dan ‘iconen’: producten én vormgevers die als sterren blinken aan het designfirmament. Nuance: die zulke roem op z'n minst verdienen. Wat de naamsbekendheid van onze vormgevers in het buitenland betreft, loopt het voorlopig zo'n vaart nog niet, tempert Johan Valcke in de catalogus de feestvreugde. Alleen de Antwerpse modeontwerpers en de meubel- en interieurontwerper Maarten van Severen genieten al die sterrenstatus. (De modescene schittert op deze tentoonstelling overigens door afwezigheid, aan hen wijdt het Vlaams Parlement later een aparte tentoonstelling.) Enkele producten schopten het de jongste twee decennia wel tot icoon. Rugzakken van Kipling, koffers van Samsonite, projectoren van Barco, het automodel Fabia van Skoda, tramstellen van Neerman Consulting die het straatbeeld sieren van o.a. Straatsburg, Dublin en Porto, en de Space Savers van Tupperware waarin u, ik en ontelbare Chinezen hun cornflakes en suiker bewaren: het zijn allemaal ontwerpen van, jawel, Vlamingen. Die ‘dat wist ik helemaal niet’-reactie wil de tentoonstelling losweken. Vormgeving - vooral dan de industriële en grafische tak - blijft net als de ambachtelijke kunst uit de Middeleeuwen veelal anoniem. Hoe groter de verspreiding, hoe geringer de naamsbekendheid van de ontwerper.
Ambachtelijk versus industrieel, exclusief versus massaproduct, esthetisch versus praktisch: tussen die polen komt de tentoonstelling onder hoogspanning. Het gaat niet om harde tegenstellingen, maar om gradaties. Vaak krijgt een tafel of een kast eerst op kleine, ‘ambachtelijke’ schaal vorm, voordat een bedrijf het ontwerp oppikt en in productie brengt. Hoedenontwerper Christophe Coppens, keramist Piet Stockmans en edelsmid Siegfried de Buck maken zowel exclusieve stukken als serieproducten. De desktopcameraatjes van Philips dienen allereerst een praktisch doel
Danny Venlet, ‘Easy rider’ voor Bulo, 2002.
maar ogen ook wondermooi. Vormgeving scherpt de zintuigen aan en lokt een esthetische reactie uit. Door in één zaal zowel het zilveren ‘Pralinetheater’ van De Buck als het seriematige piemel-kapstokje ‘Papa Semini’ van Rudi Respeel onder te brengen, door naast een schaalmodel van de Citadis Tramway Lyon een poepchique schildpaddenhoed van Coppens te plaatsen, door het kristallen Sevilla-krukje van Frans van Praet verderop het gezelschap te geven van de kunststoffen betaalterminal voor Bancontact/Mister Cash spoort de tentoonstelling ons aan om anders - en vooral genuanceerder - naar vormgeving te kijken. Niet alleen krijg je oog voor de alomtegenwoordigheid van design, je peilt bij elk voorwerp ook naar de complexe wisselwerking tussen vorm, materiaalgebruik, ruimtelijk effect, praktisch nut en symboolwaarde. Want dat willen deze iconen van het design ook zijn: ‘symbolen’ waarmee we ons als individu een identiteit aanmeten en verschillende rollen opnemen in een complexe samenleving.
Tom Delaey, ‘Philips USB desktop video camera’, 1998.