in ze niet de verhoopte voldoening vond, ging ze studeren aan de gerenommeerde Design Academy van Eindhoven. Ze was nog maar pas afgestudeerd toen ze door Droog Design werd opgemerkt Haar ‘Soft Vase’, een zachte, plooibare vaas van polyurethaan (waarvan ze als studente al een badmat had ontworpen) sloot perfect aan bij de geest van de Nederlandse vernieuwersgroep die een nuchtere, ‘droge’ aanpak verdedigde. Ook Jongerius liet het modernistische adagio ‘form follows function’ voor wat het was ten gunste van een experimenteler ‘form follows concept’. Tot in 1999 werd elknieuw ontwerp van Jongerius onmiddellijk opgenomen in de Droog-collectie. Erg bekend is haar zachte, plooibare lavabo, een ander product van haar materiaalexperimenten met polyeruthaan. (afb. 1)
‘Ik zat in een uitermate luxueuze positie’, zegt ze over zichzelf in die periode. ‘Het enige wat ik moest doen was ontwerpen; Droog verspreidde mijn werk over de hele wereld.’ Sinds 2000 runt ze nu haar eigen designstudio: het ‘JongeriusLab’. De indrukwekkende lijst van projecten, musea en galeries (o.a. Design Museum Londen, MoMa New York, Centraal Museum Utrecht, Kreo Parijs), opgenomen in de recent verschenen Engelstalige monografie van haar werk, maakt het moeilijk te geloven dat Jongerius nog maar tien jaar als professioneel designer aan de slag is. Onder haar opdrachtgevers mag ze tal van grote huizen rekenen: Arabia, Cappellini, Donna Karan, Ittala, Maharam NY, Rosenthal, Koninklijke Tichelaar, Makkum, Swarovski, Hermès, maar op.
Het moet in 2001 geweest zijn dat in de glossy magazines geschreven werd over de nieuwste vorm van ontspanning bij de jetset en
fashion addicts. Tussen twee catwalks door kon je de duurste mannequins in hun kleedkamers met borduursetjes op hun knieën aantreffen. Dat soort ongerijmde taferelen zijn niet ongewoon in het JongeriusLab. Coole jonge meiden - bepaald niet het soort dat je in de kantklosclub van het begijnhof verwacht - zijn er
Afb. 1, Hella Jongerius, ‘Pushed Washtub’.
minutieus en geduldig aan de slag met naald en draad. Ze borduren bijvoorbeeld op keramieken vazen, of op tafellakens waaraan serviesstukken zijn vastgemaakt. Hoe eigentijds ook, de techniek komt op z'n minst anachronistisch over. Zo'n ‘authentiek’, arbeids- en tijdsintensief handwerk, dat elk stuk uniciteit verleent, dat altijd de sporen van onvolmaaktheid draagt (nooit zul je de gaafheid en perfectie bereiken van een volledig geautomatiseerd proces), komt binnen het strikte moderne en functionele denken natuurlijk over als nodeloos excentriek en sentimenteel: nostalgie naar tradities die de technologie overbodig heeft gemaakt, een irrationele behoefte om de klok achteruit te draaien.
Maar we mogen het Designlab Hella Jongerius vooral niet verwarren met een folkloristisch knutselatelier. Het ligt voor de hand dat Jongerius zich niet eenduidig romantisch afzet tegen hightech industriële processen of kunstmaterialen. In haar Phaidon-monografie noemt ze zich schatplichtig aan het postmodernisme. Dat is een ongewone uitspraak binnen het huidige designmilieu, waar het begrip postmodernisme haast automatisch aan de Italiaanse Memphis-theoretici van de jaren 1980 gekoppeld wordt, met hun grote hang naar ironie, pastiche en ideologiekritiek. Om de grote geste van de wereldverbeteraar, om ironie of ideologiekritiek is het Hella Jongerius en de meeste van haar generatiegenoten zeker niet in de eerste plaats te doen. Hun vanzelf