landse choreografe zelf uithangt, valt er niet uit op te maken. Wel dat ze voortdurend in actie, in beweging en on the run is, aan het bedenken, uitproberen en creëren in een balletstudio. Of ze zit in het theater om werk van anderen te zien en zich te laven aan beelden: dans, toneel, film. Ze is dus erg druk, druk, druk, zoals een virtuele briefschrijver veronderstelt.
Dit snelle, internationaal georiënteerde leven past Linning. Haar opgang van student tot gelauwerd choreograaf verliep in een razend tempo. Het is immers nog maar zeven jaar geleden dat ze na een stage bij William Forsythes Ballett Frankfurt als choreograaf afstudeerde aan de Rotterdamse Dansacademie en met solo's en duetten naam maakte in het kleinschalige moderne danscircuit. En het is amper drie jaar geleden dat zij bij Scapino Ballet Rotterdam The Neon Lounge creëerde en na dit succesvolle debuut in de grote zaal door leider Ed Wubbe benoemd werd tot huischoreograaf bij dit eigentijdse Rotterdamse gezelschap. Sindsdien werkt ze afwisselend ‘groot’ en ‘klein’. De choreografe houdt van die afwisseling vanwege de dynamiek die dat meebrengt. Vanwege uitersten die in dialoog met elkaar botsen, fricties en contrasten veroorzaken en dan onverwacht met elkaar verzoend worden. Als dochter van een architect en een cultureel antropologe lijkt ze tegenpolen in zich te verenigen. Ze schuwt die niet in haar werk, maar koestert ze. Enerzijds is ze gefascineerd door analyse van de menselijke bewegingsmotoriek en het ruimtelijke compositorische, door abstractie en structuur. Anderzijds toont ze voeling met het menselijke, het emotionele en intuïtieve, en laat ze de spontane inval toe in haar werk. Bèta en alfa dansen bij haar een zwierige pas de deux waarbij nu eens de een leidt en dan weer de ander.
In de danstaal, die ze vanuit Forsythes methodiek met analytische precisie onderzocht, uit zich dat in een grillig fragmentarisch idioom. Hoe het hart, spieren en botten functioneren, vormt het prozaïsche uitgangspunt voor
Cardiac Motion en
Anatomisme. Haar duetten zoals
Mono/Stereo en
Double Helix
‘Bubble Gum Wrapper’, 2003 - Foto Frank Hanswijk.
verraden eveneens een zakelijk fysieke benadering. En toch ontstaat via al dat passen en meten van twee lichamen een zekere intimiteit. Bij
Mono/Stereo schept een spel van licht en donker de verbondenheid tussen beide partners, bij
Double Helix bewegen danser en danseres dicht bij elkaar gezamenlijk in tegen de langgerekte klankmassa van Erkki-Sven Tuurs
Passion. Intimiteit ontstaat zonder de ballast van een te nadrukkelijke gevoelsexpressie in de dans. In geheel op de persoon toegesneden solo's portretteert Linning daarentegen scherp enkele danseressen door uit te vergroten wat haar in hen boeit: de koele esthetiek van Caroline Harder (
Solo), de explosieve drift van Mirjam ter Linden (
Solo 5.0). In
Karpp..? plaatst ze de blonde Ter Linden tegenover de donkere Iris Reyes, felle danseressen die elkaar beurtelings aftroeven en kameraadschappelijk bejegenen op een driftig vioolkwartet van Jacob ter Veldhuis.
In haar ensemblewerk schenkt ze meer aandacht aan compositie. In The Neon Lounge manipuleert ze als een ware architect de twaalf dansers in de ruimte: ze vormen kaarsrechte diagonalen, scherpe ruiten, ze lossen druppelsgewijs op en vormen halve cirkels. Bewegingen worden gedubbeld, gespiegeld en gedraaid met als resultaat een levendig constructivistisch lijnenspel. Dwars door deze abstracte bewegingsmaterie strooit Linning ‘dramatische’ elementen: onverwachte bewegingserupties of laat ze de bewegingen bevriezen. Dat doorbreekt even de formaliteit in de dans. Waar The Neon Lounge vooral een mooi gestructureerde uitbarsting van energie lijkt,