voor Archief, Bibliotheek en Documentatie (SABIDO). Toen werden de bestaande catalogi van brieven in Nederland (de Catalogus Epistularum Neerlandicarum of CEN) en Vlaanderen (Agrippa, de databank van het AMVC) aan elkaar gekoppeld. Toch neemt de grensoverschrijdende samenwerking steeds concretere vormen aan. Een eerste bewijs daarvan is de gezamenlijke deelname van AMVC-Letterenhuis en LM aan de redactie van het literair-historische tijdschrift
ZL. Dat driemaandelijkse blad was in 2001 opgericht door enkele Vlaamse literatuurhistorici en één Fries. In de redactie zat toen ook al, op persoonlijke titel, Leen van Dijck, conservator van het AMVC-Letterenhuis. Het LM, dat al geruime tijd op zoek was naar een waardige literatuurhistorische vervanger voor zijn jaarboek, zag wel wat in de opzet van
ZL. Met ingang van de tweede jaargang van het tijdschrift, in oktober 2002, ging zowel het LM als het AMVC-Letterenhuis als instelling deel uitmaken van de redactie. Zonder historische documenten kan er immers geen literatuurhistorisch onderzoek zijn. Het lijkt dan ook niet meer dan logisch dat de twee belangrijkste literaire archiefinstellingen zich met hun volle gewicht achter het nu Vlaams-Nederlandse
ZL hebben geschaard. Hun participatie in het blad garandeert dat het archiefmateriaal wetenschappelijk ontsloten wordt voor het geïnteresseerde publiek en betekent een stimulans voor de verdere ontsluiting en bestudering van archiefdocumenten.
Niet alleen als archiefinstellingen, maar ook als musea gaan het LM en zijn Vlaamse zusterinstelling meer samenwerken. Zo nam het Letterenhuis in het voorjaar van 2003 de tentoonstelling ‘Godfried Bomans, de fluwelen duivel’ over van het LM, waar zij een jaar eerder te zien was geweest. Net zoals het LM een permanente tentoonstelling aanbiedt over de geschiedenis van de letterkunde in Nederland, zo wil ook het AMVC in het najaar van 2004 een vaste tentoonstelling openen over de Vlaamse literatuurgeschiedenis. Beide instellingen kunnen daarbij putten uit hun rijke archiefcollectie. De Vlaamse expositie zal drie periodes onderscheiden: de negentiende eeuw, het interbellum en de literatuur van na 1950. Het concept is zo goed als klaar. Nu wordt in werkgroepen waarin neerlandici van de verschillende Vlaamse universiteiten zitting hebben, praktisch nagedacht over de uit te werken verhaallijnen. Een concreet plan om in beide instellingen samen een overzichtstentoonstelling te maken over de geschiedenis van de hele Nederlandse literatuur - in Vlaanderen én Nederland dus - is er niet. Wel groeit de overtuiging dat het LM en het AMVC op termijn hetzelfde literatuurhistorische verhaal moeten brengen met eigen Nederlandse en Vlaamse accenten. Maar dat is vooralsnog toekomstmuziek.
In de eerste plaats moet het Letterenhuis immers doorgaan met de ontsluiting van het literaire erfgoed dat in zijn kelders opgeslagen ligt. Dat is niet evident. Want hoewel het belang van de instelling niet overschat kan worden, moest ze zich tot nu toe behelpen met dertien vaste medewerkers, net voldoende om in de dagelijkse activiteit van het museum te voorzien en de meest dringende ingrepen in het archief uit te voeren. De museale functie van het AMVC werd en wordt volledig bekostigd door de stad Antwerpen. Voor de bestudering en ontsluiting van zijn verzameling van naar schatting anderhalf miljoen brieven en handschriften moest het AMVC tot nog toe voornamelijk een beroep doen op externe medewerkers, afgevaardigd door de stedelijke Erfgoedcel of het onlangs opgerichte Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie. Gelukkig maakt het AMVC-Letterenhuis nu eindelijk aanspraak op een structurele subsidiëring door de Vlaamse overheid. Zoals in het vooruitzicht gesteld in het door de Vlaam-