Ons Erfdeel. Jaargang 47
(2004)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
Nadat hij eerder in Rechterhand van Nederland (1996) en Schitteringen Schandaal (2001) de levensverhalen van respectievelijk Michiel Adriaenszoon de Ruyter en vader en zoon Tromp heeft beschrevenGa naar eind(1), is het nu de beurt aan Piet Hein. In die voorafgaande studies toonde Prud'homme van Reine zich een vaardig biograaf, nuchter, met oog voor pakkende details, in staat zeegevechten aanstekelijk te beschrijven, en altijd op zoek naar nieuwe, in de archieven verborgen gegevens. Diezelfde kwaliteiten kenmerken ook zijn nieuwste boek. Met vaste hand leidt hij de lezer op basis van zoveel mogelijk originele bronnen door het leven van Piet Hein, van zijn jonge jaren in Delfshaven, waar hij in 1577 als zoon van een redelijk welvarende schipper ter wereld komt, tot zijn dood in 1629 tijdens een onverwacht treffen met Oostendse kapers. Piet Hein komt uit het boek naar voren als een zeeman in hart en nieren, als een man die pas op zee tot leven komt. We zijn weliswaar getuige van zijn opvallende huwelijk in 1612 met de zevenenveertigjarige schippersweduwe Anneke Claesdochter, vernemen dat hij in 1622 tot schepen van Rotterdam wordt verkozen, en zien hem incidenteel in de vergaderzalen van de Staten-Generaal, Heren Negentien en de Amsterdamse Kamer van de West-Indische Compagnie (WIC) optreden, maar pas nadat hij een schip heeft betreden, komt er vaart in zijn leven. Aan avonturen heeft het de zeeman Piet Hein dan ook niet ontbroken. Al als jongeling raakt hij samen met zijn vader in een Portugese haven in Spaanse gevangenschap en wordt hij als roeier op een Spaans galei tewerkgesteld. Enkele jaren later wordt hij als koopvaardijschipper naar West-Indië opnieuw door de Spanjaarden gevangen genomen, ditmaal in de buurt van Cuba. Zijn vormende jaren rondt hij, inmiddels in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), af met een reis naar Azië, waar hij nieuwe ervaringen in leidinggevende functies op zee opdoet en de soms heftige strijd met de inlandse bevolking van nabij meemaakt. In 1623 maakt Piet Hein de overstap naar de WIC. We zien hem vervolgens bevorderd worden tot admiraal en volgen hem op zijn grote expedities tegen de Spanjaarden en Portugezen in Brazilië, Angola en het Caraïbisch gebied, met als hoogtepunt zijn optreden in de baai van Bahia in 1627, waarbij hij verschillende rijk beladen schepen verovertAnonieme houtskooltekening van Piet Hein, ca. 1775, naar een niet meer bekend schilderij van Jan Daemen Cool uit 1625.
en zichzelf en zijn manschappen met ‘een aardighen vondst’ in veiligheid weet te brengen. Het is slechts de voorbode van Piet Heins grote huzarenstuk in het jaar daarop: de verovering van de Spaanse zilvervloot. Zelf hield hij aan de rijke buit, die op 11,5 miljoen gulden werd geschat, slechts 6000 gulden en enkele gouden kettingen met medailles over, maar het leverde hem voor even de dankbaarheid van de natie op. Lang heeft Piet Hein daar niet van kunnen genieten. Nog geen vijf maanden later lag hij dood en begraven in de Oude Kerk te Delft. Daarmee is het verhaal van Admiraal Zilvervloot wel min of meer verteld. Waar Prud'homme van Reines eerdere Schittering en Schandaal nog werd gedragen door het (weliswaar betwistbare) contrast tussen de heldhaftige vader en de schurkachtige zoon, ontbeert dit nieuwe boek iedere spanning. Dat ligt in de eerste plaats aan de hoofdpersoon zelf. ‘Piet Hein kwam, zag, overwon en sneuvelde’, schrijft de auteur aan het begin van zijn ‘Epiloog en conclusie’. En daarmee is inderdaad alles gezegd. Door het gebrek aan egodocumenten mist de persoon van Piet Hein contouren en diepte. Hij wordt vanaf het allereerste begin gepresenteerd als de man ‘met zout in het bloed’, dapper, rechtdoorzee, en altijd doortastend en rechtvaardig in zijn optreden. Dat mag hem in zeventiende-eeuwse | |
[pagina 140]
| |
ogen tot een voorbeeldig exemplum hebben gemaakt, voor de hedendaagse lezer blijft hij daardoor een eendimensionale figuur, waarmee het niet gemakkelijk is zich te identificeren. Nergens doet de auteur bovendien pogingen dit beeld van kanttekeningen te voorzien. Sterker nog, overal waar vraagtekens bij het optreden van de zeeheld kunnen worden geplaatst, zoals in het geval van zijn exorbitante eisen ten aanzien van het opperbevelhebberschap van een nieuwe expeditie na zijn succes met de Zilvervloot of ten aanzien van zijn betekenis voor de hervorming van de marine, is Prud'homme van Reine de eerste die het voor zijn hoofdpersoon opneemt. Een intrigerende biografie levert dat helaas niet op. Naast een biografie is Admiraal Zilvervloot echter tevens - en misschien wel bovenal - het relaas van de verovering van de zilvervloot, dat de kern van het boek uitmaakt. De spanning van het boek wordt er niet door vergroot. Want waar Piet Heins zeemansavonturen vóór 1628 nog tal van hachelijke momenten kenden, is de verovering zelf een anticlimax, zoals dominee Spranckhuysen reeds in zijn in 1629 verschenen relaas moest vaststellen: ‘Onghetwijffelt sal nu den leser verwachten een grooten alarm, daernae een schrickelijcken strijdt ende eintelijck meijnen te sien een zee, gheverwet met menschenbloet [...] Maer hoe liep het af? O, de groote Godt, in wiens handen alle herten zijn, die heeft den onsen leeuwenherten gegheven, ende de trotse Spaengiarden alle haer herten benomen; soo dat si] haer selven niet eens in postuere stelden om te vechten, maer wel om te vluchten’. Admiraal Zilvervloot ontbeert zo een spanningsboog en moet het sterker nog dan de vorige zeeheldenbiografieën in de reeks hebben van de beschrijvingen van expedities, schermutselingen en zeegevechten. Die zijn doorgaans vaardig en aanstekelijk, maar ook wat oubollig en jongensboekachtig. Prud'homme van Reine schotelt zijn lezers in die passages een wereld voor vol uitroeptekens, waarin ‘het ruime sop’ wordt gekozen, ‘snode plannen’ worden gesmeed, ‘buiten de waard’ wordt gerekend en een ‘groot waagstuk’ wordt uitgevoerd. Dat was, als we de auteur mogen geloven, de wereld waarin zeventiendeeeuwse zeehelden als Piet Hein zich thuis voelden, met alle gevolgen van dien. ‘Piet Hein’, zo lezen we in de beschrijving van het treffen met enkele Oostendse kapers, ‘moet zich in zijn element hebben gevoeld. Dit was weer eens wat anders dan de gemakkelijke verovering van de zilvervloot, dit vergde een robbertje vechten zoals in Bahia! Naast kapitein Tromp stond de luitenant-admiraal op het achterdek van de Groene Draeck instructies te geven aan zijn scheepsvolk. Het oorverdovende gevecht was ongeveer een halfuur aan de gang toen Piet Hein een explosie in zijn lichaam voelde en het hem zwart voor de ogen werd. In de rook zag Tromp Piet Hein naast zich neerzijgen op het dek. De luitenant-admiraal was dodelijk getroffen door een kogel van acht pond in de schouder vlak bij zijn hart, zodanig “dat hij datelick is dootgebleven”’. Voor de liefhebbers van avonturenromans, zullen we maar zeggen. Paul Knevel ronald prud'homme van reine, Admiraal Zilvervloot. Biografie van Piet Hein, De Arbeiderspers, Amsterdam / Antwerpen, 2003, 257 p. |
|