Ons Erfdeel. Jaargang 46
(2003)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 607]
| |
zijn verhalen ook bij een ruim publiek ondervonden, kwam toen nog de uitnodiging om voor het Boekenweekgeschenk 1988 enkele verhalen te schrijven. Dat werd het bundeltje Een overtollig mens. Dit titelverhaal gaat over een jonge natuurkundige die in een ziekenhuis werkt aan een proefschrift over de ziekte van Bechterev en zich een vreemde eend in de bijt voelt. Dat proefschrift loopt niet en wat hij ervan af heeft, is zo slecht dat zelfs de kachel er niet mee wil branden. Hij wordt bijkans gek van eenzaamheid en zou liever dood zijn. Brieven aan denkbeeldige geliefden houden hem overeind. Eén zo'n brief is onderdeel van het smartelijke verhaal. Zo sleept Johan zich voort. Zoals deze Johan zijn veel van Biesheuvels alter ego's. En wat ze dan ook vaak verzuchten, is: ‘Ik moet een soort moeder hebben, iemand die voor me zorgt.’ Kortom: geborgenheid, dat is waar deze verhaalfiguren naar snakken. De rest doet er weinig toe. Na deze publicitaire climax in Biesheuvels schrijversbestaan verscheen nog slechts sporadisch werk: in 1995 Het wonder, in 1996 Angst, vijf jaar later Motje tegen gloeiend lampepeertje en Zes novellen. Die uitgaven leidden een vrijwel verborgen leven, maar door de twee jongste Biesheuvel-publicaties, waarin veel ervan werd opgenomen, kunnen we er kennis van nemen. Daar is een boekje met de schier eindeloze titel: Oude geschiedenis van Pa die leefde als een dier want hij schaamde zich nergens voor en hij was erg practisch. Zo'n vijftig kleine pagina's tekst. In Oude geschiedenis staan vier verhalen en zeventien vaak vermakelijke, soms schrijnende en bizarre schetsen. De titel is ontleend aan een schetsje van een halve pagina: de kleine Biesheuvel - schrijft hij - wordt aangerand door een ongeveer vijftigjarige ouderling, die zichzelf thuis bij Pa Biesheuvel rouwmoedig komt aangeven, waarop Pa - praktisch - reageert met: ‘geef maar twee gulden vijftig, dan praten we er niet meer over’. In vier van zulke schetsjes wordt een wonderlijk nuchtere vader opgeroepen. Als je maar ‘aardigheid’ hebt in het leven, laat zijn vertellende zoon hem op zijn al of niet gefantaseerde sterfbed zeggen. Die aardigheid heeft Biesheuvel in heel wat van deze schetsen en het oeuvre dat eraan voorafging beslist gezocht, gevonden en de lezers geboden, ondanks de tegenpool daarvan dieJ.M.A. Biesheuvel (o1939).
zijn leven beheerst: een angst die uiterst existentieel aandoet, tot opnamen in de inrichting toe. ‘Angst’ is dan ook een kerntekst - verhaal? essay? reflectie? - in het bundeltje Oude geschiedenis. De schrijver leest daarin Het wezen van de angst van Vestdijk om te weten te komen wat er met hem aan de hand is. Elke week heeft hij een aanval van angst en niet weten waarvoor je bang bent, is gruwelijk. Angst voor de meest alledaagse verschijnselen: gordijnen die bewegen, vlekken op het plafond, geen letter kunnen lezen, bij het signeren in de Athenaeum Boekhandel angstvragen als ‘Ben ik niet dood? Hoor ik hier wel? Zien ze dan niet dat ik gek ben?’ Het is een verpletterende notitie, die als in een psychose lijkt geschreven. Tegenover zo'n droevig relaas staat dan ineens een humaan, sprookjesachtig dorpsverhaal als ‘De wielerwedstrijd van Ciparola’, vol harmonie en goedheid, of de vermakelijke ‘Herinnering aan (K.L.) Poll’, een man die orde schept in de rommel. Oude geschiedenis is als de laatste sintels. Aangeblazen roepen ze de schijn op van de oude Biesheuvel die ons meer dan genoeg verhalen heeft gegeven en nog eens wilde vlammen. Kleine vonkjes zijn het. Waar slaan dan de grote vlammen uit? In de vijftien, zestien bundels die Biesheuvel vanaf In de bovenkooi tot en met De angstkunstenaar plus wat restanten heeft gegeven. Daaruit is nu | |
[pagina 608]
| |
- om de schrijver op de plank te houden - een dikke bloemlezing samengesteld, en wel door Biesheuvels vrouw Eva Gütlich. Zolang Biesheuvel schrijft, is hij samen met haar, die in veel van zijn verhalen voorkomt als zijn lief en beschermengel. Zij is het die al zijn depressies heeft meegemaakt, en die nu zelf haar keuze heeft gemaakt uit het geheel van Biesheuvels oeuvre. Wie het Biesboek raadpleegt waarin Biesheuvel, eveneens in 1988, commentaar gaf op foto's en documenten uit zijn eigen bestaan, komt een zorgende moeder tegen in de persoon van deze Eva Gütlich. Bij een portret van zijn moeder noteert de schrijver: ‘Moeder, soms vervloek ik jouw buik waaruit ik gekomen ben. Hoe vaak heb ik niet dood willen zijn? Nu heb ik een andere moeder en dat is Eva.’ ‘Soms denk ik dat God bestaat: Hij heeft me mijn vrouw gegeven. Ik hoop eigenlijk dat ik eerder zal sterven dan zij want zonder haar kan ik niet!’ ‘Eigenlijk heeft Eva mij geleerd op de grappige details in het leven te letten.’ ‘Toen ik kind was vond ik de wereld al zinloos en nutteloos. Nu loop ik de hele dag met lege handen. Ik zit wanhopig in mijn mooie huis. Eva wordt er niet ziek van, ze blijft opgewekt.’ Ze trouwen op 24 augustus 1979 op Schiermonnikoog. ‘Het schrijven gaat steeds beter. Ik weet mijn tijd nuttig door te brengen.’ Op 2 oktober 1986 wordt hij ereburger van Leiden. Eva is de andere moeder, Bies kan niet zonder haar. Eva blijft opgewekt. Eva heeft hem geleerd anders tegen de werkelijkheid aan te kijken. Op alle foto's van saamhorigheid - studententijd, huwelijk, ereburger - staat ze naast hem. Helaas heeft samenstelster Eva noch de uitgever de moeite genomen om de lezer te vertellen welke verhalen uit welke bundels zijn gekozen. En dat dwingt in elk geval de criticus tot het raadplegen van de oude bundels. Het zou te veel ruimte kosten om van elke bundel hier weer te geven, wat mevrouw Biesheuvel níet opnam, maar laat ik het dan in elk geval van In de bovenkooi zeggen. Daarvan nam zij, en misschien is dat kenmerkend voor haar keuze, níet op, zeer gerenommeerde verhalen als ‘Brommer op zee’, ‘Astrid Krikke’ en ‘Dolly’. Uit het Boekenweekgeschenk nam zij naast het droevige titelverhaal als een lieflijk tegenwicht van de ellende de sprookjesachtige beschrijving op van Bies' wandeling door de natuur ‘Hoe bestaat het!’. Zo is Eva's keus inderdaad de mix van de gekteverhalen, waarin vaak Eva zelf een rol als de zorgende speelt, en de sprookjes, de vreugde-ontladingen. Ik schat dat het dikke boek ongeveer eenderde van Biesheuvels oeuvre omvat. Als alternatief voor de vijftien eerdere verzamelingen is deze selectie niet helemaal bevredigend, maar voor een nieuwe generatie lezers is ze een must. Biesheuvel is als tragikomisch verhalenverteller even uitzonderlijk als uniek. Wam de Moor j.m.a. biesheuvel, Oude geschiedenis van Pa die leefde als een dier want hij schaamde zich nergens voor en hij was erg practisch, Meulenhoff, Amsterdam, 2002, 64 p. |
|