ons een alternatieve kijk op verschillende politieke evoluties en toont aan dat er in de politiek veel foute antwoorden worden gegeven omdat de vragen niet correct worden gesteld. Doordat de politiek en de media zich baseren op de eigen, foutieve vooronderstellingen is het niet verwonderlijk dat ze er niet in slagen de kloof te dichten, het maatschappelijk wantrouwen, de antipolitieke sentimenten en het onveiligheidsgevoel te verminderen, alle retoriek over ‘Nieuwe Politieke Cultuur’ (NPC) ten spijt.
Rechtstreekse verkiezing van burgemeesters, het halveren van het gewicht van de lijststem, de hang naar meer directe democratie via bindende referenda (enkele recente voorstellen in België om de politiek dichter bij de burger te brengen), het zal allemaal niet baten, want het is naïef te geloven dat institutionele vernieuwing het onbehagen en het wantrouwen bij de bevolking kan wegnemen. De genoemde maatregelen komen niet voort uit een ernstige analyse van de samenlevingsproblematiek, maar uit de psychologie van de politici zelf. NPC is dan ook niet meer dan bezigheidstherapie voor volksvertegenwoordigers. Het is hierbij opvallend dat sociologen en politicologen al jaren wijzen op de beperkingen en zelfs gevaren van de directe democratie en de ‘demagogie van de spontane meningsuiting’ (Bourdieu), maar dat de politiek zich daar al jaren niets van aantrekt.
Elchardus heeft het niet begrepen op de publieke opinie, die steeds meer aan slagkracht wint. Ze geeft ons de illusie dat we mondige, vrije burgers zijn, maar in werkelijkheid is de publieke opinie een door de media gemanipuleerde stem. Vandaar ook Elchardus' kritiek op het populisme, hoewel hij erkent dat een gematigde vorm ervan in de dramademocratie onvermijdelijk is. Interessant is dat Elchardus oog heeft voor zowel het rechtse als het linkse populisme. Hij haalt zwaar uit naar het progressieve populisme van Agalev, dat eenzijdig ondersteund wordt door het verhaal van het individualiseringsproces waar de invloedrijke sociologen U. Beck, A. Giddens en Z. Bauman graag mee uitpakken. Dat verhaal legt de nadruk op de vrijheid waarmee de mensen hun eigen levensproject kunnen uittekenen. Voor collectieve identiteiten lijkt in onze tijd nauwelijks of geen plaats meer te zijn, want iedereen is het unieke resultaat van de eigen keuzevrijheid. Hebben de postmoderne individuen zich immers niet losgerukt uit allerlei voorgegeven betekenissen, tradities en zuilen en is hun leven geen creatief, origineel kunstwerkje? Dit verhaal wordt door Elchardus afgedaan als ‘een illusie’, ‘belachelijk’, ‘debiliserend’, ‘naïef’ en ‘achterhaald’. We zitten niet in de stuurcabine van ons eigen leven, maar worden gestuurd. Het gevaar bestaat dat in de symbolische samenleving de meeste mensen met een enorm gevoel van vrijheid leven, maar dat de determinerende invloeden van de nieuwe controlerende en disciplinerende instellingen - onderwijs, media en reclame - worden verdonkeremaand.
De kijk van Elchardus op samenleving, media en politiek heeft geen tekort gehad aan media-aandacht. In de krant De Morgen bijvoorbeeld werd bijzonder uitgebreid op de thematiek van De symbolische samenleving ingegaan en in de verslaggeving van de Nederlandse verkiezingen van 22 januari 2003 en de aanloop tot de Belgische parlementsverkiezingen van 18 mei dook het woord dramademocratie te pas en te onpas op. De vraag of politiek nog meer inhoudt dan het zich staande houden in het mediacircus dat voor onze ogen zijn tenten opslaat, wordt inderdaad steeds dringender.
De symbolische collectiviteiten die Elchardus en zijn onderzoeksgroep uittekenen, zijn bijzonder herkenbaar, maar de typeringen botsten ook op weerstand. Het stuit sommigen tegen de borst dat onze samenleving wordt onderverdeeld in VRT (openbare omroep)- en VTM (commerciële omroep)-kijkend Vlaanderen, in algemeen onderwijs en beroepsonderwijs, en in mensen die via het verenigingsleven verbonden zijn met de samenleving en mensen die exclusief via de populaire media in nauw contact staan met de samenleving. Ik hoorde onlangs iemand die het ironisch had over de ‘Elchardisering van de samenleving’, waarbij we binnenkort bij het VTM-kijken rechtsboven op het beeldscherm een vierkantje kunnen verwachten met de mededeling ‘VTM-kijken schaadt het vertrouwen in de samenleving’. Ik begrijp de weerstand tegen de stigmatiserende idee dat mensen in stereotiepe hokjes worden geplaatst, maar de cijfers zijn wat ze zijn. Ze moeten geen aanleiding zijn om het moraliserende vingertje naar de sociologen op te heffen. Laat de cijfers daarentegen