samenleving bleek toen niet maakbaar en een beleid van bezuinigingen (Bestek 81) was het enige redmiddel. Volgens de auteur ontstond er ‘een geestelijk niemandsland omdat het geloof niet is getransformeerd in een diepere, meer speculatieve visie - op de nationale identiteit, op de Nederlandse cultuur, op wat een staat zou moeten zijn voor de burgers, op wat het eigenlijk betekent om Nederlander te zijn in tijden van migratie en globalisatie.’ Heijne schreef dit in 2001 en voelde de tijdgeest goed aan.
Het is echter de vraag of het onbehagen dat in 2002 aan het licht kwam daarop was terug te voeren. Vooral immigratie en de gebreken van de multiculturele samenleving werkten als katalysatoren in op de onlustgevoelens die er onderhuids waren. De ‘maakbare samenleving’ van de jaren zeventig was al lang vervlogen, Nederland was geen gidsland meer en de welvaart kende na acht jaar van ongekende economische groei een hoogtepunt. Toch een interessante paradox: Nederlanders waren nog nooit zo rijk geweest, en toch waren ze zo ontevreden.
Heijne voegt er in een naschrift aan toe dat hij niet ‘voorzag’ dat Pim Fortuyn een jaar later dit onbehagen zou kanaliseren en een gezicht zou geven. Fortuyn, ook lange tijd columnist, ‘bracht de grote vragen over identiteit en eigenheid moeiteloos terug naar het domein van de politiek’, zegt Heijne. Of het zo moeiteloos was, valt te betwijfelen. Fortuyn begon moeizaam, via Leefbaar Nederland in november 2001. Er ontstond een breuk toen hij eind februari 2002 een interview gaf in
de Volkskrant waarin hij de islam als ‘achterlijk’ omschreef. Volgens Fortuyn gaat het beginsel van vrijheid van meningsuiting boven het antidiscriminatiebeginsel zodat hij zonder omwegen de islam kon laken omdat imams zich keerden tegen homoseksuelen en de gelijkheid van man en vrouw. De daaropvolgende periode werd vooral gekenmerkt door chaos. Fortuyn begon voor zichzelf, won ruimschoots de raadsverkiezingen in Rotterdam
‘Woede, wroeging en verwarring in een land dat geroemd wordt om zijn verdraagzaamheid’. Kop van ‘The Independent’ op 8 mei 2002, 2 dagen na de moord op Pim Fortuyn. De foto toont de rouwende menigte voor het huis van Fortuyn in Rotterdam.
op 6 maart 2002, richtte een lijst op voor de Tweede Kamerverkiezingen van 15 mei 2002 maar werd de maandag voor de verkiezingen doodgeschoten door een milieuactivist.
Heijne heeft gelijk als hij zegt dat Fortuyn waarschijnlijk niet in staat was geweest om zijn belofte aan de kiezers gestand te doen. ‘De afgelopen jaren heeft Fortuyn zich eigenhandig getransformeerd van komische figurant tot een politiek scherpschutter van Haideriaanse allure.’ Fortuyn bracht een schokgolf teweeg maar de vraag was wat hij zou kunnen doen met het politieke kapitaal. Waarschijnlijk niet veel. Zijn Lijst Pim Fortuyn (LPF) zou ook met Pim grote interne moeilijkheden hebben ondervonden en het zou niet zijn uitgesloten dat de partijleider er na verloop van tijd de brui aan had gegeven. De implosie van de LPF zou ook zijn gevolgd, maar wellicht wat later.
Heijne legt de vinger op de wonde als hij de traditionele partijen aanwijst als schuldigen voor de opkomst van Fortuyn. Er leefde immers rancune bij de kleine man die zijn straat, zijn buurt en zijn stad zag veranderen door grootscheepse immigratie. Epigonen van de multiculturele gedachte deden alsof de veelkleurigheid prachtig was. ‘Dat onze omgang met de zogenaamde multiculturele samenleving een toetssteen is van onze mate van be-