bert en de Rotterdamse nuchterheid van Cornelis Bastiaan Vaandrager en Riekus Waskowsky. Die combinatie van romantische bevlogenheid, maatschappelijk engagement en zelfspot blijkt al uit de titel van zijn eerste bundel, Rozen & Motoren, waarin dit gedicht staat:
Het is niet vrij van rozen
en ook het gebruik van motoren
is aan mijn lichaam niet vreemd.
Ondermijn vermoeide haren kraait
een nachtegaal en knarsetandt
van de stilte, heus, heeft zich
aan mij nog niet voltrokken.
Als Piet Paaltjens een eeuw later had geleefd, zou dit zijn idioom zijn geweest. Typerend is het gebruik van een prozaïsch woord als ‘proces’ naast het poëtische cliché ‘nachtegaal’, terwijl het tussenwerpsel ‘heus’ de lezer tot intimus van de dichter maakt.
De reeks ‘Euthanasie’ uit dezelfde bundel begint met een griezelig gedicht, dat in zakelijke termen het ontstaan van nieuw, tot sterven gedoemd leven beschrijft:
Een eeuwenoud idee, de vrucht van Coca-Cola
Uit 1 idee is de doodstraf ontstaan, in elke cel
Het voorarrest heeft ruimte voor vergroeiingen
In latere bundels baseert Verhagen zijn gedichten soms op ‘gevonden’ teksten, zoals ook Armando, Sleutelaar, Vaandrager, Buddingh' en Schippers wel deden, maar pure readymades zijn zeldzaam in dit oeuvre. De cyclus ‘Cocon’ uit 1966 berust weliswaar voor een groot deel op de Gids voor Gezin en Huishouding 1964, maar door de manier waarop Verhagen de teksten heeft geïsoleerd en geconcentreerd is een bijna mythische compactheid ontstaan:
Met horten & stoten, de ene keer schiet het [omhoog,
dan weer lijkt het stil te staan.
De pooltoefjes zitten onwrikbaar vast.
Het is zoals Verhagen het expliciet heeft gezegd in het eerste gedicht van De autoriteit van de emotie (1992):
Ik ben de maker niet van het gedicht,
maar zo ontvankelijk mogelijk
d.w.z. van elke tedere connectie ontdaan sta ik
totaal ter beschikking van wat zich tot mij richt -
als een snaar doortrillende dit tijdsgewricht
registreer ik de akkoorden.
Omdat Verhagen inderdaad de ‘ruimte van het volledig leven’ in zijn poëzie toelaat en zichzelf nooit regels oplegt, heeft hij, meer dan zijn bentgenoten van gard sivik en De Nieuwe Stijl, de ‘totale poëzie’ geschreven die Hans Sleutelaar aankondigde met zijn beruchte vraag: ‘Wollt Ihr die totale Poesie?’
De laatste jaren heeft Verhagen enkele nieuwe hoogtepunten aan zijn oeuvre toegevoegd. Na zwakke bundels als Duizenden zonsondergangen, Kouwe voeten en De autoriteit van de emotie kwam hij in 2000 met Triomfantelijke wandelingen, een grillig boek dat de schwung en hartstocht van Rozen & Motoren evenaart. Het verzameld werk wordt afgesloten met een nieuwe reeks, Uit het halogeen, die tot het beste behoort dat Verhagen ooit geschreven heeft. ‘Maar je voelde je verdommen te verlammen’, zegt Verhagen, en:
revitaliserend als een aapse clown kwam
je onder dekking van de smook uit alle macht
door de loodzware vitrages binnenrollen,
op voltage krijsend, vals en vol vlammen.
Het is gevaarlijk woorden als ‘revitaliserend’ te gebruiken, de alliteratie in de laatste regel is op het randje, maar wat een beeld, wat een energie, wat een volmaakt samengaan van woede en humor! Hier is een dichter aan het woord die nog lang niet gaat zwijgen.
Piet Gerbrandy
hans verhagen, Eeuwige vlam. Verzamelde gedichten 1958-2003, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2003, 560 p.
Tegen alle bloedvergieten en kanariepieten in. Hans Verhagen, dichter, filmer, schilder. Schrijversprentenboek 48, onder redactie van Daan Cartens, Vic van de Reijt, Hans Sleutelaar en Dick Welsink, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam / Letterkundig Museum, Den Haag, 2003.