Ons Erfdeel. Jaargang 46
(2003)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 657]
| |
Een nog onbekende diagnose
| |
[pagina 658]
| |
Portretfoto van Anna van Gogh-Carbentus - Amsterdam, Van Gogh Museum (Vincent van Gogh Stichting).
leven (1888-1890): de periode waarin hij in Arles, in Saint-Rémy-de-Provence en Auvers-sur-Oise verblijft en werkt. In Arles komt hij in het ziekenhuis terecht, in Saint-Rémy laat hij zich opnemen in de inrichting Saint-Paul-de-Mausole - hij krijgt daar meerdere zware zenuwinstortingen - en uiteindelijk schiet hij zich in Auvers, in juli 1890, in de borst. Twee dagen later, op 29 juli, overlijdt hij aan zijn verwondingen. Er werden Van Gogh in de loop der tijd meerdere ziektes toegedicht, zoals syfilis, dementia praecox, hallucinatorische psychose, alcoholisme en terpentinevergiftiging.Ga naar eind(5) Théophile Peyron (1827-1895), directeur van het hospitaal te Saint-Rémy, liet Theo weten dat hij Vincent niet als een krankzinnige zag maar dat diens aanvallen van epileptische aard waren.Ga naar eind(6) P.H.A. Voskuil kwam in een samenvattende studie tot overeenkomstige bevindingen, die voorzover zij betrekking hebben op de als epileptisch gediagnosticeerde verschijnselen pas begonnen in 1888.Ga naar eind(7) Van Gogh leed aan de volgende verschijnselen: Verwardheidstoestanden, waaronder slaapwandelen; een gevoel van leegte in het hoofd; de stuporeuze toestand; en het eten van verf en afval van de vloeren; mogelijk (een poging tot) drinken van terpentijn. Hallucinaties met een ecmnestisch karakter, zoals déjà-vu déjà-vécu, waarin hij details van zijn geboortedorp Zundert ziet; paranoïde wanen, waarin hij zich vervolgd meent door de politie en een menigte, of bang is | |
[pagina 659]
| |
vergiftigd te worden; nachtmerries; en angsttoestanden met heftige agitatie. Tonische aanvallen, waarbij hij op de grond valt. Persoonlijkheidsstoornissen en hyposeksualiteit. Dit laatste heeft in de laatste levensjaren en na de aanvallen bestaan. Voskuil concludeerde dat Van Gogh zich blijkbaar bewoog op een interessant grensgebied tussen neurologie en psychiatrie en komt tot de diagnose temporaalkwabepilepsie. Bij deze aandoening bestaat er een complexe samenhang tussen epilepsie en depressie; suïcide komt daarbij 25 keer meer voor dan normaal. Een document dat voor het ziektebeloop belangwekkend is, bleef tot op heden onopgemerkt. Het gaat om een brief van moeder Anna Cornelia Van Gogh-Carbentus (1819-1907) uit december 1888 - een bewogen maand in het leven van de kunstenaar - toen Van Gogh samen met de schilder Paul Gauguin in Arles in het gele huis verbleef. Het schrijven dateert van enkele dagen nadat Vincent een deel van zijn oor had afgesneden. Dit vond net voor Kerstmis plaats. Vincents broer en mecenas Theo, die op een telegram dat Gauguin hem over dit incident had gestuurd onmiddellijk per trein vanuit Parijs naar Arles was gereisd, moet zijn moeder van daaruit direct hebben bericht, want zij kon reeds op 29 december vanuit Leiden schriftelijkUittreksel uit de brief van Anna van Gogh-Carbentus aan Theo van Gogh. Leiden, 29 december 1888. Inv. nr. b2425 - Amsterdam, Van Gogh Museum (Vincent van Gogh Stichting). Een transcriptie van de volledige brief vindt u op p. 660.
| |
[pagina 660]
| |
reageren. Die brief is om verschillende redenen interessant: hij biedt niet alleen een onthullende blik op de sombere ideeën van moeder Van Gogh over haar zoon en op de diepe verbondenheid van de twee broers, maar hij geeft bovendien verrassende veronderstellingen prijs omtrent Vincents ziekte. Haar medeleven betuigend en refererend aan vroeger tijden, schrijft ze onder meer over een specifieke gebeurtenis, in een aangrijpende brief die hier voor het eerst integraal wordt gepubliceerd.
Beste Théo! Diep ontroerd las ik Uw brief. Och Théo, wat smart. Dank voor je liefde voor de ongelukkige Vincent. God zij hem en ons nabij. Och arme kerel! 'k Hoopte hij was nu zoo goed en 'k dacht hij kon zich zoo rustig wijden aan zijn werk! 'k had net een briefje aan hem geschreven en verteld wat Israels enz. van zijn werk hadden gezegd, en met den N.J. want denk niet dat ik hem vergat. Och Theo hoe zou 't gaan, hoe zou 't nu wezen. 'k Zou haast zeggen werd hij maar eens erg ziek, zou dat breken, maar hij is erg ziek genoeg, zult ge zeggen, wel 't ergste wat men denken kan. Mijn troost is, hij is een kind van onze hemelsche Vader en Die zal hem niet begeven noch verlaten. Had ik 't voor 't wenschen 'k zou vragen Neem hem tot U maar we moeten 't nemen zoo als God het geeft. Och Théo als 't zich bevestigt, weet ge toch wel Prof Ramaar in den Haag toen Pa zoo graag wou hij als zenuwlijder met hem gaan wou en Vincent zich bereid verklaarde geneesmiddelen te vragen gaan, en op 't oogenblik dat ze vertrekken zouden weigerde en Pa toch ging om hem te vertellen, zei nu al wat ik hoor ontbreekt of manqueert er iets in de kleine hersens. Arme, 'k geloof hij altijd krank was, en wat geleden is door hem en ons daar gevolgen van waren. Arme broêr van Vincent, lieve beste Théo ook gij hebt veel door hem geleden van zorg en moeite. Uwe groote liefde, viel 't niet zwaar, en nu wat hebt ge weer gedaan wat ge kon, WilGa naar eind(8) is van daag naar den Haag, wat zal zij ook teleurgesteld zijn, ik ben bitter bedroeft en hoe dan ook zult ge heusch zoo dikwijls 't kan mij bericht zenden, heusch Théo, als is 't nog erger, al moet dat gebeuren van Aix, zeg me alles anders denk ik nog erger. Wat zamenloop, na Uw hoop op geluk en deze diepe smart moge zij Uw troost zijn, maar Theo ik vertelde toch nog niet ik schreef niets aan Jo vóór dat ge Uw antwoord hadt van Amsterdam.Ga naar eind(9) Schrijf me het zoodra ge wat weet want ben ik bedroeft om de smart, ik kan toch blij zijn met geluk en vertelde het graag, ook Jo en Anna wilden schrijven.Ga naar eind(10) Och Theo moet 't jaar met zoo een ramp eindigen. Waar is Aix. Wat lijden tusschenbeiden, goed zal hij alles voelen, hoe aandoenlijk van Zundert zamen op een kussen. Dag beste Theo, God zij nabij met zijne vertroosting en geve zoo mogelijk uitkomst. Zegen op de middelen. Dank voor Uwe liefde. Zegen op Uw pogen. Anna is ook bedroefd, Jo en Wil niet te huis. Een kus van je moe.Ga naar eind(11) | |
[pagina 661]
| |
Klaarblijkelijk had Theo al aan zijn moeder gesuggereerd dat Vincent mogelijk in Aix-en-Provence zou worden opgenomen. Hij moet daarover met Felix Rey, de assistent-arts die Van Gogh in het hospitaal te Arles behandelde, hebben gesproken. Later schreef hij hierover aan Theo: ‘Er zijn zoveel momenten dat ik me volledig normaal voel en als dat wat ik heb, alleen maar een typische ziekte van de streek is, denk ik juist dat ik rustig hier af moet wachten totdat het over is. Zelfs als het zich nog eens zou herhalen (wat, laten we aannemen, niet het geval zal zijn). Maar dit wil ik jou en M[onsieur] Rey wel eens en voor altijd zeggen. Als het vroeg of laat wenselijk zou zijn dat ik naar Aix zou gaan, waar al sprake van is geweest, dan stem ik daar bij voorbaat mee in en ik zal me erbij neerleggen.’Ga naar eind(12) Een volstrekt nieuw gegeven in de Van Gogh-biografie en de geschiedenis van zijn ziekte is evenwel dat vader Van Gogh met zijn zoon naar ‘prof. Ramaar’ wilde gaan. Dit was Johannes Nicolaas Ramaer (1817-1887), een vooraanstaand psychiater in Den Haag en een van de grondleggers van de geestelijke gezondheidszorg in Nederland.Ga naar eind(13) Ramaer werd op 26 juli 1863 benoemd tot geneesheer-directeur van het krankzinnigengesticht te Delft, waar hij bleef tot juli 1869. Hierna vestigde hij zich in Den Haag als ‘consulterend geneesheer’, maar hij bleef tot 1872 tevens verbonden aan het gesticht van Delft. Op 19 juli 1872 volgde zijn benoeming tot inspecteur der gestichten voor krankzinnigen; op 1 oktober 1884 werd hij inspecteur voor het staatstoezicht op krankzinnigen, waarna hij zijn geneeskundige praktijk niet meer kon uitoefenen. Ramaer was voorstander van een natuurwetenschappelijke psychiatrie waarin psychische stoornissen worden opgevat als het resultaat van fysische processen in het lichaam. De intrigerende aanduiding van de ‘kleine hersens’ (het cerebellum) moet erop wijzen dat Ramaer de verschijnselen bij Vincent beschouwde als een puur lichamelijke gesteldheid en niet als iets van primair emotioneel-psychische aard. De klinische verschijnselen van cerebellaire dysfunctie zijn: ataxie (het ontbreken van geordende bewegingen), hypermetrie (het doorschieten van een beweging) en dysdiadochokinese (het niet snel kunnen laten volgen van tegengestelde bewegingen). Uit wat wij over Van Gogh weten is echter niet op te maken dat hij leed aan een van deze verschijnselen. Wel moet hij bepaalde zenuwtrekken in zijn gezicht hebben gehad, zoals hierna ter sprake komt. Ramaer hield zijn vakliteratuur goed bij, dat is wel zeker, maar er was in zijn tijd nog maar weinig relevante kennis voorhanden over het cerebellum.Ga naar eind(14) Ramaers diagnose - let wel: zonder de patiënt te hebben gezien en dus enkel op basis van wat vader Van Gogh over hem moet hebben verteld, en dit overgeleverd via moeder Van Gogh - lijkt helaas een slag in de lucht en is daarmee vooral van historische waarde. | |
[pagina 662]
| |
De vraag die resteert, is wanneer dit bezoek heeft plaatsgevonden. Het is minder waarschijnlijk dat dit al in 1868-1869 was. In maart 1868 werd Van Gogh weliswaar om onduidelijke redenen van de Tilburgse HBS gehaald - tot augustus 1869 woonde hij weer in het ouderlijk huis in Zundert. Daarna begon hij als medewerker bij kunsthandel Goupil & Cie te Den Haag. Omdat Ramaer pas vanaf juli 1869 in Den Haag zijn praktijk had, moet het gebeurde later in de tijd worden gezocht. Ook de opmerking dat Van Gogh weigerde mee te gaan, wijst erop dat hij ouder dan 16 jaar zal zijn geweest. Het meest waarschijnlijk is dan ook dat het consult bij Ramaer verband hield met de zogeheten ‘affaire Gheel’, die speelde in 1880. Vader Van Gogh was toen van zins zijn zoon in het Belgische krankzinnigengesticht van Gheel (thans Geel) te laten opnemen.Ga naar eind(15) In de tijd waarin Van Gogh als evangelist in de Borinage verbleef, van december 1878 tot september 1880, kreeg hij het steeds moeilijker. Hij leidde er een armoedig leven, vermagerde sterk en was geenszins tegen zijn taak opgewassen.Ga naar eind(16) Verontrust bezochten zijn ouders hem en in deze periode is hijzelf in elk geval twee keer terug in het ouderlijk huis. (Uit de brief van moeder valt op te maken dat Vincent in de tijd van de Ramaer-kwestie thuis was.) De eerste keer was medio augustus 1879: toen diende hij zich onverwacht in Etten aan. Uit de brieven van de ouders weten we dat hij er andere kleren kreeg, hele dagen las (in boeken van Charles Dickens), geen normale conversatie voerde maar slechts korte antwoorden gaf, en ‘akelige gezichten’ trok.Ga naar eind(17) Met dit laatste zijn duidelijk zenuwtrekken bedoeld. Hoe lang hij bleef, is niet bekend. Wel dat zijn gedrag grote zorgen baarde. Datzelfde is het geval als hij zeven maanden later, in maart 1880, opnieuw thuis is, en vader Van Gogh aan Theo schrijft: ‘Vincent is nog hier, maar ach, 't is tobben, anders niet’.Ga naar eind(18) Pas een jaar later reflecteerde Van Gogh op wat er zich in 1880 had afgespeeld. Inmiddels was ook zijn controversiële liefde voor zijn nicht Kee Vos openbaar geworden: ‘Nu doet mij dat veel verdriet en leed doch 't wil er bij mij niet in dat een vader die zijn zoon vloekt en (gedenk aan verleden jaar) naar een gekkenhuis wil sturen (waartegen ik mij natuurlijk met al mijn kracht verzette) en de liefde van zijn zoon “ontijdig en onkiesch”!!! noemt, 't bij 't regte eind zou hebben [...]. Die affaire van Gheel van verl. jaar toen Pa me tegen mijn zin in een gesticht wou doen!!! heeft mij geleerd op mijn qui vive te zijn.’Ga naar eind(19) Het ziet er sterk naar uit dat vader Van Gogh in Ramaers ‘diagnose’ een argument heeft gezien om zijn zoon als geestelijk gestoorde te laten opnemen. Om zijn moeder gerust te stellen bagatelliseerde Van Gogh zijn psychische problemen tegenover haar, zowel als zevenentwintigjarige in 1880-1881 als zeven jaar later in Arles. Het enige wat hij op 7 januari 1889, kort na het | |
[pagina 663]
| |
Portretgravure van Johannes Nicolaas Ramaer, in ‘Eigen Haard’ 1887, nr. 50, p. 593 - Den Haag, Koninklijke Bibliotheek.
oor-incident, aan zijn moeder en zus Willemien zou schrijven, was dat hij wat ‘ongesteld’ was geweest en dat het ‘de moeite niet waard was het U te melden’. Maar hoewel hij hun verzekerde dat er geen reden was tot ‘tobberij’Ga naar eind(20) weten we uit de brieven aan Theo dat hij juist een volkomen helder inzicht had in de ernst van zijn toestand. In dit besef kon wel eens een belangrijke aanleiding gelegen hebben om uiteindelijk zelf de uitweg te kiezen die zijn moeder al in 1888 als beste zag. Een Engelstalige versie van dit artikel zal onder de titel ‘The illness of Vincent van Gogh. A previously unknown diagnosis’ in januari 2004 verschijnen in Van Gogh Museum Journal 2003. |
|