Ons Erfdeel. Jaargang 47
(2004)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdDe geschiedenis van Holland en de verschillen tussen de Nederlandse en de Belgische identiteitIn 1998 stelden de provinciebesturen van Noord- en Zuid-Holland financiële middelen beschikbaar aan de Stichting Geschiedschrijving Holland voor het schrijven van een geschiedenis van hun gewest. Een dergelijk werk ontbrak, terwijl nagenoeg alle andere Nederlandse provincies wel hun verleden uitvoerig hadden beschreven. De dominerende rol van Holland in het ontstaan en de ontwikkeling van Nederland is zo groot geweest en gebleven, dat de Hollanders veel minder dan Limburgers, Friezen of anderen de behoefte voelden om hun provinciale identiteit te beklemtonen binnen de nationale. Een veertigtal historici, archeologen, antropologen, kunsthistorici en sociaal-geografen zijn met voortvarendheid aan de slag gegaan en al in 2002-2003 hebben ze een Geschiedenis van Holland gepubliceerd, waarop alle andere provincies jaloers kunnen zijn. Het resultaat van hun werk omvat 1.600 bladzijden in vier banden. Het formaat is groot maar toch handzaam. Er was ook ruimte voor overvloedig illustratiemateriaal, dat oordeelkundig werd gekozen en toegelicht door de beeldredactie onder leiding van Eelco Beukers. Beukers verzorgde ook de coordinatie, terwijl de ‘inhoudelijke redactie’ op naam staat van Thimo de Nijs. Het werk omvat drie chronologisch afgebakende delen. Deel I Tot 1572 begint met een ‘voorspel’ over het eerste millennium. Aan het einde van de negende eeuw verscheen in de bronnen ‘Gerulf, graaf der Friezen’, die wordt beschouwd als de stamvader van het Hollandse gravenhuis. Vanaf de tiende eeuw zijn er voldoende gegevens aanwezig om in afzonderlijke hoofdstukken verschillende aspecten van de ontwikkeling te belichten: politiek en bestuur; de economie, van waterland tot stedenland; religie en schriftcultuur, van de kerstening tot de Hervorming; de kunstproductie in opdracht van het grafelijk hof, kloosters en steden. Op al die terreinen zijn tijdens de voorbije decennia veel nieuwe gegevens opgediept, die in deze synthese konden worden verwerkt. Een vraag die zich daarbij opdringt, is waarin het middeleeuwse Holland verschilde van de omringende gebieden en of daarin een verklaring te vinden is voor de geweldige expansie in de late zestiende en zeventiende eeuw. Tot in de dertiende eeuw liepen de ontwikkelingen in Holland in allerlei opzichten duidelijk achter op die in de meer oostelijke en zuidelijke streken. Maar wel was in vierhonderd jaar de veenwildernis herschapen in drooggelegd cultuurland. Dankzij die Grote Ontginning was de bevolking toegenomen en konden boter en kaas worden geëxporteerd naar de grote stedelijke markten in Vlaanderen en Brabant. Zo'n twee eeuwen later dan in Vlaanderen begon in de dertiende eeuw een versnelde ontwikkeling van steden in Holland. Door de aanwezigheid van zuiver water, turf als brandstof en goede transportmogelijkheden over water, konden Haarlem, Delft en Gouda met hun bierproductie de Zuid-Nederlandse markten overspoelen. Leiden en Amsterdam verwierven een plaats op de internationale markt voor lakense stoffen. Vanaf het einde van de veertiende eeuw namen Hollanders een sterk groeiend aandeel in de internationale handel van in tonnen bewaarde gezouten haring. Ze creëerden de haringbuis, een schip dat gebouwd was om de vis al op de terugreis te verwerken. Vanaf de veertiende eeuw veroverden de Hollanders de rol van de grote vrachtvaarders van Noordwest-Europa. In de Late Middeleeuwen, zo vat Wim Blockmans het samen, waren de vier pijlers ontstaan van wat kenmerkend zou worden voor de Republiek. Ten eerste een cultuurlandschap dat hoge | |
[pagina 134]
| |
eisen stelde aan organisatie en onderhoud, die in handen lagen van vrijwel autonome waterschappen. Ten tweede een transporteconomie. Ten derde een politieke structuur met een zwak centrum als gevolg van de aanhoudende partijstrijd tussen Hoeken en Kabeljauwen. Pas de Bourgondische, maar vooral de Habsburgse gezagsdragers brachten vanaf 1493 een langzame stabilisatie van de bestuurlijke verhoudingen, een eenmaking van Holland dooreen stelselmatige standaardisering en integratie van het bestuur, zoals die eerder in de zuidelijke gewesten was doorgedreven. Ten vierde werd vanaf de late veertiende eeuw in de Hollandse steden een religieus klimaat geschapen dat in vele opzichten vooruitliep op de Hervorming. Deel II 1572 tot 1795 beslaat een fors boekdeel van 527 bladzijden. Zoals in de andere delen wordt de hele periode telkens opnieuw in velerlei opzichten doorlopen, met om te beginnen de politieke cultuur, van de Opstand tot de patriottentijd. Het gaat om Holland, niet om de Republiek, en dus worden de kolonisatie en het uitgroeien tot een mogendheid niet behandeld. Even opzienbarend waren de verwezenlijkingen op andere terreinen. De open economie kende een explosieve groei van 1580 tot 1621, en werd tot 1663 geconsolideerd op een welvaartsniveau dat wellicht het hoogste ter wereld was; daarna trad een Europese crisis in en Holland zou zich in de achttiende eeuw heroriënteren naar financiële dienstverlening en handel in koloniale waren. Ook de schilderkunst van de Gouden Eeuw droeg bij tot de economische bloei, want ‘De wereldwijde faam van de Hollandse schilderkunst is niet alleen te danken aan haar bijzondere karakter en hoge kwaliteit, maar ook aan de ongelooflijke kwantiteit waarin zij werd geproduceerd.’ Aan het slot van het hoofdstuk over onderwijs en wetenschap wordt vermeld dat de Leidse universiteit nog in 1765 in de Encyclopédie werd omschreven als ‘de beste van Europa’. Alleen op muzikaal gebied was er sprake van een recessie, nadat de Reformatie en de Opstand het gewest hadden beroofd van zijn belangrijkste muzikale mecenaat: de kerk. Toch hadden ze, ondanks het bestaan van kerkelijke dwang, een ongewone mate van gewetensvrijheid en tolerantie tot gevolg, die de economische en culturele opbloei mogelijk maakten. Bij de beschrijving van al deze ontwikkelingen gaat het in de Geschiedenis van Holland niet om een opsomming van topprestaties, maar om de weergave van het sociale leven van de Hollanders destijds. Dat geldt ook voor de hoofdstukken over de landbouw, de waterbeheersing, landaanwinning en landverlies; over de immigratie en bevolkingsontwikkeling; de standenmaatschappij; sociale zorg en tolerantie; het literaire leven. Eenzelfde sociale gezichtshoek prevaleert in het lijvige Deel III-1795 tot 2000 (730 bladzijden in twee banden). Daarin komen achtereenvolgens op de volgende terreinen overlappingen voor: de verstedelijking, de economie, de demografie en de migratie. De periode van twee eeuwen wordt bij elk onderwerp telkens weer doorlopen. In de Franse tijd verloor Holland de zelfstandigheid die het als graafschap had gekend. Zijn opsplitsing in Noord- en Zuid-Holland symboliseerde dat. Het Koninkrijk der Nederlanden is ook in vergelijking met andere Europese staten, waaronder België, relatief sterk gecentraliseerd, met slechts weinig autonomie voor provincies en lokale overheden, hoewel die autonomie in de Republiek juist bijzonder groot was geweest. Wel is ze voor de provincies weer verruimd na de Tweede Wereldoorlog. Holland bleef duidelijk, in bijna alle opzichten, het centrum van Nederland. Naast Amsterdam breidden Rotterdam en Den Haag zich uit. Anders dan in Frankrijk en GrootBrittannië bestaat in Nederland niet één metropool, maar een Randstad van aan elkaar gegroeide en elkaar functioneel aanvullende steden. Die Randstad is steeds meer uitgewaaierd naar de oude landprovincies, ook buiten Utrecht, terwijl omgekeerd Noord-Holland boven het IJ en delen van Zuid-Holland niet meer bij het economische kerngebied van Nederland behoren. Dit boek is duidelijk geconcipieerd en geschreven als een geschiedenis van Holland. Zo komt bijvoorbeeld Vincent van Gogh niet voor in het persoonsnamenregister. Maar toch worden het verleden en de identiteit van Nederland in dit werk op magistrale wijze verhelderd. Een geschiedenis van Holland alléén ontsnapt bovendien aan een dilemma waarmee de historiografie van Nederland onvermijdelijk worstelt, als ze wil beginnen vóór 1572. Want de Bourgondisch-Habsburgse staatsvorming in de vijftiende en zestiende eeuw bekroonde een eenmaking van de Lage | |
[pagina 135]
| |
Landen rond Vlaanderen en Brabant. Daarom worden sinds de Tweede Wereldoorlog op initiatief van de Nederlandse historici Benelux-geschiedenissen geschreven, om een kader te vinden waarin de huidige Nederlandse provincies kunnen worden samengebracht, al van vóór 1572 toen Holland nog niet hun centrum was. ‘Er zijn maar weinig volkeren in Europa die zo'n uitgesproken “eigen identiteit” hebben als de Nederlanders’, aldus eurocommissaris Frits Bolkestein in de lezing ‘Nederlandse identiteit in Europa’ die hij op 29 september 2003 in Brussel hield voor de Stichting Ons Erfdeel. We vinden in zijn tekst, die in het septembernummer van dit tijdschrift verscheen, voorstellingen die gemeengoed zijn geworden en die aantonen hoezeer de Nederlandse identiteit door Holland werd bepaald.Ga naar eind(1) ‘Nederland is een product van de opstand tegen Spanje en van de Reformatie’, waaraan het zijn vrijheidsbesef en moralisme te danken heeft; het is ook een product van de Hollandse planmatigheid in de strijd tegen het water en voor ruimtelijke ordening, en een product van de koopmansgeest die Holland ontwikkelde als gevolg van zijn geografische ligging. Die vier eigenschappen, aldus Bolkestein, zijn vaak van uiterlijk veranderd, maar ze overleefden de historische cesuren die de natie na de opstand tegen Spanje nog gekend heeft: de Franse bezetting (1795-1813) en de Duitse bezetting (1940-1945). Bolkestein maakt dan een vergelijking met de zuiderburen. ‘De Vlamingen zochten de wortels van hun identiteit in de Guldensporenslag van 1302. Dat is enige tijd geleden’, voegt hij er ironisch aan toe. Inderdaad, de eerste bloeitijd in de Vlaamse geschiedenis ligt nog verder af dan 1572 en ‘l'éléphant trouvait la baleine trop grosse’, zoals La Fontaine al wist. De eurocommissaris gaat voort: ‘Belgen bleken na eeuwen vreemd bestuur (Spanje, Oostenrijk, Frankrijk en Nederland) een gedrag van ontwijking te hebben ontwikkeld, een soort bezettingsmentaliteit’ die nationaal bewustzijn belemmert, terwijl de NederlanderEen koe in een Hollands landschap, getekend door Wouter van Troostwijk (1782-1810) - Foto Museum Boijmans - van Beuningen.
zich daarentegen conformeert aan zijn staat en natie. Blijkbaar waren de Hollanders niet aangetast door eeuwen vreemd bestuur vanaf 1299 (Henegouwen, Beieren, Bourgondië, Habsburg), in elk geval heb ik in de Geschiedenis van Holland daar niets over gelezen. Wat ik betreur is dat de hier uitgedragen voorstelling tot de essentie behoort van het Nederlandse zelfbeeld, van de Nederlandse identiteit die mede in afweer tegen de Belgische is gevormd. Correctie en aanvulling van de historische gegevens kunnen daarom ook praktisch nut hebben om de kloof, die de grens nog altijd is, wat minder diep te maken. Er bestaat geen verschil van mening over dat de scheiding die ontstond in de zestiende eeuw tot op de dag van vandaag diep doorwerkt in de identiteit. Want ze maakte niet alleen Holland tot centrum van het Noorden, ze was een onderdeel van de grote transformatie van Europa in die periode. De afloop van de Opstand bracht de Noordelijke Nederlanden in de protestantse, overwegend Germaanse wereld, terwijl de Zuidelijke Nederlanden een vooruitgeschoven bolwerk werden van de Contrareformatie, in een overwegend Romaanse wereld met haar eigen barokcultuur. In heel Europa is de afstand tussen die twee werelden nog merkbaar. De volgende grote transformatie in Europa was die van de jaren 1780-1850, de fundamentele omvorming van de Ancien Régime-samenlevingen tot moderne, liberaal-kapitalistische natiestaten. Ook toen kwamen Nederland en | |
[pagina 136]
| |
Affiche voor Hollandse haringen, 1930 -
Collectie Gemeentearchief Vlaardingen. België in verschillende kampen terecht: België in dat van de Franse Revolutie, Nederland in dat van de Duitse romantiek. Het paradoxale is dat beide landen werden uiteengedreven door hun vereniging, in 1815, in het koninkrijk dat Willem I bestuurde naar het voorbeeld van zijn Pruisische verwanten.Ga naar eind(2) In het Hollands-gedomineerde Verenigd Koninkrijk maakten de Belgen 62 % van de bevolking uit en de katholieken ruim 70 %. Dat wakkerde in het Zuiden het streven naar volkssoevereiniteit aan. Maar het veroorzaakte bij de calvinistische elites in het Noorden, en bijzonder in Holland dat traditioneel de leiding had, een reflex waardoor ze hun zelfbevestiging zochten in het behoud van het autoritaire koningschap van Oranje. Ze eisten dat het geen toegevingen zou doen aan de oppositie. De Belgische Revolutie voor ‘de vrijheid in alles en voor allen’ vestigde de eerste gestabiliseerde natiestaat van het continent en gaf de aanzet tot een veelzijdige bloei en expansie. Tijdens de negenjarige staat van oorlog, tot 1839, werd in het Noorden daarentegen de regeringspropaganda nog dieper ingehamerd: democratie en volkssoevereiniteit waren Frans jakobinisme, een eis van onafhankelijkheid van de kerken was Frans ultramontanisme, dat alles was on-Nederlands. Zelfs Rudolf Thorbecke wees de volkssoevereiniteit af, en de ministeriële verantwoordelijkheid die hij invoerde in 1848 hield niet in dat het parlement een minister ook zou kunnen dwingen tot ontslag. Er bleef tot aan de Tweede Wereldoorlog een uitgesproken politieke tegenstelling tussen het meer rechtse Nederland en het meer linkse België, waar de generatielange, anarchistisch gekleurde cultus van de vrijheid en de staatsonthouding tot vandaag de dag de samenleving en het volkskarakter heeft getekend. Het veel meer linkse karakter van België bracht mee dat er in de Tweede Wereldoorlog veel heviger verzet was tegen de rechtse Nieuwe Orde: veertienduizend patriotten lieten daarbij het leven, driemaal zoveel als in Nederland dat toen eenzelfde bevolking had; maar meer dan de helft van de joden werd gered. Er was in België ook veel minder economische, administratieve, politionele en militaire collaboratie. Bolkestein zou bij de passus over de ‘bezettingsmentaliteit’ van de Belgen er goed aan doen deel III van de Geschiedenis van Holland te lezen, vooral de pp. 61-66 en 203. Op het einde van de jaren dertig, onder de bedreiging van nazi-Duitsland, begon na eeuwen een toenadering tussen Nederland en België. Tijdens hun gemeenschappelijke ballingschap in Londen sloten de regeringen het Benelux-akkoord. Daarna convergeerden hun politieke regimes, omdat voor beide landen het Britse parlementaire stelsel toen model stond. Meer in het algemeen werden we allemaal geamerikaniseerd. Na 1830 is in Europa, en ook binnen België, de taal een rol van betekenis gaan spelen in de culturele identiteit en in het nationale bewustzijn. Toch is de afstand tussen de Vlamingen en de Nederlanders veel groter gebleven of geworden dan de afstand tussen de Walen en de Fransen. Gewoonlijk wordt dat toegeschreven aan de gevolgen van de grote transformatie van de zestiende eeuw. Het is ook, en misschien nog meer, een gevolg van de transformatie van 1780-1848. De huidige opleving van nationale en regionale bewegingen, van Québec tot Oost-Europa en van Groenland en Schotland tot Corsica, schijnt een onderdeel te zijn van een nieuwe grote transformatiebeweging, een identiteitscrisis van de westerse wereld sinds de jaren zestig. Ze maakt deel uit van de versnelde afbrokkeling van traditionele waarden- en zingevingspatronen inzake godsdienst en ethiek, maar ook inzake cultuur, politiek en nationa- | |
[pagina 137]
| |
liteit. Er brak een individualisering door, een verdampen van het gemeenschappelijk wijgevoel, van de zuilen en groepsculturen die volgens religieuze, politieke en sociale scheidingslijnen waren ontstaan. Zo kwam de samenleving die was gegroeid uit de transformatie van 1780-1848 op de helling en daarmee ook het nationaal bewustzijn dat een uitdrukking was van die samenleving. In België vervangen een Vlaams en een Waals bewustzijn dat traditionele nationale bewustzijn althans gedeeltelijk. In Nederland is iets dergelijks niet het geval, maar volgens Bolkestein zegt de Nederlander geen natiegevoelens te koesteren. Bolkestein doet dat terecht af als een frase, maar die frase correleert wel met de bijzonder snelle en diepgaande transformatie in Nederland inzake secularisering, ontzuiling en ethische vernieuwing. Nederland beet de spits af, onder meer inzake een gedoogbeleid voor drugs, inzake abortus, euthanasie en homohuwelijk. In die zin werd het een gidsland, zoals België dat was in de vorige periode. Lode Wils thimo de nijs & eelco beukers (red.), Geschiedenis van Holland, Verloren, Hilversum, 2002-2003, 4 delen: |
|