Ons Erfdeel. Jaargang 47
(2004)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |
Liesbeth List en Ramses Shaffy in de jaren '70.
Nee, leest u vooral verder, ook als u zich niets kunt voorstellen bij bovenstaande verzen. Geen schande, de man die het schreef, wijlen Lennaert Nijgh, begreep het zelf ook niet helemaal. Het moest psychedelisch zijn, lekker wazig, zoals het hoorde in de flowerpowertijd. De mensen die het zongen, Ramses Shaffy en Liesbeth List, hadden ook geen flauw benul van wat ze zongen, maar ze vonden het wàààààànzinnig (sic!) mooi... Als ik u zeg dat het de beginregels zijn van ‘Pastorale’, dan hoort elke Vlaming of Nederlander die ooit iets met kleinkunst of chanson had meteen dat bombastische arrangement, die beklijvende muziek van Boudewijn de Groot en natuurlijk die uitzonderlijke stemmen van Shaffy en List. ‘Pastorale’ was hun grote gezamenlijke hit en, hoewel ze ook solo talloze onsterfelijke liederen zongen die je tot op vandaag hoort op de radio en terugvindt op verzamel-cd's met kleinkunst, worden beiden ook nu nog haast altijd in één adem genoemd. Onlangs verschenen twee boeken: Het voorlopige leven van Liesbeth List onder redactie van Alex Verburg en Zing vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder met alle liedjesteksten van Ramses Shaffy. De twee waren nooit een stel maar iedereen zág hen als een koppel. En soms zou je ook wel denken dat ze voor elkaar geboren waren. Liesbeth List werd geboren in Nederlands-Indië als Elisabeth Driessen op 3 december 1941. Enkele maanden later valt Japan Java binnen. Het echtpaar Driessen wordt gescheiden, Elisabeth (Elly) en haar moeder komen in een kamp in Bandoeng terecht. De oorlog en de traumatische gebeurtenissen in het kamp hebben moeder Driessen kapot gemaakt. Zodra ze zeker weet dat haar man ongedeerd is en voor Elly zal kunnen zorgen, pleegt ze zelfmoord. Vader Geb hertrouwt, maar de stiefmoeder kan het niet verdragen dat haar man zijn liefde voor haar deelt met een dochter. Tijdens een kampeervakantie op Vlieland wordt de zevenjarige Elly afgezet bij het kinderloze - en hevig kinderwensende - echtpaar List om er nooit meer te worden opgehaald. Ramses Shaffy wordt in 1933 geboren in een residentiële voorstad van Parijs. Zijn vader is een Egyptische diplomaat, zijn moeder een Poolse gravin, maar die twee zijn al uit elkaar bij zijn geboorte. Tot zijn zesde woont hij bij zijn moeder in Cannes. Dan neemt hij de trein naar het noorden, naar een tante in Utrecht, om - voor de rest van zijn jeugd - nooit meer terug te keren naar het zuiden. De overeenkomst is treffend, al zijn er natuurlijk veel verschillen. Shaffy belandde in een eng weeshuis terwijl List een vrijwel zorgeloze jeugd leidde in de schaduw van de vuurtoren van Vlieland. Haar eerste publieke optreden had plaats op het vasteland, tijdens een Bonte Avond op de middelbare school van het Friese Harlingen. Ze zong toen al Franse chansons, van Aznavour en Brassens. Wat dat betreft, is Liesbeth List de vrouwelijke pendant van Herman van Veen. Beiden putten vooral in de beginjaren van hun carrière uit het repertoire van de grote Franse chansonniers. Van Veen leende bij Brel, Aznavour en Ferrat, List bij Brel, Aznavour, Gréco, Brassens en Béart. Op haar twintigste zong Liesbeth List al in een zaaltje waar Ramses Shaffy haar zag en hoorde én interesse toonde. Maar het Vlielandse net-niet-meer-bakvisje dacht dat die interesse alleen maar diende om haar zo snel mogelijk tussen zijn lakens te krijgen. Wist zij toen veel, terwijl hij daar uitgerekend met zijn vriend Joop Admiraal was! Een paar jaar later komt het dan toch tot een samenwerking die, weliswaar met tussenpozen, hun leven lang zal duren. In 1964 gaat Shaffy Chantant in première met naast List en Shaffy zelf ook Loesje Hamel en Joop Admiraal. Liesbeth List vertolkte er Franse chan- | |
[pagina 119]
| |
sons geschreven en gecomponeerd door Shaffy (!) maar ook het mooie ‘Printemps sans amour’, schitterend vertaald als ‘In oktober’ door dichter Hans Andreus. Shaffy zingt het grappige ‘Marije’, het wat sombere ‘Soms’ over het verstikkende van een liefdesrelatie:
Laat me nu maar soms alleen zijn
Laat me nu maar soms wegvliegen uitje spinneweb
uit het lieflijke net van je tedere vingers en je stem.
En nog in Shaffy Chantant het ontzettend grappige lied over onmogelijke liefdes: ‘De een wil de ander’:
Zij minden elkaar, een man en een vrouw
En de vrouw zei: schatje wat doe je nou?
En de man zei: lieverd, ik doe niets.
Precies, zei de vrouw en reed weg op de fiets
De liefde doet pijn
de liefde slaat wonden
de liefde is fijn en het is geen zonde.
De lezer hoort er natuurlijk de waanzinnige uithalen van Shaffy niet bij. Het lied is typerend voor de manier waarop Shaffy liederen schreef en vertolkte. Hij gooide er zijn hele lijf en stembereik tegenaan, laveerde van laag naar hoog, schreeuwde, brulde, krijste, gromde, siste, fluisterde, schaterde en brieste. Shaffy is een vitalist die in het Nederlands chanson zijn weerga niet kent. Jacques Brel komt in de buurt, geen wonder dat Ramses Shaffy in 1993 de hoofdrol speelt in ‘De man van La Mancha’. Ook Brel schitterde als Don Quichote in de Franse versie van het stuk. Het zou Shaffy's laatste bejubelde glansprestatie worden. Shaffy Chantant slaat meteen in, de pers is unaniem lovend, ook een zekere Cees Nooteboom in de Volkskrant. Een jaar of wat later zullen dichter-romanschrijver Nooteboom en chansonniére Liesbeth List een stel vormen. De relatie met Nooteboom liep niet bepaald overRamses Shaffy, 2002 - Foto Serge Ligtenberg.
rozen, zo blijkt uit het boek van Oerburg: ‘Noot wist zoveel meer dan ik en hij liet geen kans onbenut me dat te laten voelen. (...) Ook als ik een gedicht van hem niet begreep, werd hij boos wanneer ik hem om uitleg vroeg: natuurlijk was ik te dom om het te snappen, maar nog dommer was het een dichter naar een uitleg van zijn verzen te vragen. Het veiligst was ik als ik zweeg. Tais-toi et sois belle.’ De relatie wordt met enig Privé- of Story-gehalte uitgesmeerd over het boek, maar feit is dat het beste dat List aan Nooteboom heeft overgehouden zijn vertalingen zijn, o.a. van een liederencyclus van de Ierse toneelschrijver en rebelsongdichter Brendan Behan. De liederen maken deel uit van de grotere samenwerking tussen Liesbeth List en de Griekse grootmeester Theodorakis, toen vooral bekend door zijn muziek voor de film Zorba, de Griek. Theodorakis had een voorstelling van Shaffy Chantant meegemaakt in de Mont d'Or in Scheveningen en was op slag verliefd op het stemtimbre van List. ‘De klank van uw stem past bij mijn muziek’, had hij gezegd. En inderdaad, List heeft iets van de theatrale stijl van Maria Farandouri, dé diva van Theodorakis' eigen ensemble. Liesbeth List zong de indrukwekkende Mauthausensuite over het nazi-concentratiekamp (in vertaling van Lennaert Nijgh) en | |
[pagina 120]
| |
de al genoemde ‘liedjes van spot, oorlog en liefde’ van Behan, op muziek gezet door Theodorakis. List had in Vlaanderen en Nederland ook de divastatus bereikt. Ze zong niet alleen Theodorakis, maar ook Brel, ook al met applaus van de meester zelve. Brel gebruikte haar versie van ‘Le plat pays’ voor zijn film ‘Franz’. En natuurlijk bleef ze vooral ook Ramses Shaffy zingen. Twee jaar na Shaffy Chantant was er Shaffy Chantate, volgens hetzelfde beproefde recept: liedjes, poëzie en lichtklassieke muziek. In het ensemble deden het fantastische Trio Louis van Dijk en de toen nog volslagen onbekende fluitspeler Thijs van Leer hun intrede. Shaffy zingt er onder andere het lied ‘Holder de Bolder’, een liedje over een gedroomd liefje, maar erg typisch voor zijn manier van liedjes schrijven. De teksten zijn roetsjbanen van lekker klinkende woorden, soms gewoon holderdebolder, soms delirisch als in een roes of een trip geschreven. Dat kon je bij hem soms best wel letterlijk nemen. Logisch dat zijn vertolking ervan veel meer was dan zingen, het was de roes opnieuw beleven, zoals de flamencozanger die streeft naar de trance, de duende. Ramses Shaffy bouwde ondertussen ook een solocarrière uit. Tussen Chantant en Chantate bracht hij een lp uit met daarop ‘Sammy’ en in 1970 verscheen de plaat met daarop het heel bijzondere lied ‘Zing-vecht-huil-bid-lach-werk en bewonder’. Toen ik op een katholiek bisschoppelijk college schoolliep, werd het wel eens aangewend in een eucharistieviering of tijdens een bezinningsmoment. Het zal in Nederland niet anders geweest zijn in diverse christelijke gemeenschappen. En ja, het lied gaat ook over wat christenen ‘naastenliefde’ noemen en socialisten of humanisten ‘solidariteit’:‘voor degene die dacht dat hij alleen was / moet nu weten we zijn allemaal samen’. Het begrip ‘Samen’ is heilig voor Ramses Shaffy. Het is veel meer dan ‘niet alleen’, het staat voor engagement, voor geloof in mensen die het goed voor hebben met elkaar.
We zullen doorgaan
met de stootkracht
van de milde kracht
om door te gaan
In een sprakeloze nacht
We zullen doorgaan
We zullen doorgaan
tot we samen zijn.
‘Tot we samen zijn’. Het grote ideaal, het allermooiste in dit aardse tranendal is: ‘samen zijn’. ‘We zullen doorgaan’ werd in 1972 Shaffy's grootste hit. Het had alles wat een Shaffysong moest hebben: een drammerige, zichzelf herhalende tekst, een klassieke melodie, een goede boodschap en een vertolker die zichzelf naar een climax vecht. ‘Samen’ stond ook voor: Shaffy + List. In 1976, acht jaar na Chantate, verscheen eindelijk weer een plaat met de twee ‘samen’. En zo heette ook een liedje op het album dat, hoewel door Boudewijn Spitzen geschreven, precies zei hoe het in dit intrigerende zingende stel aanvoelde:
Samen waren wij niet altijd samen
voor eeuwig met elkaar vergroeide namen
zo samen, zo samen, door de jaren heen.
Wie niet beter wist, dacht nu wel helemaal dat ze in het geheim met elkaar waren getrouwd, een suggestie die Ramses overigens nooit ontkende. Maar de drank raakte in de man en het metier in de kan. List probeerde met zachte hand hem enigszins nuchter op het podium te krijgen maar dat lukte steeds minder goed. De afkickcentra volgden elkaar op. Op een plaat uit 1978 zong hij met overtuiging:
Ik drink
Ik drink op ieder huis dat ik verliet
op elke vriend die mij verried
en jij die mij toch binnenliet.
Enkele jaren later zou Bhagwan soelaas bieden. Even. Na drie jaar leverde Shaffy zijn roze plunje opnieuw in voor de broek en het vertrouwde losse hemd. Er kwamen nog twee tournees met Liesbeth List, waaronder Shaffy Chantout, waarin hun successen van toen keurig werden overgedaan. De magie was er nog wel, soms, maar die was evenzeer ingegeven door de kwaliteit van het optreden zelf als door het feit dat twee levende legendes, iconen van het Nederlands chanson, zowaar weer samen op de bi hne stonden. Ik heb bij het lezen van beide boeken geregeld nog een plaat opgelegd van Ramses Shaffy of Liesbeth List, ook van Shaffy Chantant en Shaffy Chantate. Het is nostalgie, maar ook | |
[pagina 121]
| |
nog genieten, ontroerd worden. List is me soms wat te ernstig, Shaffy te geflipt, maar minstens tien liederen blijven overeind als een huis. In het geval van Ramses Shaffy is dat vreemd genoeg vooral een lied dat hij niet zelf heeft geschreven, maar dat wel op zijn lijf werd geschreven door Herman Pieter de Boer: ‘Laat me’:
Ik zal ook wel een keertje sterven
daar kom ik echt niet onderuit
Ik laat mijn liedjes dan maar zwerven
en verder zoek je het maar uit
(...)
Laat me, laat me
laat me mijn eigen weg maar gaan
Laat me, laat me,
ik heb het altijd zo gedaan.
Wim Chielens alex verburg, Het voorlopige leven van Liesbeth List, Archipel, Amsterdam, 2002, 196 p. |
|