resultaat toch meer een ‘geschiedenisboek’ te noemen dan een ‘catalogus’. Ook voor hen die de tentoonstelling gemist hebben, vormt het een prachtige aanvulling op recent verschenen overzichtswerken betreffende de Nederlandse overzeese expansie, zoals j. van Goor (1994), De Nederlandse Koloniën. Geschiedenis van de Nederlandse expansie 1600-1950 en J.J.P de Jong (1998), De waaier van fortuin. De Nederlanders in Azië en de Indonesischearchipel 1595-1950. Terwijl deze werken primair zijn gebaseerd op schriftelijk bronnenmateriaal, vertrekt de hier besproken catalogus juist vanuit het beeldmateriaal. Centraal staan voorwerpen, modellen, tekeningen, schilderijen, beelden en foto's, en deze dienen niet als illustraties bij een daarvan losstaande tekst, maar vertellen gezamenlijk het verhaal van 350 jaar ontmoeting.
De korte inleidingen van de 14 hoofdstukken ofwel thema's van het boek geven samen een beknopt beeld van 350 jaar Nederland-Azië. Per hoofdstuk-thema wordt in de aan de afbeeldingen gekoppelde beschrijvingen dieper ingegaan op allerlei aspecten van deze ontmoeting. Geprobeerd is om steeds de functies van de voorwerpen en de personen daarachter - de makers, de afgebeelde personen en de gebruikers - centraal te stellen en het bijzondere te verbinden aan overkoepelende thema's als het bestuurlijke centrum Batavia, de Indische samenleving, diplomatie en (in)direct bestuur, (toenemend) geweld, de Aziatische en Indische handelsmarkt. Sommige thema's vormen in feite mini-tentoonstellingen. Zo wordt afzonderlijk aandacht besteed aan een serie schilderijen van Indische gouverneurs-generaal (10 afbeeldingen), aan tekeningen die de kunstenaar Johannes Rach in de tweede helft van de achttiende eeuw maakte van vooral Batavia en omgeving (23 afbeeldingen), die van de predikant Jan Brandes die een kijkje geeft in het leven binnenshuis in het Batavia van eind achttiende eeuw (15 afbeeldingen), en de tekeningen die de ambtelijke tekenaars Jan en Theodoor Bik in de eerste helft van de negentiende
Van Melle's Chineesche drops voor den Hoest - Collectie Wereldmuseum Rotterdam.
eeuw maakten op allerlei reizen door de Indische archipel (8 afbeeldingen).
Geprobeerd is om alles uit een zo min mogelijk eurocentrisch perspectief te beschouwen. Daarom staat steeds het Aziatische toneel met de er verblijvende personen centraal, niet de Europese gerichtheid op de handel met Azië. De aandacht richt zich meer op hoe de verschillende machthebbers in Azië - en daar hoorden ook de hoge beambten van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) bij - op elkaar reageerden.
Veel aandacht wordt besteed aan afbeeldingen waarin de hybride mengcultuur tot uitdrukking komt die ontstond waar Aziaten en Nederlanders samen woonden, leefden en werkten. Door de eeuwen heen wordt de wederzijdse beïnvloeding in beeld gebracht. Allerlei gewoontes blijken van elkaar overgenomen te zijn. De VOC-beambten pasten zich al gauw aan aan de luxueuze levensstijl van de plaatselijke elite (bijvoorbeeld door een parasol boven het hoofd te laten houden door een slaaf) en aan het Aziatische gebruik om kostbare ‘diplomatieke’ geschenken uit te wisselen. Omgekeerd namen Aziatische vorsten al gauw allerlei Europese elementen over (zo rustte de sultan van Yogyakarta zijn lijfwacht uit met Europese kleding en liet zijn koets voorafgaan door een trompetter). Door het ontstaan van een flinke groep afstammelingen van Europese mannen en Aziatische vrouwen