Ons Erfdeel. Jaargang 46
(2003)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdGrafschrift voor een aap.
| |
[pagina 770]
| |
vorm waarvan wel eens gezegd wordt dat hij alle andere genres in zich kan opnemen. Precies de eigenschappen die zijn poëzie zo interessant maken - de experimentele vorm, de dwarsverbanden tussen cultuur, wetenschap en taal, het proefondervindelijke, onderzoeksmatige karakter ervan - gaan in zijn proza verloren. Wat overblijft, is een geëngageerde maar al te pamflettaire roman, die wel vlot leesbaar en toegankelijk is. Lauwereyns had van zijn romandebuut een interessanter, steviger boek kunnen maken. De filosofische bedenkingen die geregeld in het boek gemaakt worden, verdienden meer ruimte dan de terloopse vermeldingen die we nu aantreffen. Denkbeelden van Dekaruto (een Japanse verbastering van de naam van de zeventiendeeeuwse grondlegger van het rationalisme René Descartes), Tsjaruzu Daruïn (Charles Darwin), Kooshi (Confucius) en Djon Rokka (John Locke) worden ironisch geciteerd. Meer dan als intellectuele speldenprikjes, had de auteur die citaten kunnen hanteren als aanzetten tot een meer algemene reflectie op de relatie tussen wetenschap en filosofie, empirie en kennis, lichaam en ziel. Interessanter dan de roman zelf zijn dan ook de vier aapgedichten die in Lauwereyns' bekroonde bundel Buigzaamheden opgenomen zijn onder de titel ‘De geest van het experiment.’ Die gedichten bevatten flarden tekst die letterlijk uit Monkey business zijn geplukt. Toch werken zij veel beter in hun poëtische context dan in de roman. Het lijkt alsof de beelden pas tot hun recht komen in de dichtbundel, alsof pas daar veelzeggende verbanden en aanknopingspunten ontstaan met Lauwereyns' vroegere werk. Dit fragment uit ‘De leerlooier’ kan als voorbeeld dienen:
Dekaruto schakelde de brander aan.
De huid van Rorensu sprong open,
de beide boorden zwartgeblakerd.
Ik zag geen druppel bloed verschijnen,
alleen witte, grijsachtige vliesjes
onder de opengesneden lap leer.
Chimpansee Ham na een geslaagde testvlucht in de ruimte, begin jaren '60.
De brander was blijkbaar een efficiënt
instrument, en Dekaruto een bekwame,
een bekwame
leerlooier?
Ik nam op mijn beurt de brander vast.
Nog even en ik had Rorensu's huid
in mijn handen.
Wat moest ik daar nu mee?
Neem hem mee naar huis
Ik hield mijn neusgaten dicht,
zoog voorzichtig, traag,
lucht in en blies uit.
Als avondmaal.
In de vier aapgedichten, nu al cruciaal in Lauwereyns' oeuvre, wordt de link duidelijk tussen zijn vroegere poëzie en zijn roman; in die vier gedichten wordt duidelijk dat Monkey business zijn plaats heeft in het literaire project dat Lauwereyns uitvoert. In dat project neemt de dichter Jan Lauwereyns de rol op zich van een neurowetenschapper, die zijn poëzie als een experiment beschouwt om de werking van ‘de dichterlijke ziel’ (zie de gelijknamige reeks uit Blanke verzen) te achterhalen. Zowel de dichter, die aan het einde van Blanke verzen zelfmoord pleegt, als het laboratoriumaapje Haruki worden het slachtoffer van een naargeestig rationalisme, van de wetenschappelijke drift naar objectiverende en abstracte kennis. Ik mag hopen dat Jan Lauwereyns' vivisectie van deze moorddadige drang nog vele in- | |
[pagina 771]
| |
drukwekkende experimenten oplevert en dat hij die dan in poëzie vormgeeft. ‘Monkey business is een roman van een dichter die voor de romanvorm heeft gekozen’, zei de auteur zelf over zijn debuutroman, en: ‘Ik beschouw mezelf in de eerste plaats als een dichter’.Ga naar eind(2) Bart van der Straeten jan lauwereyns, Monkey business, Meulenhoff, Amsterdam, 2003, 158 p. |