Ons Erfdeel. Jaargang 47
(2004)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 114]
| |
‘Antigone’ door Theater Antigone - Foto Koen Broos.
om zijn werk te introduceren. Zelfs in zijn meest expliciet politiek geladen stukken, Het leven en de werken van Leopold II (Hugo Claus) bijvoorbeeld, heeft Ruëll het niet in de laatste plaats over emoties, over de diepst gewortelde gevoelens van zijn personages. En zelfs in zijn minst expliciet politiek geladen stukken, zoals de kindervoorstelling Jan mijn vriend (een verhaal van de Zweedse auteur Peter Pohl), trekt hij de boel open en wordt het verhaal van één jongen een herkenbaar verhaal, een verhaal van iedereen, een verhaal dat grijpt, naar kinderkelen maar ook naar die van de ouders in de zaal. Ruëll studeerde in 2000 af aan de regieafdeling van het departement dramatische kunst aan het Brusselse RITS. Dat is een opvallende vaststelling, want die theaterschool heeft de jongste jaren wel meer theatermakers afgeleverd die politieke vraagstukken in hun werk niet uit de weg gaan. Ruud Gielens bijvoorbeeld, die in november 2003 nog Gevecht mé ne negeren honden ensceneerde, een tekst van de Franse theaterauteur Bernard-Marie Koltès. Of Ivan Vrambout, die met voorstellingen als Vive l'Afrique en 't Wild Vlees zijn fascinatie voor de mechaniekjes achter de politieke realiteit verraadt. Het beste, meest beklijvende voorbeeld van de brug tussen politiek en emotie in het werk van Ruëll is tot nog toe naar mijn mening Antigone, naar Sophocles, een voorstelling die hij in het voorjaar van 2003 maakte bij de Kortrijkse theatergroep Antigone. Verhelderend was het om te zien hoe Ruëll dat eeuwenoude verhaal aanschouwelijk wist te maken, enerzijds door zich te concentreren op een zo helder mogelijke vertelling, anderzijds door radicaal en consequent te weigeren de emoties uit de weg te gaan die in de tekst vervat zitten. Neem nu de evolutie van het hoofdpersonage Antigone zelf bijvoorbeeld. Zij probeert koning Creon ervan te overtuigen om haar broer, een verrader, toch maar te begraven, tegen de onmenselijke maar heersende wetten van haar land in. Of het bloedbad aan het einde en actrice Griet Boels die dan, net dan, Nirvana's ‘Smells like teen spirit’ zingt met de ijle stem van een verdrietig engeltje. Het zijn slechts twee voorbeelden van hoe Ruëll op een bijzonder heldere manier de brug legt naar vandaag. Hij toont waarom hij dat oude verhaal als jonge regisseur toch maar weer vertellen wil. Als Ruëll een bestaande theatertekst ensceneert, doet hij dat met zoveel mogelijk respect voor de auteur van het origineel. De tekst moet niet zo nodig door de mixer worden gehaald. Er wordt zo weinig mogelijk geknipt, geplakt, verdraaid. Er wordt verteld. En gespeeld. Ruëll liet zelf ooit de gedachte vallen dat hij het liefst teksten zou regisseren zonder er ook maar een letter aan te veranderen. Die gedachte gaat ook op voor Het leven en de werken van Leopold II, het zelden opgevoerde werk van Hugo Claus over het Belgische kolonialisme, een wel erg zwarte bladzijde uit 's lands geschiedenis. Het repetitieproces schijnt bijzonder moeilijk geweest te zijn en het verbaast dan ook om te zien dat Leopold II een schijnbaar erg eenvoudige en bijna evidente voorstelling is geworden, gebaseerd op slechts één idee maar dan verheven tot de derde macht: spelen, spelen en nog eens spelen. Wie de voorstellingen van Raven Ruëll bekijkt, krijgt inderdaad soms het gevoel dat theatermaken makkelijk is. Het is hetzelfde gevoel als bij een goede popsong, die vaak ook zo uit de mouw geschud lijkt te zijn. Maar schijn bedriegt en verbergt vaak meesterschap. Echt heel complex zijn ze inderdaad zelden of nooit, de voorstellingen van Ruëll. Gebaseerd op simpele vondsten vaak, zoals koning Creon (Ward Rooze) die in Antigone de hele voorstelling lang met zijn rug naar het publiek gekeerd | |
[pagina 115]
| |
‘Het leven en de werken van Leopold II’ door KVS/de bottelarij - Foto Koen Broos.
zit en die zich pas aan het einde van de rit - als hij zijn immense fouten ingezien heeft - omkeert, die pas dan zijn gezicht toont, en die dus niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk een bocht van honderdtachtig graden maakt. Of zoals de enscenering van Leopold II, een voorstelling die zich afspeelt in iets wat erg lijkt op een parochiezaal zoals die er een jaar of dertig geleden uitgezien moet hebben toen Claus zijn stuk schreef. Alle acteurs zitten de hele voorstelling lang op het toneel, als ze niet spelen zitten ze achteraan aan een tafeltje, koffiekop met schoteltje in de aanslag. Raven Ruëll is één van de weinige regisseurs van de jongste Vlaamse theatergarde die zichzelf ongegeneerd regisseur noemt maar die tegelijk veel begrip heeft voor wat en wie een acteur is. Eén van de weinigen ook die de eindverantwoordelijkheid neemt die van een regisseur verwacht mag worden maar die theatermaken tegelijk bekijkt als een echte ploegsport, waarin dominant zijn afgestraft wordt en samenspelen een essentiële factor is. ‘Ik ga er altijd van uit dat de voorstelling pas wordt gemaakt op het moment dat je allemaal samen zit, dat het vertrekt vanuit de combinatie van mensen die meedoen. Ik wil voelen wat leeft in de groep, waar de liefhebberijen zitten en waar de noodzaak ligt. Ik wil niet alles zelf op voorhand vastleggen,’ zegt hij in een interview naar aanleiding van Leopold II.Ga naar eind(1) Ruëll is bovenal een van de weinige jonge regisseurs die repertoire aandurft, echt klassiek repertoire ook, en die dat repertoire weet te vertalen naar een jong publiek. Ook in dat opzicht is zijn Antigone een symptomatisch voorbeeld: het is repertoiretheater, maar in de enscenering van Ruëll krijgt dat weer echt een noodzaak. De noodzaak om een verhaal te vertellen dat het politieke weer met menselijke emoties verbindt. En omgekeerd. Tom Rummens |
|