Ons Erfdeel. Jaargang 46
(2003)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 355]
| |
Zelfportret, gevleid natuurlijk
| |
[pagina 356]
| |
‘L'Âme wallonne’ (de Waalse ziel), tijdschrift van de Waalse Beweging, jg. 3 (1900), nr. 18.
‘typisch Vlaamse elementen’ gebruikt om de Waalse natie meer body te geven. Zowel ten noorden als ten zuiden van de taalgrens is men geneigd te denken dat de Waalse beweging in het huidige politieke landschap weinig voorstelt. De Parti Socialiste (PS), de vaandeldrager van het wallingantisme in de jaren 1980, lijkt haar regionalisten onder impuls van haar vaak als belgicistisch bestempelde voorzitter Elio di Rupo het zwijgen opgelegd te hebben. Toch mogen we de actuele kracht van de Waalse Beweging niet onderschatten, vooral niet nu Wallonië als gevolg van de opeenvolgende Belgische staatshervormingen over eigen instellingen beschikt. Sinds de oprichting van de gemeenschappen en de gewesten in 1980 en de daaropvolgende bevoegdheidsoverdrachten, lijken de traditionele Waalse én Vlaamse beweging hun programma gerealiseerd te hebben en worden ze vaak niet als meer relevant beschouwd. Hun ‘taak’ is echter overgenomen door het regionale overheidsapparaat. Het is bijvoorbeeld geen toeval dat de toenmalige Waalse ministerpresident Robert Collignon in 1994 binnen zijn kabinet een afdeling oprichtte voor de promotie en de verdediging van de ‘identité wallonne’. Bij de realisatie van hun gemeenschapsproject en de constructie van hun identiteit grijpen de Vlaamse en Waalse overheden terug naar gemeenschapsvormende verhalen die de toets van de historische kritiek niet altijd doorstaan. In Nederlandstalig België krijgen mystificaties van het Vlaamse verleden heel wat tegenwind vanuit de wereld van historici, in Wallonië gebeurt dat mijns inziens onvoldoende. De historiografie van de Waalse Beweging is immers jong en heeft over het algemeen nog niet de broodnodige distantie tegenover haar studieobject gevonden. Een vergelijking van de Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging (Lannoo 1998 - verder NEVB) en de Encyclopedié du mouvement wallon (Institut Jules Destrée, 2000-2001 - verder EMW) is instructief op dit vlak. Om maar één voorbeeld te geven: terwijl de NEVB aan het thema ‘collaboratie’ 16 bladzijden besteedt en er niet voor | |
[pagina 357]
| |
terugdeinst man en paard te noemen, is de parallelle ingang in de EMW amper 1 kolom lang. Leon Degrelle en zijn fascistische Rex-beweging worden nergens genoemd, hoewel het officieuze Waalse ‘parlement’, de Assemblée wallonne, in 1936 rexistische parlementsleden in zijn midden opnam en notoire wallinganten, zoals de bekende in het Waalse dialect schrijvende auteur Joseph Mignolet, parlementslid voor Rex waren. Het grootse verzetsverleden van de Waalse Beweging mag niet leiden tot een systematische ontkenning van elke Waalsgezinde collaboratie. Zonder de afstandelijkheid of het kritische vermogen van de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging te willen overschatten, lijkt het alsof de historiografie van de Waalse Beweging op dit moment staat waar haar Vlaamse tegenhanger zich in het midden van de jaren 1970 bevond, toen de (eerste) Encyclopedie van de Vlaamse Beweging gepubliceerd werd. Uitzonderingen niet te na gesproken, zijn in Wallonië geschiedschrijving en beweging nog steeds zo nauw met elkaar verbonden dat een nuchtere kijk op het verleden vaak ontbreekt. In het geval van de EMW is de scheidingslijn tussen actoren in de Waalse Beweging en onderzoekers soms moeilijk te trekken. Drijvende kracht achter de EMW was het Institut Jules Destrée. Deze instelling is niet alleen een van de belangrijkste onderzoeksinstituten van de Waalse Beweging, maar gaat er ook prat op het vormingscentrum bij uitstek te zijn van Waalsgezinden. Het profiel van de EMW is dus vrij dubbelzinnig: enerzijds is het een wetenschappelijk naslagwerk waar alle Franstalige universiteiten van België aan hebben meegewerkt, anderzijds is het een synthese van het actuele ideeëngoed van de Waalse Beweging. Waals minister-president Jean-Claude van Cauwenberghe vatte het mooi samen toen hij bij de voorstelling van het tweede deel van de encyclopedie stelde dat de EMW niet enkel het wetenschappelijk onderzoek moest aanzwengelen, maar ook ‘la prise de conscience wallonne’ (de ‘bewustwording van een Waalse identiteit’) moest stimuleren.Ga naar eind(2) Bij een al te vleiend zelfportret van de Waalse Beweging wil ik enkele kanttekeningen plaatsen. | |
Het civiele gezicht van de Waalse BewegingVrijheid, democratie en anti-nationalisme bepalen het zelfbeeld van de Waalse beweging. Haar strijd heeft zich steeds afgespeeld ‘sous le triple signe de la démocratie, de la défense des droits de l'homme et du libre droit des peuples à disposer d'eux-mêmes’ (in het drievoudige teken van de democratie, de verdediging van de mensenrechten en van het vrije zelfbeschikkingsrecht van volkeren).Ga naar eind(3) Dat lezen we althans in La Wallonie, toutes les cartes en mains, een pedagogisch cahier voor leerkrachten dat de Waalse overheid in 1998 door het Institut Jules Destrée liet opstellen om het ‘Waalse deficit’ in het | |
[pagina 358]
| |
Ter gelegenheid van de verkiezingen van 1929 lanceerde ‘L'Action wallonne’ een appèl aan het Waalse volk - Collection Université de Liège, Fonds d'histoire du Mouvement wallon.
onderwijs op te heffen. Waalsgezinden hebben - zeker sinds de Tweede Wereldoorlog - elke ‘bloed en bodem’-ideologie veroordeeld en onderschrijven universele, kosmopolitische principes. Het exclusivistische, etnische nationalisme waaruit xenofobie voortvloeit, situeren zij in Vlaanderen. Zo is aan Waalse en Franstalige kant het communautaire conflict vaak samengevat als een botsing tussen het middeleeuwse droit du sol en de universele rechten van de mens. In taalaangelegenheden mag volgens de Waalse Beweging enkel de vrijheid een rol spelen. Mensen schakelen immers autonoom en vrijwillig over op een andere taal. De termen ‘sociale verfransingsdruk’ of ‘taalimperialisme’, waarmee aan Vlaamse kant het fenomeen van de verfransing omschreven wordt, vallen dan ook zelden. De tegenstelling tussen een tolerant Wallonië en een agressief Vlaanderen heeft zich onder andere gekristalliseerd in het conflict rond de Limburgse faciliteitengemeente Voeren. De wallingantische kritiek op de ‘Vlaamse annexatie’ van Voeren, lijkt sterk op de flamingantische klachten over de ‘olievlek’ Brussel. De belangrijkste topos van het Waalse zelfbeeld is ongetwijfeld het Waalse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog, waartegen de Vlaamse collaboratie zo scherp afsteekt. Al van bij haar ontstaan heeft de Waalse Beweging geprobeerd aan te tonen dat vrijheid sinds jaar en dag een drijvende kracht is in de Waalse geschiedenis. Toen in 1911-'12 een hevige discussie uitbrak over de keuze van een Waalse feestdag, werden verschillende historische gebeurtenissen ‘herontdekt’. Na lange discussie kwam de laatste zondag van september uit de | |
[pagina 359]
| |
bus, de herdenking van de verdrijving van de ‘Hollanders’ uit het park van Brussel tijdens de Belgische Revolutie door (zogenaamd) Waalse vrijwilligers. Een hele reeks andere bewijsplaatsen van de aloude vrijheidsliefde van de Walen was toen al de revue gepasseerd. Een wel erg sterk staaltje van historische projectie lezen we in La Wallonie, toutes les cartes en mains. We komen er te weten dat Walen aan de basis liggen van ‘America, Land of the Free’: ‘Dirigée par le bourgmestre wallon (1679-1688), Peter de Lanoy (ancêtre de Franklin Delano Roosevelt), New York est nourrie de l'esprit de liberté transporté dans le monde par les Wallons. N'est-ce d'ailleurs pas une oeuvre d'Antoine Wiertz qui inspira Frédéric Auguste Bartholdi lorsqu'il réalisa sa Miss Liberty (la statue de la liberté)?’ (Geleid door de Waalse burgemeester Peter de Lanoy, een voorvader van Franklin Delano Roosevelt, werd New York gevoed door de geest van vrijheid die de Walen in de wereld hebben verspreid. Is het overigens geen werk van Antoine Wiertz dat Frédéric Auguste Bartholdi inspireerde toen hij het Vrijheidsbeeld schiep?).Ga naar eind(4) Dat al deze historische verwijzingen moeilijk te rijmen vallen met het feit dat de Waalse Beweging en Wallonië zoals we het nu kennen, pas in de negentiende eeuw ontstaan zijn, is duidelijk. | |
Waalse ‘Fiamminghi’Al op het eerste gezicht zijn er frappante parallellen tussen Vlaamse en Waalse Beweging. Beide hebben de neiging zich op te werpen als de enige echte vertegenwoordigers van ‘hun volk’. Ze beschouwen tegelijkertijd de andere taalgroep als een homogeen blok dat door zijn eensgezindheid steeds aan het langste eind trekt. Terwijl Vlaamse nationalisten het gemunt hebben op de door francofonie overheerste Belgische staat, gaan hun Waalsgezinde tegenhangers te keer tegen l'état belgo-flamand. Het ‘kaakslagdiscours’ is evenmin het monopolie van de Vlaamse Beweging. Niet alleen de Vlamingen zouden een volk van Lamme Goedzakken zijn dat zich de kaas van het brood laat eten door de Franstaligen en dat de ene kaakslag na de andere zonder morren incasseert. Waalsgezinden, zoals de journalist en romanschrijver Abel Lurkin (1891-1963), hebben de Waalse houding eveneens getypeerd als ‘la docilité et la passivité du peuple wallon qui ne joint jamais le geste à la parole, qui se laisse tondre affectueusement la laine sur le dos’ (de volgzaamheid en de passiviteit van het Waalse volk dat nooit de daad bij het woord voegt, dat zich zonder protest laat kaalplukken).Ga naar eind(5) De Waalse Beweging heeft zich ook al vroeg een ‘nationale’ symboliek eigen gemaakt. De Assemblée wallonne koos in 1913 le coq wallon, de Waalse haan, als embleem, Wallon toujours en Liberté als devies en de laatste zondag van september als feestdag. Ook de IJzerbedevaart heeft een wallingantische pendant. Vanaf 1900 herdachten Waalsgezinden op het slagveld van Waterloo de Waalse soldaten die in het napoleontische | |
[pagina 360]
| |
De Jeanne d'Arc van Waterloo, getekend door Lif (pseudoniem van Idès Lejour) (1938) - Collection Université de Liège, Fonds d'Histoire du Mouvement wallon.
leger gesneuveld waren. In 1904 werd het herdenkingsmonument van de Aigle blessé, de gewonde arend, opgetrokken op het slagveld. Daar werd vanaf 1928 een Waalse pelgrimstocht gehouden. De overeenkomsten reiken echter verder dan deze oppervlakkigheden. Wallinganten hebben dezelfde bouwstenen gebruikt bij de constructie van hun natie als flaminganten. Het is immers opvallend dat mensen die actief zijn binnen de Waalse Beweging toch teruggrijpen naar etnische criteria als gemeenschappelijke afkomst en objectieve karakteristieken zodra ze het spontaan zonder bewuste reflectie over de Waalse natie hebben. Een eenvoudige aanwijzing daarvoor is de populariteit van het concept denationalisatie, dat sinds het begin van de twintigste eeuw nooit weg is geweest uit het wallingantische discours. Denationalisatie is een bij uitstek etnische term die impliceert dat elke mens een nationale ‘kern’ in zich meedraagt die onveranderlijk is, maar onder bepaalde omstandigheden ‘vergeten’ kan raken. Zo beschuldigde de invloedrijke pamflettist Charles-François Becquet de Brusselse krant Le Soir er in 1981 van ‘de poursuivre sournoisement la dénationalisation des Wallons en les persuadant de se dire “francophones”’ (de denationalisatie van de Walen na te streven door hen ervan te overtuigen dat ze ‘Franssprekenden’ zijn).Ga naar eind(6) De term komt herhaaldelijk terug in discussies rond de herkomst van kunstenaars, een polemiek die al aan het einde van de negentiende eeuw begon en een eerste hoogtepunt kende in Jules Destrées | |
[pagina 361]
| |
Lettre au Roi sur la séparation de la Wallonie et de la Flandre uit 1912. Destrée beklaagde er zich over dat de Vlamingen Waalse kunstenaars als Rogier van der Weyden/Rogier de la Pasture hadden ingelijfd. Onlangs, in 1995 nog, weigerde de Waalse socialist Jean-Maurice Dehousse, de toenmalige minister van wetenschapsbeleid in de federale regering, om schilderijen van het Luikse Musée de l'Art Wallon uit te lenen aan een tentoonstelling over de schilders van de Spaanse Nederlanden. De titel van de expositie luidde immers Fiamminghi a Roma en hij wilde niet dat ‘Waalse’ kunstenaars onder die noemer voorgesteld werden aan de wereld. De gedachte dat middeleeuwse kunstenaars Waals of Vlaams waren (in de betekenis die we nu aan die woorden toekennen), is niet alleen anachronistisch, maar wijst er ook op dat wallinganten net zo goed als flaminganten hun identiteit ver in de tijd terugprojecteren en niet uitsluitend baseren op civiel-voluntaristische principes. Wie heeft er immers aan Van der Weyden gevraagd tot welke ‘natie’ hij wilde behoren? Dit doet trouwens niets af aan het feit dat de Vlaamse gemeenschap Fiamminghi gebruikte in haar eigen identiteitsproject. De tentoonstelling kreeg immers de officiële titel ‘Culturele ambassadeur van Vlaanderen’. Overigens omvatte de term Fiamminghi ooit kunstenaars uit het noorden van het huidige Frankrijk, uit België, Nederland en uit Duitsland. Kortom, net als in de Vlaamse Beweging hebben territoriale integriteit en ‘objectieve volkskenmerken’ als ras, bloed, gemeenschappelijke afkomst, volksaard en eeuwenoud volksverleden een belangrijke rol gespeeld in de Waalse Beweging. | |
Van Voeren tot MoeskroenOnderzoekers noemen territorium doorgaans een irrelevante factor in de Waalse Beweging. In de voor het overige voortreffelijke studies van de UCL-historici Luc Courtois en Jean Pirotte lezen we bijvoorbeeld: ‘Certes, et l'on ne peut que s'en réjouir, on n'a jamais vu poindre et se fortifier en Wallonie une mystique du sol comparable à la piété dont on entoure le Vlaamse grond’ (Natuurlijk, en dat is een heuglijk feit, heeft er zich in Wallonië nooit een mystiek van de bodem ontwikkeld die met evenveel eerbied behandeld werd als de ‘Vlaamse grond’).Ga naar eind(7) Dat Vlamingen ‘territoriumfetisjisten’ zijn die steeds voor een eentalig en van alle anderstaligen gezuiverd Vlaanderen gestreden hebben, is een hardnekkig misverstand dat het communautaire debat in België vertroebelt. De vooraanstaande liberale politicus Hervé Hasquin, tevens Waalsgezind historicus, schreef in 1996 nog dat de Vlaamse Beweging vanaf 1860 resoluut de kaart trok van ‘un unilinguisme absolu en Flandre et en Wallonie sans plus aucune concession au bilinguisme’ (een absolute eentaligheid in Vlaanderen en Wallonië zonder nog een enkele toegeving te doen aan tweetaligheid).Ga naar eind(8) Het concept van een homogeen, eentalig | |
[pagina 362]
| |
Vignet uitgegeven door ‘Wallonie libre’ (1947?) - Collection Institut Jules Destrée.
grondgebied is echter geen flamingantische uitvinding van de negentiende eeuw. De overgrote meerderheid van de flaminganten streed toen niet onder het motto ‘één grondgebied - één taal’, maar concentreerde haar energie op de verwezenlijking van een volledig tweetalig Vlaanderen. Pas kort voor de Eerste Wereldoorlog veranderde dat. Dat de idee van een onschendbaar territorium met onaantastbare grenzen nauwelijks terug te vinden is aan de andere kant van de taalgrens, klopt evenmin. We vinden deze vorm van territorialiteit minstens even vroeg terug bij Waalse als bij Vlaamse politici. Rond 1900 ging de Vlaamse beweging volledige taalgelijkheid met Wallonië opeisen, maar het was nog geen uitgemaakte zaak of men daarmee tweetaligheid in heel België bedoelde dan wel eentaligheid in Vlaanderen. De angst van de Walen voor het Nederlands was niet alleen een afwijzing van een in hun ogen minderwaardig dialect, maar was ook ingegeven door de afkeer van de Waalse socialisten en liberalen voor de katholieke regering - die haar hegemonie te danken had aan haar electorale aanhang in Vlaanderen. Om te verhinderen dat het gebruik van het Nederlands bezuiden de taalgrens verplicht zou worden en het klerikalisme er wortel zou schieten, gingen zij het Waalse grondgebied voorstellen als homogeen en eentalig, in tegenstelling tot het heterogene en tweetalige Vlaanderen. De Gelijkheidswet (1898), die de principiële gelijkwaardigheid van het Nederlands en het Frans als officiële talen van België bekrachtigde, was waarschijn- | |
[pagina 363]
| |
lijk het scharniermoment. In 1893 kon men op het Congrès Wallon in Mons nog voorstellen horen voor een volledig tweetalig België van Aarlen tot Oostende, iets wat op het volgende congres, dat pas 12 jaar later in 1905 zou plaatsvinden, volledig ondenkbaar was. Geleidelijk aan werd het Waalse grondgebied een immanente waarheid, een waarde an sich met eigen rechten die gerespecteerd dienden te worden. Het twintigste-eeuwse Waalse territorium werd zo vanzelfsprekend dat men de grenzen ervan als eeuwenoud ging beschouwen en dat men zich niet meer kon voorstellen dat ze er ooit niet waren. Taal, volk en territorium gingen een onscheidbare eenheid vormen. In zijn essay L'originalité wallonne (1906) zocht de dichter Jules Sottiaux in de natuur naar ‘les causes principales où les âmes ont puisé leur tempérament’ (de voornaamste oorzaken waar de zielen hun temperament uit hebben geput), een gedachte die hij samenvatte in het adagio ‘le terroir est bien le miroir de notre âme’ (de grond is wel degelijk de spiegel van onze ziel).Ga naar eind(9) Na de Eerste Wereldoorlog radicaliseerden de wallingantische territoriale standpunten, onder andere omdat de Vlaamse Beweging steeds meer eisen ging stellen en omdat het radicale, anti-Belgische Vlaams-nationalisme verscheen. Het is niet toevallig dat er in deze periode een ritueel met de Waalse aarde ontstond. Vanaf 1924 organiseerden Waalse militanten in Brussel een hommage à la terre wallonne, een ceremonie met een urn met aarde afkomstig van Waalse en Franse slagvelden uit de Eerste Wereldoorlog. Het logische gevolg van de nadruk op de onschendbaarheid van la terre wallonne was de angst voor de aantasting van de homogeniteit. Wallingantische voormannen als de liberaal François Bovesse en de socialisten Jules Destrée, Léon Troclet, René Branquart en Eugène van Walleghem lieten er bij de parlementaire bespreking van de taalwetten tijdens het interbellum geen twijfel over bestaan dat faciliteiten voor Vlaamse migranten uit den boze waren. Zij duldden geen ‘foyers de pénétration, des foyers de résistance contre la culture de la région’ (gebieden waarin men kon binnendringen, waarin weerstand werd geboden tegen de cultuur van de regio).Ga naar eind(10) Het droit du sol haalde het bij hen duidelijk op het droit du citoyen. Na de Tweede Wereldoorlog is het beeld van het Waalse, onaantastbare grondgebied gemeengoed geworden in de Waalse Beweging. Vandaar dat de commotie rond Voeren, de gemeente die bij de faciliteitenregeling van de Franstalige provincie Luik naar de Nederlandstalige provincie Limburg werd overgeheveld, zulke buitensporige proporties kon aannemen. Eerder dan een botsing tussen vrijheid en taaldwang was de ‘strijd’ om Voeren een clash tussen twee ideologieën die uitgingen van een homogeen eentalig grondgebied. Het is veelzeggend dat begin 2001, ironisch genoeg bij de voorstelling van de EMW, Waals minister-president Jean-Claude van Cauwenberghe de ‘uithoeken’ | |
[pagina 364]
| |
Voorpagina van‘Wallonie libre’, 15 februari 1968 - Collection Institut Jules Destrée.
van Wallonië schetste ‘de Fourons à Mouscron, de Nivelles à Arlon’ (van Voeren tot Moeskroen, van Nijvel tot Aarlen).Ga naar eind(11) Voeren valt als landelijke gemeente met amper 1.634 inwoners (cijfers uit 1991) een beetje uit de toon tussen de steden Moeskroen, Nijvel en Aarlen. Door niet Luik of Verviers als uiterste oostelijke punt van Wallonië te kiezen, maakte Van Cauwenberghe duidelijk dat Voeren essentieel is voor het territoriale zelfbeeld van de Waalse Beweging. Dezelfde Van Cauwenberghe toonde in 2002 nogmaals hoezeer hij hechtte aan de onaantastbaarheid van het Waalse territorium. Toen Karl-Heinz Lambertz, de minister-president van de Duitstalige gemeenschap, het idee opperde een referendum te organiseren in de Oostkantons over de vraag of de Duitstaligen een apart gewest, los van Wallonië zouden moeten vormen, liet ‘Van Cau’ De Standaard het volgende optekenen: ‘Wij staan geen morzel Waalse grond af, om er een soort Duitstalig Monaco van te maken. Ik laat geen zeventigduizend Waalse burgers vertrekken. Ook deze Duitstaligen zijn inwoners van het Waalse gewest, en dus Walen. Een Waal is iemand die in Wallonië woont, of hij nu Frans, Waals, Italiaans, Duits, of om het even welke taal spreekt. Al weet ik dat Vlamingen ook hierover anders denken.’Ga naar eind(12) Het civiele principe wordt hier op zijn kop gezet: niet het individu bepaalt tot welke gemeenschap hij of zij wil behoren, iemands nationale identiteit is volledig bepaald door zijn of haar woonplaats. | |
[pagina 365]
| |
De wortels van het ‘Waalse volk’Naast territorium behoort ook een duidelijk beschrijfbare, objectieve Waalse volksaard tot de etnische canon van de Waalse beweging. Historici zijn het erover eens dat het begrip Wallonië (net als het begrip Vlaanderen) in zijn politieke betekenis pas ontstond na de stichting van België. Op de Belgische taalpolitiek entte zich immers eerst de Vlaamse beweging, die een reactie opriep in de vorm van de Waalse Beweging. Als men afgaat op lectuur van de EMW, dan is geen enkele Waalsgezinde er ooit in geslaagd dit modernistische spoor consequent te volgen. Integendeel, de verwijzingen naar een oeroude Waalse natie die haar eenheid ontleent aan een onveranderlijke volkskern zijn legio. Dat Waalsgezinden van voor de Tweede Wereldoorlog zo spraken, verwondert misschien niet, maar vandaag de dag is er nog steeds sprake van zo'n etnische strekking in de discussie van de Waalsgezinden. Waarom wordt die ‘geboorte’ van Wallonië eeuwen in de tijd teruggeprojecteerd? De Waalse Beweging profileerde zich bij haar ontstaan als de voorhoede van een etnische natie. Dat is, gezien het tijdskader, allerminst vreemd. De idee van een eeuwenoud, ‘natuurlijk’, als het ware door God voorbestemd volk dat bloed, cultuur en taal deelde, oefende in de negentiende eeuw een grote aantrekkingskracht uit op de voorvechters van jonge naties. Het kwam er immers op aan het bestaansrecht van de natie boven alle twijfel te verheffen om zo de door ‘het volk’, of althans de ‘voorhoede’ van dat volk, gestelde eisen te legitimeren. En hoe kon dat beter dan door een stevige, in de mist der tijden gewortelde, historische traditie? ‘Oud = respectabel’, daar kwam de redenering op neer. De tijdgeest gaf prioriteit aan etnisch gelegitimeerde gemeenschappen en de Waalse Beweging was hierin een kind van haar tijd. Kortom, in de geschiedenis van de Waalse Beweging hebben naast het vrij recente concept van citoyenneté de volgende elementen als bindmiddel van de Waalse natie gefungeerd: bloed, ras, afstamming, ziel en historische lotsverbintenis. Deze natiekenmerken zetten de vrije keuze buitenspel omdat je er als individu geen greep op hebt: je afkomst bepaalt tot welke natie je behoort. We verwijderen ons hiermee mijlenver van de ideale civiel-voluntaristische natie. Als bloed en ras in 1900 de belangrijkste etnische natiekenmerken waren, dan is een gemeenschappelijk volksverleden dat tegenwoordig. In dit rijtje eigenschappen schuilt namelijk een stijgende lijn van politieke correctheid: toen bloed en ras hun geloofwaardigheid verloren als ‘natievormers’, nam afstamming hun plaats in. Toen dat op haar beurt uit de mode raakte, dook de volksaard op, enzovoort. Belangrijk is echter dat geen van deze vijf elementen ooit volledig verdween en dat ze in wisselende constellaties de bouwstenen vormden van het ‘Waalse volk’. Bij het ontstaan van de Waalse Beweging werd de discussie over ras overal gevoerd, maar de term ras had een ruimere betekenis dan ‘een groep mensen | |
[pagina 366]
| |
Postkaart uitgegeven door de Fondation Plisnier (ongedateerd) - Collection Institut Jules Destrée.
met meetbare, erfelijke, fysieke en psychische kenmerken’. Zo werden de termen ras, cultuur en volk vaak door elkaar gebruikt. Essentieel is echter dat ‘ras’ (zowel in zijn oudere, brede als in zijn moderne beperkte betekenis) een etnisch natieconcept fundeert. De idee van een raciaal verschil tussen Vlamingen en Walen werd in 1895 voor het eerst ‘wetenschappelijk’ onderbouwd door de paleontoloog Julien Fraipont (1857-1910), die bekendheid verwierf met de eerste beschrijving van de Man van Spy. Het duurde niet lang voordat Waalsgezinden de Belgische taalstrijd als een rassenconflict begonnen te interpreteren. Zelfs na de Eerste Wereldoorlog verdween het denken in termen van ras niet volledig. Waar het dat wel deed, werd het vaak vervangen door een etnisch discours waarin âme en descendance de hoofdrol overnamen. Ook na de Tweede Wereldoorlog, toen de discussie over ras door de nazigruwelen alle krediet verloren had, dook het af en toe nog op. La Wallonie libre, een van de belangrijkste wallingantische pressiegroepen, nota bene ontstaan als een verzetsgroep tijdens de nazibezetting, stak in 1956 in haar blad zonder enige ironie het volgende raciale betoog af - met een verwijzing naar schedelgroottes: ‘On sait que la population wallonne est le résultat du mélange de trois éléments principaux: un élément méditerranéen, tres sensibles dans certaines de nos contrées, un élément alpin, auquel la plupart de Wallons doivent la con- | |
[pagina 367]
| |
figuration brachycéphale de leur crâne, et un élément nordique, plus récent, produit des invasions gauloises et germaniques. Ce mélange est resté stable, jusqu'en ces derniers temps, aboutissant á la création d'un type wallon.’ (Men weet dat de Waalse bevolking het resultaat is van een mengsel van drie hoofdelementen: een mediterraan element, duidelijk waarneembaar in sommige van onze gebieden, een alpijns element, waaraan het grootste deel van de Walen hun korte schedel ontlenen, en een recenter, noords element, dat voortkomt uit de Gallische en Germaanse invasies. Deze mengeling is stabiel gebleven en leidde uiteindelijk tot de schepping van een Waals type). Door de grote instroom van Vlamingen tijdens de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw was er echter ‘un surcroît de gènes nordiques’ (een teveel aan noordse genen). Vandaar dat de immigratie van Italianen volgens La Wallonie libre zo toegejuicht werd. Zij zorgden met hun Latijnse genen voor een mediterraan tegenwicht tegen het ‘middelmatisme bruxellois’ en herstelden ‘les proportions du mélange séculaire’ (de verhoudingen van het eeuwenoude mengsel). De Walen, zo ging het betoog verder, waren weliswaar gastvrij en anti-racistisch, ‘nous avons la faiblesse de tenir à nos caractères somatiques, tels qu'un long passé les a faits...’ (wij lijden aan de zwakheid van het koesteren van onze lichamelijke kenmerken, die het resultaat zijn van een lang verleden). Vlaamse, Nederlandse en Poolse gastarbeiders mochten harde werkers zijn, ‘on n'en découvrira pas qui présentent pour nous les avantages qu'offrent les Italiens’ (men vindt er geen die ons dezelfde voordelen bieden als de Italianen).Ga naar eind(13) Dit etnische en raciale proza werd dus kort na de Tweede Wereldoorlog geschreven. Deze verwijzing naar de gewenste ‘etnische’ herkomst van migranten werpt een verhelderend licht op een van de kernelementen van het Waalse zelfbeeld, met name de gastvrijheid en de openheid voor andere culturen. Het aantrekken van gastarbeiders van ‘Latijnse’ oorsprong werd na de Tweede Wereldoorlog een hoofdbekommernis van de wallingantische migratiepolitiek. De Italofilie, en meer algemeen de openheid tegenover migranten, is mijns inziens nauw verbonden met de ‘ontvolking’ van Wallonië. De Waalse Beweging was van bij haar ontstaan geobsedeerd door het hogere geboortecijfer in de Vlaamse provincies. Naarmate er tijdens het interbellum meer eisen van de Vlaamse Beweging ingewilligd werden, kregen wallinganten het gevoel dat de numerieke overmacht van de Vlamingen hen tot een eeuwige minderheidspositie zou veroordelen en dat de Vlamingen door de macht van het getal steeds hun wil zouden kunnen opleggen. De Franse demograaf Alfred Sauvy (1898-1990) schreef in 1962 het rapport Le problème de l'économie et de la population en Wallonie, dat een schokgolf door de Waalse Beweging joeg. Provocerend aan Sauvy's werk was het rechtstreekse verband dat hij legde tussen demografie en economie: de industriële | |
[pagina 368]
| |
Affiche voor de betoging van 15 april 1962 - Collection Université de Liège, Fonds d'Histoire du Mouvement wallon.
ondergang was te wijten aan de vergrijzing van de bevolking. Hij propageerde een actieve geboortepolitiek, maar die alleen zou de demografische achteruitgang niet kunnen tegenhouden. Een actieve immigratiepolitiek was eveneens nodig. In Sauvy's zog pleitte ook Albert Delperée (1912-1984) met een invloedrijke studie voor een grotere immigratie om de Waalse economie nieuw leven in te blazen. De voorstellen van Sauvy en Delperée werden door een grote meerderheid binnen de Waalse Beweging aanvaard. Zo stelde Guy Spitaels op een PS-congres in 1976 zijn rapport over demografie voor. Hij schreef daarin: ‘Nous avons commencé a mourir collectivement. La situation serait plus grave encore sans la présence de la population étrangère qui s'avére essentielle pour une politique de population en Wallonie.’ (Wij beginnen collectief uit te sterven. De toestand zou nog erger zijn zonder de aanwezigheid van de buitenlandse bevolking, die van essentieel belang is voor een Waalse bevolkingspolitiek).Ga naar eind(14) De hypothese dat gastvrijheid en civiele concepten pas echt doorgebroken zijn in de Waalse Beweging op het moment dat de Waalse minoriseringsangst het grootst was, in de jaren zestig van de twintigste eeuw, klinkt dan ook plausibel. De massale immigratie in Wallonië na de Tweede Wereldoorlog bood een mogelijke oplossing voor de demografische en economische terugval, maar de gastarbeiders speelden ook een rol in het communautaire conflict: ze kwamen als geroepen om de bevolkingsbalans meer in evenwicht | |
[pagina 369]
| |
te brengen. Waalsgezinde politici en vakbondsmensen waren hier zeker niet blind voor. Zo hield een gemeenschappelijk vakbondsfront van de Fédération Générale du Travail de Belgique en de Confédération des syndicats chrétiens op 22 mei 1969 een manifestatie speciaal voor migranten met de bedoeling hen achter de eisen van de Mouvement populaire wallon te scharen. Ook het Rassemblement wallon nam in zijn programma van 1974 een passage op over de rol van migranten in de demografische én politieke minorisering van Wallonië. De gastvrijheid van de Waalse beweging was met andere woorden niet altijd geïnspireerd door grote principes, maar soms ook door pragmatischpolitieke bekommernissen. Een vergelijkbare evolutie zien we trouwens in Brussel, waar de Vlaamse overheid en de Vlaamse politieke partijen zich tegenwoordig uitdrukkelijk tot migranten richten om de positie van het Nederlands in de hoofdstad te versterken. | |
Doornroosje ontwaakt uit haar slaapTegenwoordig vinden we in de Waalse Beweging niet zo veel verwijzingen meer naar fysionomische natiekenmerken als bloed en ras. Veel vaker wordt een gemeenschappelijke Gallische of Latijnse afstamming ingeroepen: de Walen als Latins fidèles. Nauw verwant met de idee van een Gallo-Romeinse herkomst is het geloof in een Waalse volksaard, een âme wallonne, die zich al in een ver verleden openbaarde. Rond de eeuwwisseling kwamen Waalsgezinden in verzet tegen het âme belge-denken dat door Edmond Picard tot een credo was verheven. In het spoor van l'âme wallonne dook de nationalistische mythe van de schone slaapster op. De natie, zo luidt de redenering, bestaat al eeuwenlang, maar door allerlei historische omstandigheden is het volk zich niet bewust van zijn aard. Een voorhoede, in Vlaanderen de Vlaamse Beweging en in Wallonië de Waalse Beweging, moet de volkstrots weer doen ontwaken. Om deze reden werd in 1938 de Société historique pour la Défense et l'Illustration de la Wallonie opgericht, de voorloper van het Institut Destrée. In 1999 diste Philippe Destatte, de directeur van het Institut Destrée, het verhaal van Doornroosje nog eens op toen hij in een belangrijk synthesewerk over nationalisme in België de Waalse publicist Michel Quévit (o1939) instemmend citeerde. Die had beweerd dat het Waalse bewustzijn, ‘dat niet meer was dan een vaag gevoelen [...], het de Walen niettemin mogelijk gemaakt [had] - eeuwenlang - in de overtuiging te leven een verschillend volk te zijn, een Frans- of Romaanssprekend volk.’Ga naar eind(15) Gedurende honderden jaren hadden de Walen slechts een vaag vermoeden van hun eigenheid gehad en pas in de negentiende eeuw waren ze als het ware wakker geworden. Het minst ‘muffe’ natiekenmerk (in de zin dat het in tegenstelling tot de vorige kenmerken ogenschijnlijk door neutrale waarneming van het verleden | |
[pagina 370]
| |
vastgesteld kan worden) is de gedeelde geschiedenis van Wallonië, de lotsverbondenheid van de Walen, die uiteindelijk een duidelijk herkenbaar volk gevormd heeft. De eerbiedwaardige ouderdom van het Waalse volk aantonen, lijkt tegenwoordig een van de belangrijkste doelen geworden te zijn van het Institut Jules Destrée. Het magnum opus van Philippe Destatte verscheen in 1997: L'identité wallonne. Essai sur l'affirmation politique de la Wallonie (XIX-XXèmes siècles). Uit de titel moet blijken dat de auteur weet dat Wallonië als fictieve gemeenschap pas in de negentiende eeuw ontstond. Maar waarom vertelt hij dan het volledige verhaal van de ‘Walha’ (de Frankische term voor de geromaniseerde bevolkingsgroepen die op het grondgebied van het huidige Wallonië woonden) vanaf de Romeinse tijd? Hiermee wekt hij de indruk dat het huidige Wallonië twee millennia oud is. Zijn de ideeën van het Institut Destrée over de immanente eeuwenoude natie relevant in de Waalse samenleving? Zijn zij meer dan individuele uitingen van enkele historici? Ja, want de Waalse overheid helpt deze denkbeelden actief te verspreiden (zoals al blijkt uit het pedagogische dossier La Wallonie, toutes les cartes en mains). Het Waalse gewest stelt zich op zijn website (http://www.wallonie.be) voor als een millennia-oude natie. De Walen hebben, door zich vast te klampen aan de vrijheidsliefde, hun ‘mars’ door de geschiedenis overleefd: ‘Malgré les vicissitudes de l'Histoire, ils restèrent toujours farouchement attachés à leurs valeurs, résistant par la révolte à toutes les tentatives d'amalgame’ (Ondanks de grilligheid van de Geschiedenis, bleven zij altijd hartstochtelijk gehecht aan hun waarden en verzetten ze zich tegen alle pogingen tot vermenging).Ga naar eind(16) Doornroosje is wakker, zoveel is zeker. | |
Waarom de uitbreiding van de taalfaciliteiten een taboe isWe eindigen waar we begonnen zijn: bij Lili Nabholz-Haidegger. Haar voorstel om over het hele Belgische grondgebied faciliteiten voor anderstaligen in te voeren zodat mensen overal in hun eigen taal terechtkunnen bij de overheid, heeft de verdienste van de eenvoud. Buitenstaanders moeten zich inderdaad afvragen waarom die rare Belgen de oplossing voor hun communautaire twisten nooit in die richting hebben gezocht. Dat hebben ze overigens wel gedaan, maar de pogingen om van België een werkelijk tweetalig land te maken zijn mislukt in de jaren twintig van de twintigste eeuw. En dat was niet alleen de schuld van de Vlaamse politici en de Vlaamse Beweging; hun Franstalige en Waalse tegenhangers waren medeverantwoordelijk. Lili Nabholz-Haidegger moet er rekening mee houden dat zij niet alleen in Vlaanderen het lid op de neus zal krijgen wanneer zij met haar plannen aanklopt. Een uitbreiding van de faciliteiten is aan beide kanten van de taalgrens een taboe, of we dat als moderne eenentwintigste-eeuwers leuk vinden of niet. | |
[pagina 371]
| |
De illustraties bij dit stuk zijn overgenomen uit: paul delforge, philippe destatte en micheline libon (red.), Encyclopédie du Mouvement wallon, Institut Jules Destrée, Charleroi, 2000, 3 dln. |
|