bekend. Platel situeert zijn dansvoorstellingen altijd op een anonieme hangplek, in dit geval een verlaten shopping center met smoezelige hekken en gangetjes. Op dat ‘plein’ kunnen vele culturen en gezindten elkaar kruisen of met elkaar in conflict raken, een metafoor voor de samenleving en hoe we daar vaak vanuit clichébeelden naar kijken.
Muzikaal, maar ook inhoudelijk bouwde Platel de voorstelling op als een trechter, vanuit de veelheid naar de soberheid. In het begin houden de snelle noten de bovenhand en overheerst de kwikzilveren levendigheid van de muziek. Dat maakt aannemelijk dat de acteurs breakdancen op Mozart, of in een solomoment exploderen op het podium, op de stuwende tonen van de woedearia ‘Smanie Implacabili’. Dan komt de omslag en kantelt de voorstelling in een bespiegeling over onmacht. Als aangever dienen de tristesse en melancholie van de afscheidsaria's uit onder meer Così fan tutte en Die Zauberflöte.
De muziek vormt in Wolf een sterke eenheid. De twee sopranen en de mezzo staan niet verheven boven de actie, ze zijn erin opgenomen. Sylvain Cambreling maakte nieuwe arrangementen voor het kleine ensemble van Klangforum Wien, dat de muziek live uitvoert. Hij wilde voorkomen dat Mozart als een lappendeken van stijlen zou klinken. Cambreling laat ook hedendaagse elementen binnensluipen door een accordeon te introduceren en veel onheilspellend geritsel van percussie.
Er is een potpourri van bekende aria's te horen, een sentimentele schlager van Céline Dion dient als contrapunt en Mozart wordt uitgevoerd op de neergelaten rolluiken van het decor. Toch zorgt de muzikale heiligschennis - aria's worden niet bepaald in gewijde stilte opgevoerd, één keer zelfs halverwege afgebroken - niet voor een schokeffect. Breeddenkende muziekliefhebbers vinden niet dat de geest van Mozart gebruuskeerd werd. De ontluistering is maar schijn, de muzikale prikkels maken de essentie uit van de voorstelling.
Wolf ging in première tijdens de Ruhr Triënnale in het voorjaar van 2003 en werd positief
‘Wolf’ van Alain Platel - Foto Chris van der Burgt.
ontvangen door de Duitse en internationale pers. Danscritici kijken elke keer weer met ontzetting naar de exotische volière die Platel op een podium openzet: de rare vogels die hij selecteert vanuit zijn subversieve voorkeur voor dansers en performers die de gebaande paden verlaten. In de programmabrochure worden ze als ‘persoonlijkheden’ geïntroduceerd, eigenzinnige talenten die van Platel mogen doen waar ze goed in zijn. Vooral de veelkleurigheid, de bravoure van de aanpak en de onnavolgbare turbulentie op het podium wekten in de pers bewondering.
De Volkskrant zag zelfs een meesterwerk: ‘theater van de alledaagsheid door onalledaagse artiesten.’
Door de staking van het technisch personeel haalde Wolf het festival van Avignon niet. De eerste Vlaamse doortocht, in september 2003 in de Gentse opera, werd door het publiek laaiend enthousiast onthaald. De danspers reageerde eerder koeltjes, het bewijs dat Alain Platel niet als een heilig huisje wordt gekoesterd. Critici ergerden zich aan het gebrek aan coherentie of zelfs aan ‘een overdaad aan vondsten en vondstjes, die vervaarlijk op de rand van de anekdotiek balanceren’ (Pieter T'Jonck in De Financieel Economische Tijd). Vooral de vlaggenparade moet het ontgelden. In Wolf duikt een moment van collectieve hysterie op, aangezwengeld door politiek positivisme en nationalisme. Daarbij gaan twee vlaggen, die sterk lijken op de Israëlische en de Amerikaanse, in de fik. Platel werd aangepakt op het expliciete, boodschapperige karakter van deze scène. Hij verdedigt zich door te ver-