dat gevoel. Nu nog spelen ze mannen, maar al gauw zullen ze hun plaats in de geschiedenis moeten innemen. Het derde commentaar ‘Met mijn eigen ogen’ is minstens zo veelzeggend. Het verwijst onder andere naar de vrolijk gekleurde vrouw achter de camera, Fiona Tan zelf. Ze heeft zich in dezelfde positie gemanoeuvreerd als de filmer toen: frontaal en direct de jongetjes opnemend. De gekleurd held van de beelden, de kleren en de camera maken onmiddellijk duidelijk dat ze uit het nu komt, waardoor de schakelingen in tijd nog pregnanter worden. Maar er gebeurt nog veel meer. Fiona Tan komt uit een Chinese familie, is geboren in Indonesië, opgegroeid in Australië en woont nu in Nederland. Met deze wetenschap dringt de vraag zich op hoe we de getuigenis ten opzichte van het etnografische materiaal moeten plaatsen. Aan het al allerminst eenduidige werk, wordt een extra dimensie toegevoegd, namelijk die van de identiteit. Een thema dat in het werk van Fiona Tan een belangrijke rol speelt.
In een andere film die ze ooit maakte, May You Live in Interesting Times uit 1997, is dat heel expliciet. Ze brengt verslag uit van een zoektocht naar haar eigen identiteit. Ook in de installatie Countenance uit 2000 speelt dit thema een belangrijke rol. (afb. 1) Voor deze installatie gebruikte ze geen bestaande beelden, maar toch is het hele werk geënt op hergebruik van beelden. Op drie grote naast elkaar geplaatste schermen worden portretten van mensen geprojecteerd. De zwart-wit-opnames zijn op dezelfde manier gemaakt als het oude materiaal dat ze voor ander werk selecteerde. Een kleine halve minuut poseren een of meerdere mensen frontaal voor de camera, telkens in hun eigen omgeving. Tekstfragmenten tussen een serie portretten door wijzen op een indeling naar sociale groepen en beroepen. Studenten, renteniers, moeders met kind, architecten, metselaars, artsen en verplegers passeren de revue. Net als het door Fiona Tan voor ander werk geselecteerde materiaal suggereert het een objectieve registratie te zijn, maar niets is minder waar. De camera verbergt degene die er achter staat en de keuzes maakt.
Afb. 2, ‘Saint Sebastian’, video-installatie, 2001 © Fiona Tan.
Tan baseerde dit werk op de foto's die August Sander tussen 1892 en 1954 maakte van ruim vijfhonderd Duitsers uit verschillende milieus en beroepsgroepen. Het ging hem daarbij niet om de mensen zelf, maar om het in beeld brengen van de sociale en maatschappelijke realiteit. Op eenzelfde manier portretteerde Fiona Tan ruim tweehonderd Berlijners. Juist door het opnieuw te doen, wordt pijnlijk duidelijk hoe aanmatigend het westerse wereldbeeld is en hoe subtiel en effectief classificatieprincipes (nog steeds) werken. Fiona Tan gaat er op een interessante manier mee om. Ze herhaalt de fascinatie die een eindeloze reeks portretten heeft, maar ze maakt ze ook persoonlijk. De een kijkt zelfverzekerd en onbewogen in de camera, terwijl een ander verlegen en friemelend poseert. Op een vierde en kleiner scherm zien we opnieuw portretten en horen we de kunstenares vertellen over haar verblijf in Berlijn, de gezichten die ze op straat zag en de vragen over de achtergronden van de mensen die ze daarbij stelde.
De remake en de werken met bestaand materiaal hebben gemeen dat de betekenis en de manier van omgaan met de beelden buitengewoon gelaagd is. Terwijl in de eerdere werken er vermoedelijk hoofdzakelijk een registrerende en classificerende intentie was, wordt zoveel jaar na datum duidelijk hoe weinig neutraal dit was en hoe complex de beelden nu zijn. Het in 2001 ontstane Saint Sebastian (afb. 2) bestaat uit helemaal nieuw gemaakte beelden. Op een enorm scherm dat de presentatieruimte schuin doorsnijdt, zijn aan beide projectiezijden verschillende fragmenten te zien van boogschietende jonge vrouwen. Gefilmd is het spannen van de enorme bogen, het plaat-