De schaduw van de vooruitgang
Op het voor- en achterplat van Arnold Heumakers' jongste essaybundel valt een vliegtuigschaduw onheilspellend op de glaswand van een modern kantoorgebouw. De elfde september dringt zich op, maar de symboliek van het beeld heeft een bredere strekking: de glanzende facade van de moderniteit wordt onverhoeds bedreigd door precies hetzelfde vernuft dat haar voortbracht. De titel van de bundel, De schaduw van de Vooruitgang, neemt daarover de laatste twijfel weg.
Zo'n stelling zal niemand verbazen die het werk van de historicus, literatuurcriticus en filosoof Heumakers kent. Steeds draait het daarin om het ontembare, ongedachte en onverteerbare dat heimelijk de zekerheid van een ogenschijnlijk soevereine orde aanvreet. Op literair vlak werkte hij die gedachte uit in zijn theoretische opstel Onleefbare waarheden (1990) en de essaybundels Schoten in de concertzaal (ondertitel: Over literatuur, politiek en het Kwaad) uit 1993 en - niet minder omineus klinkend - De fatale cirkel uit 1997. Filosofisch peilde hij haar in het wonderlijke dialoogboek De horizon van Buitenveldert. Gesprekken over cultuur en techniek uit hetzelfde jaar.
Ook op het omslag van dat laatste boek vinden we een vliegtuig terug, al enigszins onbehaaglijk in zijn lage landingsvlucht over de torenflats van Buitenveldert onder de rook van Schiphol. Dat beeld zette de toon voor de daarin opgenomen gesprekken, waarin Heumakers samen met de filosoof Wouter Oudemans de kritische maat nam van de westerse cultuur. Technische beheersbaarheid is van die laatste de grondtoon en dat is zowel een zegen als een vloek. De mensheid heeft haar wereld stevig in de hand, maar wordt door diezelfde techniek steeds meer onderworpen aan een roestvrijstalen bestel waarin ze haar menselijkheid verliest.
In De schaduw van de Vooruitgang zet Heumakers deze gedachtegang voort in gesprek met een aantal cultuurcritici, van wie sommigen ook in Buitenveldert al ter sprake waren gekomen (Ernst Jünger, Nicolaas Matsier), naast figuren als Rousseau, Baudelaire, Valéry, De Perron en Charlotte Mutsaers. Even massief als de vliegtuigschim op het omslag valt over allen echter de schaduw van Martin Heidegger, aan wie Heumakers een fascinerend slotessay wijdt. Het is het enige in deze bundel dat nog niet eerder verschenen is en neemt ruim een kwart ervan in beslag.
Net als in zijn gesprekken met Oudemans bepaalt Heidegger de agenda van deze bundel, die niet zozeer een bijdrage aan als wel een kritiek op de cultuurkritiek wil zijn. Steeds vertrekt die laatste immers, zo benadrukt Heumakers, vanuit een absoluut punt van waaraf zij de stand van de cultuur van haar tijd onder vuur neemt. Om haar falen te keren moet er een oorspronkelijke deugdzaamheid worden hersteld die kan variëren van het compromisloos oprechte ‘ik’ van Rousseau tot het ouderwetse fatsoen in het huidige debat van normen en waarden.
Omdat de cultuurkritiek zich op die manier plaatst op een absoluut, archimedisch punt buiten de geschiedenis, slaagt ze er nooit in de problemen van haar tijd werkelijk te raken, zo stelt Heumakers vast. Ze wil altijd terug naar een mythische oorsprong en miskent daarmee dat het wezen van de geschiedenis nu juist veranderlijkheid is. Cultuurcritici, aldus Heumakers, ‘zijn dan ook bijna altijd beter in hun diagnoses dan in hun remedies.’
Juist omdat Heidegger geen cultuurcriticus wilde zijn, kan zijn diagnose voor Heumakers dit dilemma overstijgen. Om dat duidelijk te maken geeft hij in zijn slotessay een uitvoerige inleiding in diens Zijnsdenken, dat tot de meest precieze en toegankelijke presentaties daarvan in het Nederlands taalgebied behoort.