bijna tijdloos sprookje dat uiteindelijk ook weer raakt aan de kafkaëske metamorfose.
‘Ik weet de weg in een huis dat er niet meer is’, Van Maanens recentste verhaal, lijkt autobiografisch. Hij beschrijft het huis aan de rivier de IJssel waarin hij is opgegroeid met zijn ouders, zijn jongere broer en de meid Dina. Het huis is gesloopt om plaats te maken voor een gereformeerde middelbare school, waaraan de criticus Hans Werkman nog verbonden was als leraar. Deze en andere details uit het verhaal zijn bekend uit interviews met de auteur, sommige - de vormmachine op zolder - uit zijn proza. Maar in Van Maanens handen worden de mensen die hij zich herinnert onherroepelijk tot personages en wordt reële geschiedenis tot een indrukwekkend literair verhaal. Neem deze beschrijving van de moeder: ‘In de mezzanine ligt ze half geleund op een laag bed met een oosters kleed, ik zit aan haar voeten en speel met een slip van haar wit linnen reformjurk die tot op de grond hangt. “Jok je wel eens?”, vraagt ze me onverwacht, en in verwarring schud ik van nee. “Dan doe je het nu”, zegt ze, en ze lacht met open mond, waarin een gouden tand glanst.’