heeft ons geleerd en leert ons dat de klok op “twee voor twaalf” staat...’
De afgelopen vijftien jaar werden noch de Leuvense Alamire Foundation, International Centre for the Study of Music in the Low Countries, noch het recenter opgerichte Antwerpse Studiecentrum voor Vlaamse Muziek door de overheid gehoord, en indien zij al werden gehoord, werden zij van Pontius naar Pilatus gestuurd. Desondanks heeft de Alamire Foundation inmiddels - in alle bescheidenheid - grote inspanningen gedaan voor onderzoek en conservatie van het Vlaams muzikaal erfgoed. Dit erfgoed behoorde binnen het cultureel-administratief en politiek denken immers noch tot de podiumkunsten noch tot de beeldende kunsten. In kringen van wetenschapsbeleid werd inventarisatie niet als volwaardig aangezien hoewel zij een conditio sine qua non vormt om de ontsluiting en terbeschikkingstelling van het muzikaal erfgoed te optimaliseren. Daarom veranderde, ondanks de inspanningen van enkele privé-personen en enkele kortlopende, eenmalige projecten, structureel niets aan dit zeer prangende probleem.
Via een persconferentie in mei 2001 en via de tentoonstelling
Bedreigde Klanken II, die werd gehouden tijdens de zomer van 2002 in de Leuvense universiteitsbibliotheek in het kader van het zeventiende wereldcongres van de International Musicological Society, werd de hierboven geschetste problematiek nog eens duidelijk geëxpliciteerd. Preliminair onderzoek, verricht in het kader van het Max Wildiersfonds, heeft immers uitgewezen dat het aantal in de internationale musicologische naslagwerken vermelde - en vaak fysiek bedreigde - muziekcollecties in Vlaanderen meer dan tweehonderd bedraagt. Het ligt in de lijn van de verwachtingen dat dit aantal nog zal verdubbelen. De reeds gelokaliseerde muziekcollecties bevatten vaak totaal onbekende, maar waardevolle muziek. Op voorwaarde dat er op systematische wijze verder kan worden gezocht en geïnventariseerd, zal op middellange
Kyrie uit de ‘Missa De septem doloribus’ van Pierre de la Rue © Koninklijke Bibliotheek Albert I, Brussel, ms. 15075.
termijn een nooit eerder samengebracht corpus van Vlaamse muziek ontstaan. Dit gigantische, maar absoluut noodzakelijke en urgente, musicologische ‘pionierswerk’ is ten dele vergelijkbaar met het werk van een archeoloog bij het blootleggen van een vindplaats: het dient nauwgezet en gefaseerd te verlopen en is zeer arbeidsintensief. Bovendien is het terrein uitzonderlijk breed, gaande van middeleeuwse minneliederen over de internationaal befaamde polyfonie uit de Renaissance en de nog steeds ten onrechte ondergewaardeerde, maar zeer uitgebreide muziekcollecties van de zeventiende tot en met de eenentwintigste eeuw, tot de meest recente muziek van jonge Vlaamse componisten. Voor de recentere muziek werd hierbij een beroep gedaan op
matrix, studie- en documentatiecentrum voor nieuwe muziek.
Dankzij de oprichting in 2002 van de vzw Resonant en dankzij de (hopelijk toereikende) financiële ondersteuning van deze netwerkorganisatie door de Vlaamse overheid, lijkt een structurele oplossing in zicht te komen om althans het meest bedreigde muzikale erfgoed van de ondergang te redden. Nu kan men werken aan een geïntegreerde databank die met name het integrale muzikale erfgoed van Vlaanderen bevat. Daarmee wordt de basis gelegd om dit deel van ons culturele verleden te conserveren en zo vlug mogelijk op een zinvolle, actuele wijze te ontsluiten voor een zo