| |
| |
| |
Een theatermaakster met een plakboek
Pascale Platels lust om te vertellen
Paul Demets
werd geboren te Deinze in 1966. Studeerde Germaanse filologie en theaterwetenschappen aan de K.U. Leuven en de K.U. Nijmegen. Is leraar Nederlands en poëzierecensent voor het weekblad ‘Knack’en voor de VRT Publiceerde onder meer de dichtbundels ‘De papegaaienziekte’ (1999) en ‘Vrees voor het bloemstuk’(2002.
Adres: Kasteelstraat 56, B-9870 Olsene-Zulte
Verandering van spijs doet eten. En dat is ook zo in het Vlaamse jeugdtheater. Lange tijd heeft het zich aan vaste categorieën vastgeklampt: rechtlijnig vertelde verhalen, herkenbaar acteerwerk, traditionele decors, allemaal met de bedoeling om de juiste toon voor de juiste leeftijd te treffen en op die manier opvoedkundig verantwoord te zijn of puur amusement te bieden. Het lijkt een verhaal van lang geleden, maar toch typeert het gedeeltelijk nog de sfeer in het Vlaamse jeugdtheater tot halverwege de jaren negentig. Het Gentse Speelteater van Eva Bal, Oud Huis Stekelbees van Guy Cassiers, Het Gevolg van Ignace Cornelissen en de kinderkunsthuizen Bronks in Brussel, Villanella in Antwerpen en ook de Kopergieterij in Gent waren al jaren een andere, veel interessantere koers aan het varen, maar het Koninklijk jeugdtheater, het enige repertoiretheater in Vlaanderen, bleef als een tanker alle andere fraaie schepen in de haven in zekere mate overschaduwen. Gelukkig is daar met de omvorming van het Koninklijk jeugdtheater tot Het Paleis, onder leiding van de onvermoeibare Barbara Wyckmans, geen sprake meer van. Het Paleis is een prachtig vlaggenschip, met een dynamische, wisselende bemanning, die de rest van de Vlaamse jeugdtheatervloot op sleeptouw neemt.
Op het eind van de jaren negentig ontstond een nieuwe, interne dynamiek binnen het jeugdtheater, vooral omdat de gevestigde instellingen hun deuren openzetten en een nest boden aan jong talent waarin het geleidelijk zijn ei kon uitbroeden. Men ging op zoek naar jonge makers die een eigen theatertaal durfden te ontwikkelen, de wetmatigheden durfden onderuit te halen en zo de illusies van een jong en ouder kijkpubliek te doorprikken. Vanonder Eva Bals vleugels verscheen Johan de Smet, bij Victoria krijgen regelmatig nieuwe namen alle kansen - ook auteurs, trouwens. Arlette van Overvelt werd groot bij Het Gevolg en zette intussen haar bloeiende gezelschap
| |
| |
‘De koning van de paprikachips’, Bronks, 1998 - Foto Arnout Deurinck.
Luxemburg op de rails. We moeten ook de rol van Villanella en Bronks niet onderschatten. Mark Verstappen en Oda van Neygen zijn artistieke leiders die voortdurend voeling houden met wat er leeft bij het jonge volkje, zowel publiek als makers. Ze zijn bereid mee te denken over hun onzekerheden, hun chaotische en daardoor soms zo actuele keuzes, hun gesampelde wereldbeeld dat zeker plaats biedt voor sociale bekommernis, zonder dat dit engagement geforceerd aandoet. Er kwam ruimte voor dit alles binnen het jeugdtheater. En, niet te vergeten, voor humor die alles relativeert en verrassingen met zich meebrengt.
De Kakkewieten, ‘ontdekt’ door Oda van Neygen (Bronks) en ongeveer op hetzelfde moment ook uitgenodigd door Villanella en Het Paleis, zijn zowat het schoolvoorbeeld van het jonge, onstuimige leven binnen de schoot van het zo al erg dynamische jeugdtheater van de jaren negentig. Robby Cleiren, Adriaan van den Hoof, Tine Reymer, Dimitri Leue, Tine en Pieter Embrechts en consorten doorbraken op een speelse manier allerlei begrenzingen: in hun voorstellingen kregen muziek en theater een ironisch tintje. Het was bekkentrekkerij in de richting van de conventies van die genres. Ze brachten revueachtige spektakels die het niveau van de parochiezaal ver overstegen. Ook leeftijdsgrenzen werden doorbroken: je kon niet precies zeggen voor welke doelgroep hun voorstellingen bestemd waren. Sommige leden
| |
| |
van De Kakkewieten waren (en zijn) trouwens ook actief bij De Roovers, een pittig theaterensemble dat voorstellingen binnen het volwassenencircuit brengt. De Kakkewieten jongleren dan ook graag met theateropvattingen en plaatsen vooral de gedachte voorop van makers die iets komen vertellen, zonder trucs en zonder hun persoonlijkheid te verbergen.
Zo hebben De Kakkewieten er mee voor gezorgd dat de individuele theatermaker binnen het jeugdcircuit centraler is komen te staan. Dimitri Leue maakte bij Bronks en Het Paleis intussen een hele reeks voorstellingen waarin hij op een suggestieve manier met taal goochelt en zijn persoonlijke belevingswereld - zonder dat het expliciet autobiografisch wordt - op die toeschouwers projecteert. Melancholie tempert hij door humor.
| |
Ondeugend en onbeholpen
Los van De Kakkewieten maar op een indringende wijze maakte Pascale Platel haar intrede in het jeugdtheater. Ook zij is een typevoorbeeld van die individuele theatermakers die het jeugdtheaterlandschap een ander uitzicht geven. Ze is de zus van Alain Platel, de artistieke leider van het Gentse dansgezelschap Les Ballets C. de la B., dat met voorstellingen als Iets op Bach al internationaal furore maakte. Pascale Platel was tot enkele jaren geleden actief bij Les Ballets als danseres. Nadien schreef ze enkele theaterteksten voor het Gentse Nieuwpoorttheater. Oda van Neygen zag haar in 1997 aan het werk in de dansvoorstelling Boeken en juwelen (1997) en ze nodigde Platel datzelfde jaar uit voor een kleine performance op het Bronksfestival. Omdat Pascale Platel met haar dolkomische verhaal over Roodkapje en de Power Rangers jong en oud wist te charmeren, kreeg ze van Bronks de opdracht om een volwaardige theatervoorstelling te creëren.
Het resultaat was De koning van de paprikachips (1998), een solovoorstelling die het midden hield tussen een conference en stand-up comedy. Helemaal alleen stond Pascale Platel niet op het podium: ze had het gezelschap van een opgezette gorilla. In de voorstelling speelde ze haar alter ego, met een Gents accent en in een taaltje dat typisch is voor iemand die zijn best doet om zijn dialect te verbergen. Ze werd verliefd op een slets (voor Gents-onkundigen: een pantoffel) met machotrekjes. De tovenaar die ervoor moest zorgen dat de liefde wederzijds werd, zou ze te pakken moeten krijgen door het 0900-nummer op een zakje paprikachips te vormen. In een gemengde wereld van fastfood en Afrikaanse dieren ondernam ze haar zoektocht naar de liefde. Hoe onderhoudend en pretentieloos die queeste ook was, toch was die eerste voorstelling van Pascale Platel niet vrijblijvend. Ze wist met De koning te raken aan enkele zaken die kinderen intuïtief erg aanspreken: de eigen, associatieve wereld die ze opbouwt, vaak probleemloos en o zo herkenbaar op de rand van de kitsch. Alles past ze in haar eigen belevingswereld in. Dat is ook voor kinderen een
| |
| |
‘Connaissez-vous votre géographie?’, Bronks, 2000 - Foto Phile Deprez.
manier om op ontdekkingstocht te gaan en hun eigen wereld op te bouwen. Dat betekent: onvervulde verlangens, keuzes die moeten worden gemaakt, terwijl je zo graag alles zou willen. Het maakt het jonge leven er niet altijd gemakkelijk op. Pascale Platel kreeg voor De koning van de paprikachips terecht de Signaalprijs voor de beste Vlaamse jeugdtheatervoorstelling.
In 2000 creëerde Platel Connaissez-vous votre géographie? En daar kwamen enkele basisprincipes die ze hanteert, bloot te liggen. De aanzetten tot haar voorstellingen haalt ze duidelijk uit heel uiteenlopende domeinen. Er zijn zinnetjes die ze overal oppikt, zoals de titel Connaissez-vous toen ze, bij een bezoek aan restaurant Togo, vroeg waar Togo lag en de uitbater een beetje verontwaardigd antwoordde: ‘Mais madame, connaissez-vous votre géographie?’. Maar ze heeft ook ogen en oren open, want beeld (videofragmenten) en muziek zijn dragende elementen in haar voorstellingen. Gedreven door haar opmerkzaamheid vermeit Pascale Platel zich in allerlei details. Ze identificeert zich met haar personages, zonder echt in hun huid te kruipen. Door te laten zien hoe de personages spreken of kijken, toont Platel over welke personages ze het heeft, maar ze geeft er meteen een ironische bijklank aan.
Platels voorstellingen lijken in elkaar geknutseld te zijn, maar toch vallen de elementen mooi op hun plaats. In Connaissez-vous houdt Platel regelmatig via het beeldscherm contact met haar geliefde op Mars, Dajin. Als uitvalsbasis kan daarvoor een benzinestation dienen, maar net zo goed een politiecombi. Zo verruimt ze de wereld die ze in haar voorstellingen opbouwt. Ook verbaal doet ze dat. De toeschouwer moet meegaan op het kronkelige, associatieve pad van de verbeelding. Niet alleen de personages in haar voorstellingen beleven een soort reis die belangrijke wendingen in hun leven inhoudt, maar ook de toeschouwers. Kinderen voelen zich er sterk door aangesproken en kun- | |
| |
nen tijdens Platels voortstellingen moeilijk de neiging onderdrukken om luidop te reageren. De ondeugendheid waarmee ze haar springerige verhalen vertelt en haar schijnbare onbeholpenheid verleiden hen daartoe. Alleen op die manier weet Platel in Connaissez-vous een verhaal over een alien die terug wil naar Mars, bijgestaan door het nevenpersonage Saskia Schoentjes Kleertjes, aannemelijk te maken. Alles zit wel in een speels, vaak gewaagd, kleedje, maar de onderhuidse melancholie en het verlangen naar het ruimtewezen wordt er in de stille momenten des te aangrijpender door blootgelegd.
| |
Hoogmis van vertelplezier
Je zou je kunnen afvragen of Pascale Platels eigenzinnige theaterstijl, vol absurditeiten, platitudes en wendingen in het verhaal, niet snel uitgemolken raakt. Met Ola Pola Potloodgat (2001) bewees Platel het tegendeel. In het voorjaar van 2002 kreeg ze er de 1000 Wattprijs 2001 voor, de meeste begeerde jeugdtheaterprijs in ons taalgebied, aangezien alle jeugdproducties uit Vlaanderen en Nederland in aanmerking komen. Deze prijs vervangt trouwens de vroegere Signaalprijs (Vlaanderen) en de Hans Snoekprijs (Nederland). En in september 2002 werd helemaal duidelijk dat de voorstellingen die ze brengt jong en oud weten te bekoren, want toen kreeg ze de Theaterprijs, de belangrijkste prijs op het Theaterfestival, dat toch nog steeds vooral focust op volwassenenvoorstellingen. Zoiets had nog nooit een andere jeugdtheatermaker haar voorgedaan.
Ola Pola is inderdaad een voorlopig hoogtepunt in het werk van Pascale Platel. En alweer moeten we de rol van producent Bronks niet onderschatten. Oda van Neygen spoorde haar aan om haar manier van spelen te confronteren met die van een ander. Bijna vanzelfsprekend werd het danser Randi de Vlieghe, die ze al kende uit de tijd bij Les Ballets. De samenwerking met haar compagnon de route leverde minder tekst en een eerder dansante voorstelling op, anders dus dan wat we voordien van Pascale Platel gewend waren. Verder waren er veel overeenkomsten: de manier waarop ze de titel bedacht (Ola pola potloodgat is wat Pascale Platel tegen haar zoontje zegt als hij iets verkeerd doet) en het plakboek vol foto's, anekdotes en ideeën als basis voor de voorstelling. Platel moest er doodgewoon een helderder verhaal uit distilleren, want met Ola Pola mikte ze op een jonger publiek (5+) dan in haar eerder werk. Toch zitten we ook hier weer naar een grillig vertelde wereld te kijken, waarin Platel zowel verwijzingen naar de populaire kindercultuur (piraten, olifanten) als naar de ‘hoge’ (Maria Callas) en de ‘lagere’ volwassenencultuur (Marco Borsato) met een vette knipoog verwerkt. Een poging om het verhaal enigszins samen te vatten: de olifant Suzy is haar jong kwijt. Het is verkocht. Het hoofdpersonage, gespeeld door Pascale Platel, is eenzaam, want het heeft geen ouders. Daarom mag de ikfiguur bij Suzy komen wonen, in een pluchen olifantenpaleis, met een olifantenwashoek en
| |
| |
‘Ola Pola Potloodgat’, Bronks, 2001 - Foto Katleen Exelmans.
een olifantenkookhoek. Wanneer ze zich verveelt, gaat Pascale - dat kunnen we op de video zien - een kindje kopen in een buurtwinkeltje. De baby huilt veel en zijn gehuil lijkt op dat van een olifant. Omdat het om de baby van Suzy lijkt te gaan, ontstaan er spanningen tussen het ikpersonage en Suzy.
Zo verteld lijkt het een eenvoudig verhaal, maar de voorstelling zit in werkelijkheid ingenieuzer in elkaar. De acteurs doen wat kinderen doen als ze samen spelen: ze zetten een hoofddeksel op of vinden een attribuut en ineens zijn ze iemand anders. Zo krijg je uitspraken als: ‘Ik ben de dochter van een piraat; ik ken een pirana.’ Pascale Platel blijkt een piratendochter te zijn. En Randi de Vlieghe verandert ook van personage: hij is nu eens de olifant Suzy, dan weer de olifant Petrouch, op wie de piratendochter verliefd wordt. Terwijl de acteurs vertellen over het personage, worden ze het ook.
In Ola Pola Potloodgat zitten dolkomische verwijzingen naar de pathetiek van tophits over de liefde, er zit een mooi dansje in op de begintune van de Fabeltjeskrant. En Pascale Platel vertelt hoe ze droomde dat ze met Maria Callas in de supermarkt liep. Maar de voorstelling gaat verder dan dat: het is een ontroerend verhaal over de behoefte aan geborgenheid, over de relatie ouders-kinderen, maar het gaat net zo goed over het acteren zelf. Zoals kinderen dat ook doen, dirigeert Pascale Platel aanvankelijk het acteerwerk van Randi de Vlieghe. Maar geleidelijk aan trekt De Vlieghe de actie naar zich toe. Met zijn stilzwijgendheid en dansante bewegingen zorgt hij voor rustpunten in het spelverloop én zet hij Pascale Platel aan het denken. Het is heel spannend om te zien hoe ongebreidelde fantasie voortdurend ingetoomd lijkt, maar toch de bovenhand krijgt.
| |
| |
In Gezegend zij (2002), dit keer een productie van de Kopergieterij, staat Pascale Platel weer alleen op het toneel. En alweer met succes, want de jury nomineerde deze voorstelling voor de 1000 Wattprijs 2002, die in april 2003 op het Tweetaktfestival in Antwerpen werd uitgereikt. Platel werkt hier opnieuw voor een ouder publiek (10 +) en knoopt zo aan bij De koning van de paprikachips en Connaissez-vous votre géographie? Maar in tegenstelling tot die voorstellingen, is de verhaallijn in Gezegend zij veel minder grillig. In die zin heeft Ola Pola misschien als een katalysator gewerkt. Pascale Platel kruipt hier in de huid van Elisabeth, de moeder van Johannes de Doper en de tante van Jezus. Op hoge leeftijd - al is ze verbazend jong van geest en lichaam, want manicure en bodysculpting zijn haar niet vreemd - is ze een soort manager voor de twijfelende Jezus. Als die zich afvraagt of wonderen wel zin hebben, raadt ze hem aan om eens een lange tocht door de woestijn te maken. Binnen ongeveer een uur tijd passeren alle belangrijke fases uit Jezus' openbare leven de revue, verteld vanuit vrouwelijk perspectief en met veel persoonlijke anekdotiek. Zo eet Johannes de Doper, naast sprinkhanen, ook ‘patatjes in de pel’ en is Judas duidelijk verliefd op Elisabeth. Allerlei elementen verwijzen op een komische manier naar de katholieke opvoeding: de Zweedse bok waarop Platel haar verhaal doet, het EHBO-kistje, het liedje ‘Kumbaya my lord’ op blokfluit. Wie katholiek is opgevoed, kan dus dubbel genieten. Ook van de taal: zinnen uit teksten van kerkliederen en de bijbel worden doorspekt met sappige, persoonlijke verhalen. Het is een hoogmis van vertelplezier.
Sinds de lente van 2003 is Pascale Platel op tournee met haar eerste voorstelling voor volwassenen, Besmeurde witte laarsjes. Het is letterlijk en figuurlijk een confrontatie tussen een geschoolde acteur (Michaël Pas) en een vertelster-actrice zonder opleiding, maar met des te meer fantasie (Pascale Platel zelf). In de voorstelling wordt dat contrast mooi uitgespeeld. Pas is een macho die zweert bij zijn perfecte kennis van verkooptechnieken. Zo denkt hij dat hij iedereen op zijn hand kan krijgen. Zeker een vrouw als Samantha kan geen probleem vormen. Ze is een echte schoenenfetisjiste, die over riemsandaaltjes spreekt als over haar kinderen. Voor een paar witte laarsjes had ze zelfs een winkeldiefstal over. Met haar naïeve blik lijkt ze een gemakkelijke prooi voor de verkoper, maar ze wil hem vooral verleiden. Daarom laat hij zich vernederen tot allerlei infantiele spelletjes. Zodra de verkoper binnen is gelaten in Samantha's huis, is zij de dominante persoonlijkheid.
Interessant is hoe Pascale Platel hier een huiskamervariant uitprobeert van de verkoopstaal als theatermiddel, iets wat door Bernard-Marie Koltès in de jaren tachtig al werd toegepast - maar dan in de interactie tussen een dealer en een klant - in zijn tekst In de eenzaamheid van de katoenvelden. In tegenstelling tot bij Koltès verdrinken de personages niet in eenzaamheid, maar ontdekken ze elkaar en ook zichzelf door hun maskers af te leggen.
| |
| |
‘Gezegend zij’, de Kopergieterij, 2002 - Foto Phile Deprez.
| |
Verhalen uit de wereld zuigen
Recent liet Pascale Platel nog een ander facet van haar talent zien, met het kinderboek Baby Pop en Billyboef (2002). Het ontstond in samenwerking met Brugge 2002 en ABC (Art Basics for Children). Pascale Platel schreef een verhaal dat zich leent voor een kamishibaivoorstelling. Een kamishibai is een klein, draagbaar verteltheater dat oorspronkelijk uit Japan komt. Mannen vervoerden zo'n kamishibai achterop hun fiets en vertelden een verhaaltje aan de hand van geïllustreerde platen die ze konden verschuiven, met de bedoeling om op die manier veel kinderen te kunnen boeien en nadien veel snoep te kunnen verkopen.
Geïnspireerd op het concept van de kamishibai, krijg je in Baby Pop en Billyboef een scenische opbouw. In die zin ligt het kinderboek vormelijk in het verlengde van Platels theaterwerk, maar ook inhoudelijk. Want we krijgen een roadmovie te zien (mooi burlesk en nostalgisch in beeld gebracht door Steve Michiels). Mamy, Daddy, Baby Pop en Billyboef zijn aan zee. Baby Pop zit nog in Mamy's buik - maar niet voor lang meer, voorspelt een vlieg - en is getuige van de zoektocht naar haar broer Billyboef, die erop uit is getrokken, op zoek naar echte verhalen. En ook Baby Pop is gulzig, want als ze Baby Pop ontdekt via de navel van een andere zwangere vrouw, ‘zuigt ze de avonturen van Baby Pop naar binnen’, tot er van Baby Pop niets meer overblijft, ‘behalve een lege pop zonder verhaal.’
Als Pascale Platel alle verhalen die ze zelf uit de wereld heeft ‘gezogen’ in haar plakboek kleeft, hebben we nog heel wat spannends van haar te verwachten.
pascale platel, Baby Pop en Billyboef, Lannoo, Tielt, 2002, 32 p. |
|