dig materiaal’ (I, p. 27). Diezelfde talen, maar tevens de vele andere die Suriname rijk is, worden echter ook gehanteerd in de orale literatuur die daar bloeit. In band I gaat Van Kempen bijzonder uitvoerig in op die orale literaturen. Voor sommige ervan heeft Van Kempen origineel onderzoek verricht; voor de meeste heeft hij zich noodgedwongen moeten verlaten op bestaand wetenschappelijk materiaal.
Wat onmiddellijk treft, is de originele aanpak die Van Kempen hanteert: vlotte beschrijvingen van historische achtergronden en ontwikkelingen, van genres, thema's en stijlen, onmiddellijk gerelateerd aan de teksten zelf, worden gelardeerd met fraaie illustraties en afgewisseld met ‘profielen’ en ‘close-ups’. Profielen zijn korte stukjes, in een ander lettertype dan de hoofdtekst, waarin leven en werk van een markante verteller, de opkomst van een belangrijke beweging of publicatie, worden belicht. Close-ups, eveneens in een afwijkend lettertype, belichten meer algemene achtergronden. Dit resulteert niet alleen in een gevarieerde en aantrekkelijke bladspiegel, het biedt de lezer tevens de mogelijkheid zich, naar eigen voorkeur, te beperken tot de hoofdlijn van het betoog, of en passant ook allerlei nadere informatie te sprokkelen uit de verschillende soorten randteksten.
Vanaf p. 215 van band I gaat alle aandacht naar de geschreven literatuur. Daarbij bepaalt Van Kempen zich ‘primair tot teksten die binnen het Surinaams literatuurbedrijf tot stand zijn gekomen, of die direct belang hebben gehad voor de Surinaamse situatie. Bovendien worden enkele twintigste-eeuwse teksten van Nederlandse schrijvers besproken die in Suriname hebben gefungeerd binnen het literaire debat en die zo een scherper zicht geven op het eigen Surinaamse literaire waardenstelsel’
Michaël Slory in 1991 - Foto Michel Szulc Krzyzanowski.
(I, p. 30). Vanzelfsprekend komen de drie grote genres, poëzie, toneel en proza, aan bod. Daarbij worden vaak geminachte of ondergeschoven cultuuruitingen zoals het jeugdtheater, de kinder- en jeugdliteratuur en strips niet vergeten, evenmin als de literaire kritiek. Maar Van Kempen besteedt ook ruime aandacht aan het literaire leven en aan de literaire instituties in Suriname. Zo wijdt hij regelmatig aparte hoofdstukken aan het boekwezen, boek en boekhandel, bibliotheken, drukkerijen en uitgevers, kranten en periodieken, loges en genootschappen, het toneelwezen, leespubliek en leesverenigingen, genootschapsleven, de positie van de schrijver, schrijversorganisaties en literaire prijzen. Binnen de langere beschrijvende hoofdstukken die voornamelijk