le achtergronden. Maximalist! creëerde een menggenre dat affiniteit had met zowel westerse kunstmuziek, jazz en improvisatie als rock, hoewel dat laatste eerder in de attitude tot uiting kwam dan in de muziek. Tijdens de laatste jaren van Maximalist! begon Sleichim steeds nadrukkelijker te verlangen naar andere muzikale uitdrukkingsmiddelen.
Toch verloochende hij zijn roots niet. Het uitroepteken in Bl!ndman is een expliciete verwijzing naar zijn vroegere formatie. In 1987 schreef Sleichim Lié/Délié voor saxofoonkwartet, wat het eigenlijke begin is van Bl!ndman. Dit stuk vertoont nog duidelijk verwantschap met Maximalist! en steunt op een ostinatolijn die het materiaal aangeeft voor de andere stem men. Sleichim stelde echter van meet af aan het saxofoonkwartet ter discussie. Hij was ontevreden over het repertoire dat ervoor bestond. Bovendien zocht hij een uitweg uit wat hij het kitscherige van een dergelijk combo vond. Dat deed hij door zich toe te spitsen op de bijgeluiden van het instrument. Sleichim ontwierp contactmicrofoons die de geluiden van de klep pen en het mondstuk versterkten. Het eerste werk dat hij op die manier schreef, was Five Movements for Beuys uit 1988, dat nu officieel als startpunt van Bl!ndman wordt gezien. Het resultaat was intrigerend en vernieuwend, want niet alleen werd de saxofoon anders benaderd, ook de compositie diende te worden aangepast. De geluiden die men dankzij de nieuwe technieken kon genereren waren plof- en smakgeluiden, dus hoofdzakelijk korte klanken.
De saxofoon werd naast een melodisch nu ook een percussief instrument. Met het uitgebreide programma Poortenbos het jaar nadien, maakte Sleichim een referentiewerk. De experimenten met de mondstuk- en kleppentechniek werden verder verfijnd, en de muziektaal geradicaliseerd. De muziek werd bedacht voor concerten in industriële ruimtes en musea, dus buiten een concertcontext, een gegeven dat ook later zou terugkomen. De muzikale en technische bevindingen van Poortenbos bleven de daaropvolgende jaren bepalend, met naast de mondstuk- en kleppentechniek hier en daar wat meer aandacht voor het repetitieve van kleine cellen in de verschillende stemmen tegelijk (bijvoorbeeld Momentum, 1994) of de ostinatolijn (bijvoorbeeld Verwicklungen - Les Anamorphoses, 1992). Het typische klankbeeld werd nadrukkelijk verrijkt in Meer (1997) waarin elektronisch vervormde geluiden, opgenomen in een waterzuiveringsinstallatie, met de saxofoonklanken versmolten tot een organisch geheel.
Typerend voor de aanpak van Bl!ndman werd het aangaan van verbanden met andere disciplines, een aspect dat ook al kenmerkend was voor Maximalist!. In 1993 nam het kwartet deel aan Red Rubber, de opera van Dirk D'haese en Alexander Steyermark en in 2001 en 2002 aan Bloetwollefduivel, de opera van Walter Hus. In Momentum zocht men de confrontatie met teksten van Junichiro Tanizaki en Josse de Pauw en de installatie van Trudo Engels. Men begeleidde de stomme films Kurutta Ippeji (in 1994), Steamboat Bill Jr. (in 1996) en La Chute de la Maison Usher (Sleichim solo in 1998). Het meest nadrukkelijk was dit multidisciplinaire karakter aanwezig in de zeven Temporary Autonomous Zones die Sleichim in het kader van Brussel 2000 ontwikkelde. Gespreid over het jaar werd achtereenvolgens muziek geschreven voor Bl!ndman en een interactieve visuele installatie, dans, elektroakoestiek, een openluchtinstallatie, een symfonieorkest, en een Gesamtkunstwerk (theater, muziek, dans, video en installatie). La Grande Suite is het programma dat hieruit een keuze bracht. Ook vroeger al had Bl!ndman uit eigen werk gecompileerd. In 1998 bood de voorstelling Dust makes Damage een overzicht van de voorafgaande tien jaar, gecombineerd met videokunst, filmfragmenten en een lichtconcept.
Wat het traject tot dan toe kenmerkte, was dat er een grote nadruk lag op muziek die Sleichim zelf schreef. In 1995 en 1996 had Sleichim wel onder de noemer Aleatoric Variations twee programma's gemaakt die gebaseerd waren op toevalsmuziek van Bartholomée, Cage, Lacey, Reich, Andriessen, Boulez, Pousseur, Stockhausen en Sleichim zelf. De meest radicale wending kwam er evenwel in 1999 toen Sleichim een arrangement voor zijn saxofoonkwartet maakte van de Choralpartiten van de jonge Johann Sebastian Bach. Sleichim toonde zich hier een uitmuntend arrangeur. Het werd een internationaal succes en maakt nu deel uit van het standaardrepertoire van het kwartet. Sleichim slaagde erin om de klankverwantschap tussen saxofoon en orgel, het instrument waar de muziek oorspronkelijk voor geschreven was, subtiel te suggereren. Bovendien wist hij de meerwaarde van de saxofoon ten opzich-