Ons Erfdeel. Jaargang 46
(2003)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 665]
| |||||||||||||||||||
Meertalig onderwijs in Brussel?Rudi Janssens Meertalig onderwijs was ooit het onderwerp van het publieksdebat in het VRT-zondagochtendprogramma De Zevende Dag. Niet dat dit helderheid schiep, maar de argumentatie was illustratief voor waar het bij tweetalig onderwijs nu net niet om gaat. Een eerste tegenstander zette zich schrap om de verworvenheden van tientallen jaren Vlaamse strijd niet te grabbel te gooien door in Vlaanderen onderwijs in het Frans aan te bieden. Een tweede vond dat de Vlaamse arbeidsmarkt vooral behoefte heeft aan technisch gevormde mensen en dat voor hen tweetalig onderwijs een extra handicap betekent. Beide waren het erover eens dat als iemand graag meer talen spreekt hij deze in zijn vrije tijd kan aanleren. Volgens een voorstander kon men zelfs beter in het Frans en het Engels leskrijgen omdat het Nederlands toch zou verdwijnen. Uiteraard is een dergelijk debat karikaturaal, maar het geeft wel aan welke misverstanden er rond tweetalig onderwijs zoal heersen. Met deze bijdrage hoop ik iets meer licht te werpen op wat tweetalig/meertalig onderwijs is en kan zijn. | |||||||||||||||||||
Nederlands als onderwijstaal in BrusselSinds het ontstaan van België werd in Vlaanderen, Wallonië en Brussel een verschillende taalpolitiek in het onderwijs gevoerd. Ruwweg komt het hierop neer dat in Wallonië uitsluitend Frans als onderwijstaal werd gebruikt, dat in Vlaanderen naast Nederlandstalig ook Franstalig onderwijs werd georganiseerd zodat de Franstaligen hun kinderen in de eigen thuistaal naar school konden laten gaan, en dat in Brussel Nederlandstalige klassen werden gezien als een overgangsfase. Hierna zouden Vlamingen naar het Frans overschakelen (zie Van Veldhoven, 1981). Het is deels vanuit deze historische context dat de afwijzende houding van sommigen ten aanzien van een tweetalig onderwijsconcept begrepen kan worden. | |||||||||||||||||||
[pagina 666]
| |||||||||||||||||||
Sinds de staatshervormingsakkoorden van 1963 en 1971 werden in Brussel twee totaal onafhankelijke onderwijssystemen gecreëerd die werden georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap enerzijds en de Franstalige Gemeenschap anderzijds, en waarbij telkens slechts één taal als onderwijstaal werd toegelaten. Terwijl de wetgever de inwoners van Vlaanderen en Wallonië de streektaal als onderwijstaal oplegt, en hiervan slechts bij uitzondering afgeweken kan worden door een officiële verklaring van het gezinshoofd, is de keuze van de onderwijstaal voor de Brusselaars vrij. In deze context betekent tweetalig onderwijs dan ook niet dat beide gemeenschappen aan eenzelfde onderwijsproject participeren, maar dat één van beide onderwijssystemen deze mogelijkheid binnen het kader van het onderwijsbeleid van de eigen gemeenschap inricht. | |||||||||||||||||||
Wat is meertalig onderwijs?De politieke discussie rond meertalig onderwijs duikt voor het eerst in 1854 op in de Verenigde Staten. Daar stelt de wetgeving expliciet dat er op school slechts één instructietaal mag worden gebruikt omdat meertalig onderwijs ingaat tegen het noodzakelijk geachte patriottisme en nationalisme (zie Romaine, 1989). In West-Europa is het wachten tot de jaren zeventig, als gevolg van de gezinsherenigingspolitiek voor gastarbeiders, voordat de eerste experimenten rond meertalig onderwijs vormkrijgen. Hiernaast werd in vele Europese landen ook een strijd gevoerd voor de erkenning van autochtone talen, zoals de Keltische talen, het Baskisch, het Catalaans, een strijd die ook met onderwijseisen gepaard ging. Meertalig/tweetalig onderwijs is een pedagogische aanpak waarbij men een taal niet leert als een apart vak, maar wel door de aan te leren taal als onderwijstaal te gaan gebruiken. De uiteindelijke en enige bedoeling is dat de leerling na verloop van tijd zowel het aangeboden vak als de taal waarin dit vak wordt aangeleerd beheerst.Ga naar eind(1) Uiteraard zijn er, zoals bij elke pedagogische aanpak, voor- en tegenstanders. Toch zijn de meeste wetenschappelijke evaluaties vrij positief. Zowel op het vlak van taalbeheersing als van feitelijke vakkennis scoren leerlingen van tweetalige klassen in de meeste onderzoeken beter of minstens evengoed als leerlingen uit het ‘gewone’ onderwijs. Er bestaat echter geen uniek model voor meertalig onderwijs. Zo komen alle vakken in aanmerking om in een andere taal gedoceerd te worden, is er een grote variatie in het aantal uren dat in een andere taal wordt gegeven en in gehanteerde talen en taalcombinaties. In het Groothertogdom Luxemburg opteerde men bijvoorbeeld niet voor Franstalige, Duitstalige en Letzeburgse scholen maar voor een ‘école unique’, een benadering waarbij iedereen op dezelfde manier taalonderwijs krijgt aangeboden. In de kleuterklas wordt uitsluitend Letzeburgs gesproken, | |||||||||||||||||||
[pagina 667]
| |||||||||||||||||||
net als bij aanvang van het lager onderwijs, al is de geschreven taal die als eerste wordt aangeboden het Duits. In de loop van het eerste jaar wordt van het Letzeburgs naar het Duits overgeschakeld als onderwijstaal. In de loop van het tweede leerjaar worden dan het Frans en in beperktere mate het Letzeburgs als gewone taalcursussen aangeboden. In het secundair onderwijs worden leerlingen van technische scholen eerst in het Duits onderwezen; later wordt er ook een aantal vakken in het Frans aangeboden. Volgt een leerling algemeen vormend onderwijs op secundair niveau, dan krijgt hij zijn stof eerst in het Frans onderwezen en komen er geleidelijk vakken in het Duits bij. Zo krijgt iedereen de drie nationale talen als onderwijstaal. In Friesland echter is er geen unieke aanpak: in het basisonderwijs geven sommige scholen afwisselend een dag in het Fries en een dag in het Nederlands les, andere veranderen op wekelijkse basis en weer andere opteren ervoor naast het Nederlands en het Fries ook al het Engels als schooltaal te introduceren. Maar het kan uiteraard ook veel eenvoudiger: ook Britse scholen waar men een aantal vakken in het Frans geeft of Duitse scholen waar men gedeeltelijk in het Engels lesgeeft vallen onder de noemer van het ‘meertalig onderwijs’. Het is dus een vlag die vele ladingen dekt. | |||||||||||||||||||
De vraag naar meertaligheid in het tweetalige BrusselZoals achter elk pedagogisch project schuilen ook achter meertalig onderwijs maatschappelijke keuzes. Op het eerste gezicht klinkt het niet onlogisch in een tweetalige stad als Brussel tweetalig onderwijs aan te bieden. Toch staat deze gedachtegang haaks op de ‘politieke tweetaligheid’ van Brussel. Tweetaligheid in Brussel betekent niet dat men uitgaat van tweetalige burgers, maar dat men als lid van de Vlaamse of Franstalige Gemeenschap bij officiële contacten of diensten telkens de keuze kan maken tussen het gebruik van het Nederlands of het Frans. Theoretisch is het op deze manier perfect mogelijk als eentalig Franstalige of Nederlandstalige in Brussel te functioneren. Zo bekeken is tweetalig onderwijs niet noodzakelijk, zeker niet omdat elke school al in de loop van het derde jaar lager onderwijs de andere officiële taal als vak aanbiedt. Toch komt de vraag naar meertalig onderwijs niet zomaar uit de lucht vallen. Allereerst is er de vraag bij de Brusselaars zelf. Uit een representatieve enquête bleek dat ongeveer 80 % van de Brusselaars, verdeeld over alle taalgroepen, koos voor lager onderwijs waarbij de andere landstaal ook als onderwijstaal gebruikt zou worden (zie Janssens, 2001). Vooral aan Franstalige zijde zien we dat jonge ouders hun kinderen steeds meer naar het Nederlandstalig onderwijs sturen met als hoofdreden het verwerven van tweetaligheid die noodzakelijk is op de huidige arbeidsmarkt. Door de toenemende migratie vinden we in Brussel bovendien steeds meer anderstaligen. Ten slot- | |||||||||||||||||||
[pagina 668]
| |||||||||||||||||||
te is het ook een politieke keuze meertaligheid na te streven. In een omgeving waar men meer talen spreekt, heeft men twee opties: men kiest één enkele taal waarin iedereen communiceert, of men leert enkele talen zodat men afhankelijk van de omstandigheden kan kiezen. In de Europese Unie is er, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Verenigde Staten, een duidelijke politieke keuze voor meertaligheid: in het onderwijs worden de Europeanen geacht naast de eigen moedertaal ook twee andere Europese talen aan te leren. | |||||||||||||||||||
Mogelijkheden voor tweetalig onderwijs in BrusselDe Brusselse scholen worden op twee manieren met meertaligheid geconfronteerd. Enerzijds is er in een internationaal economisch klimaat meer vraag naar het spreken van verschillende talen en verlangt de maatschappij van het onderwijs dat men mensen aflevert die verschillende talen beheersen, en anderzijds brengt de economische globalisering migratiestromen op gang. De stedelijke bevolking wordt steeds heterogener waardoor de leraar in de klas wordt geconfronteerd met leerlingen met diverse taalachtergronden. In beide gevallen zou meertalig, in casu tweetalig, onderwijs een oplossing kunnen bieden. | |||||||||||||||||||
Tweetalig onderwijs als taalonderrichtEen eerste vraag naar tweetalig onderwijs spruit voort uit het algemene belang van taalkennis op de huidige arbeidsmarkt. Dat is geen typisch Brussels verschijnsel, maar geldt net zo goed voor Vlaanderen. Het feit dat in Brussel, indien als tweede taal voor het Frans wordt geopteerd, men beide talen ook daadwerkelijk in het dagelijkse leven buiten het werk kan gebruiken, speelt uiteraard mee. Tweetalig onderwijs beantwoordt aan de dubbele vraag van een betere beheersing van het Frans door Nederlandstaligen en het Nederlands door Franstaligen. De taalwetgeving belet een dergelijke aanpak in Vlaanderen. Door het ‘decreet-Onckelinckx’ van 5 augustus 1995 werd in het Franstalig onderwijs die mogelijkheid wel gecreëerd. Ook binnen het Nederlandstalig onderwijs worden momenteel, onder impuls van prof. Piet van de Craen (V.U. Brussel) de eerste schuchtere passen in die richting gezet. De enige plaats in Brussel waar ongehinderd meertalig onderwijs gegeven wordt, is aan de Europese Scholen, bedoeld voor de kinderen van EU-personeelsleden, waar de officiële politiek van Europa voor het behoud van taaldiversiteit ook pedagogisch wordt toegepast. Hier starten de kinderen steeds in de eigen moedertaal, maar in het eerste jaar van de basisschool kiezen ze een tweede taal die eerst ‘traditioneel’ als een apart vak wordt onderwezen en in de loop van het middelbaar onderwijs de voertaal wordt waarin een aantal vakken wordt gedoceerd. Sommige Nederlandstaligen willen wel vloeiend Frans spreken, maar staan weigerachtig tegenover tweetalig onderwijs. Die ambivalentie valt te be- | |||||||||||||||||||
[pagina 669]
| |||||||||||||||||||
grijpen. Het is echter paradoxaal dat men er net in Brussel voor pleit en niet in het ‘veilige’ Vlaanderen. Bij tweetalig onderwijs (zie Baker, 1996) maakt men een onderscheid tussen additieve en subtractieve tweetaligheid. Bij additieve tweetaligheid voegt de tweede taal die men leert ‘iets toe’; ze vormt geen bedreiging voor de eerste taal. Bij subtractieve tweetaligheid hebben we te maken met een taal die we aanleren, maar die ook op domeinen bruikbaar is waar nu Nederlands wordt gesproken. In die zin zou het Frans wel een bedreiging voor het Nederlands ‘kunnen’ vormen omdat deze taal, zeker in Brussel, het Nederlands op sommige terreinen kan vervangen. Tegen een dergelijke taal zal dan ook meer weerstand bestaan. Toch hoeven we geen tweede verfransingsgolf te verwachten. Uit onderzoek (Janssens, 2001) blijkt duidelijk dat de Nederlandstaligen in Brussel in gezinsverband niet langer naar het Frans overschakelen en enkel bij taalgemengde huwelijken een keuze maken. Toch zien we ook hier dat, hoe jonger de partners zijn, hoe groter de kans is dat men voor het Nederlands of een combinatie van het Nederlands en het Frans als gezinstalen opteert. Ook economisch is het Nederlands belangrijker geworden, en bij de aanwerving van personeel dat met klanten in contact komt, wordt door de werkgever zowel de kennis van het Frans als het Nederlands gevraagd. Het Nederlands is dus niet langer de lage statustaal zoals ze vroeger werd beschouwd. Daardoor is ook de weerbaarheid tegenover het Frans toegenomen en dat verhoogt de kans op succes van tweetalig onderwijs, dat een zo goed mogelijke kennis van beide talen tot doel stelt. | |||||||||||||||||||
Tweetalig onderwijs als integratiemodelIn Brussel is er niet alleen de vraag naar het leren van meer talen, maar worden de scholen ook geconfronteerd met leerlingen met een diverse taalachtergrond die samen in eenzelfde klas zitten. Tevens is er een duidelijke sociale selectie waarbij de rijkere migranten, die zich in het voetspoor van de internationale instellingen en bedrijven in Brussel kwamen vestigen, hun kinderen veelal naar internationale scholen sturen of naar onderwijsinstellingen ingericht door het land van herkomst. Hier worden de kinderen in de taal van het land van oorsprong opgeleid, al dan niet via meertalig onderwijs. In het Franstalige en Nederlandstalige onderwijs in Brussel vinden we de Belgen en de armere migranten terug. In deze context biedt een tweede vorm van tweetalig onderwijs mogelijkheden: het bi-culturele onderwijs. Waar in de vorige discussie de kennis van een tweede taal positief wordt gewaardeerd, wordt hier de kennis van een taal als een ‘probleem’ ervaren. Dat beïnvloedt de kennisoverdracht zelf negatief. Hier dringt zich een maatschappelijke keuze op waarbij de waardering van andere talen of culturen centraal staat. Enerzijds kan men kiezen voor het model van eentalige, monoculturele gebieden. Hierbij is het de bedoeling de anderstalige zo snel | |||||||||||||||||||
[pagina 670]
| |||||||||||||||||||
mogelijk de eigen taal ‘af te leren’ en via het onderwijs in die homogene taal tevens de waardepatronen en de cultuur van het gastland over te brengen. Anderzijds kan men uitgaan van de erkenning en de waarde van de cultuur van de leerling, en uiteraard ook van de waarde van de taal die hij of zij meestal thuis spreekt. Door deze taal positief te waarderen, gaat men ook de identiteit van de leerling positief waarderen. Dat zal de betrokkenheid bij de onderwijssituatie verhogen. In Brussel getuigt Vormingscentrum Foyer van een dergelijke benadering.Ga naar eind(2) Het basisidee van de onderwijsaanpak van Foyer is de emancipatie van de migrantenbevolking. Hiertoe wordt basisonderwijs georganiseerd waarbij de kinderen hun eigen moedertaal (Spaans, Italiaans en Turks) als uitgangspunt hebben om zo geleidelijk het aantal uren onderwijs in de moedertaal te laten dalen ten voordele van het onderwijs in het Nederlands. De uiteindelijke bedoeling is dat deze kinderen zowel hun eigen moedertaal als het Nederlands en het Frans beheersen. Het argument dat die ‘vreemde’ taal de kennis van het Nederlands of het Frans in de weg zou zitten, blijkt een fabeltje. Kinderen die het onderwijsprogramma van Foyer volgen, behalen in het secundair onderwijs betere resultaten dan diegenen met dezelfde moedertaal die onmiddellijk in het reguliere onderwijs terechtkomen. | |||||||||||||||||||
Welk onderwijsmodel voor Brussel?Tweetalig onderwijs is geen wondermiddel. Het is geen ‘eenheidsmodel’ voor Brussel maar een pedagogische aanpak die binnen de bestaande onderwijsstructuur mogelijke oplossingen biedt voor problemen die zowel in Brussel als in Vlaanderen opduiken. Het doel is zowel meertalige Vlamingen af te leveren als een versterkte positie van het Nederlands in Brussel te bewerkstelligen. Eigenlijk schuilt achter deze discussie ook een andere vraag: welk maatschappijmodel kiezen we voor Brussel en Vlaanderen? Kiezen we voor eentalige, monoculturele gemeenschappen en een assimilatiepolitiek, of voor een multicultureel samenlevingsmodel en een integratiepolitiek van mensen met diverse achtergronden in één gemeenschap? Dat deze laatste aanpak vruchten afwerpt, werd onder meer bewezen in Australië. Daar stapte men af van assimilatiepolitiek waarbij de Anglo-Australische cultuur en taal centraal stonden en men evolueerde naar een onderwijssysteem waarbij zowel het leren van het Engels als van de eigen moedertaal van de migrant aan bod kwam. Deze keuze werd niet alleen om pedagogische redenen gemaakt of om het talent te kunnen benutten dat anders voor het land verloren dreigde te gaan, maar vooral omdat deze aanpak, in tegenstelling tot de assimilatieaanpak, de integratie van deze migrantengroepen in de Australische maatschappij bevorderde. | |||||||||||||||||||
[pagina 671]
| |||||||||||||||||||
Literatuur
In de reeks ‘Brusselse thema's’ van VUBPress verschenen tot nog toe negen delen:
|
|