Ons Erfdeel. Jaargang 46
(2003)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 347]
| |
De lustige kunst van John KörmelingJosé Boyens ‘Klep klep’, staat er gekalkt op de brievenbus van John Körmeling (o1951) in Eindhoven, bij gebrek aan een bel die het doet. De bezoeker kleppert gehoorzaam twee keer en stapt even later achter de kunstenaar aan de gang in. Daar wacht een in de muur uitgehakt gat, waar je bukkend doorheen moet om in het atelier te komen. Woning en atelier zijn verdeeld over een monumentaal afbraakpand naast het Eindhovens Kanaal. Een klep die een bel, een gat dat een deur vervangt. Heeft dat een aankondigende waarde voor het werk van John Körmeling? | |
Bij wijze van vervangingTijdens zijn studie bouwkunde aan de Technische Hogeschool (nu: Universiteit) Eindhoven, van 1969 tot 1981, groef John Körmeling, in het kader van een tuinproject, zuilen uit in het keurige gazon bij het gebouw van de opleiding bouwkunde. Inspiratiebron vormden in de rotsen uitgehouwen kerkjes in Ethiopië. De zuil ontstond doordat de aarde er omheen werd weggegraven. Ingrijpender was het project dat Kórmeling in 1982 op uitnodiging van de Noor Vigo Andersen uitvoerde aan de Jan van Eyck-academie in Maastricht. Hij wilde in deze academie een nieuwe kunstfabriek zichtbaar maken. Kunstenaars in spe zouden daar in verplaatsbare ateliers elders projecten gaan ontwikkelen. Het gebouw zou dan een soort carport kunnen zijn. Deze wilde hij in de Jan van Eyck-academie zichtbaar maken door middel van laserstralen. Daarvoor moest het gebouw veelmaals worden doorboord, een anarchistische gedachte die in goede aarde viel bij de toenmalige directeur Ko Sarneel. Körmeling kreeg toestemming mits hij na het evenement alle gaten dicht zou maken. Ook de in de ateliers werkende kunstenaars in opleiding steunden het ingrijpende plan. | |
[pagina 348]
| |
John Körmeling, ‘Starthuisje’, 1992, 10 × 8,5 × 6,5 m, beton, staal, glas, Harkstede bij Groningen - Foto Martien van Mens.
Dagenlang veroorzaakte John Körmeling met zijn boormachine een hels kabaal. Daarna kwam een tijd van een ander auditief regime: via de boorgaten klonken nu uit de aangrenzende ateliers stemmen en geluiden van activiteiten. Maar op het afgesproken uur waren er vierentwintig uur lang, van twaalf uur 's middags tot de volgende dag, de laserstralen te zien die de begrenzing vormden van de virtuele ‘Kunstfabriek’. Daarna werkte Körmeling monter drie maanden aan het herstel van de muren. Overal bracht hij glas aan, zodat het spoor van zijn idee getraceerd kon worden. Zo bleef er na het auditieve regime een visueel verband met de belendende ruimten.Ga naar eind(1) Het project in Maastricht was een zuiver voorbeeld van vervangingskunst: vierentwintig uur lang verving de ‘Kunstfabriek’ revolutionair de Jan van Eyck-academie. Zou daar nu een directeur voor te vinden zijn? Het project in Maastricht bracht John Körmeling in contact met Wies Smals, die hem uitnodigde om in 1983 te exposeren in De Appel in Amsterdam. In Maastricht zag zij laserstralen voor het eerst niet beschrijvend maar beeldend gebruikt.
Dat Körmeling een aanzienlijk kritisch en relativerend vermogen bezit, blijkt onder meer uit zijn tekst ‘Alle soorten kunst’ uit 1990. Daarin onderscheidt hij ‘de kijk mij eens mijzelf kwellen kunst, de als het maar ver weg is kunst’ naast ‘de kijk eens wat ik allemaal gelezen heb kunst, de kijk eens hoe eerlijk ik ben kunst’. Deze wordt op één hoop geworpen met ‘de nu | |
[pagina 349]
| |
John Körmeling, ‘Nieuw merk’, 1994, 13 × 6,5 × 2,5 cm, papier en sigaretten, Eindhoven, Van Abbemuseum - Foto Peter Cox.
gebeurt er iets nieuws kunst, de het is ook nog bruikbaar kunst, de ja maar zo kan ik het ook kunst’. Voorbeelden uit een opsomming van negentig soorten kunst, die verticaal zijn afgedrukt als een gedicht. Deze en andere voorbeelden van conceptuele buitelingen zijn te vinden in A Good Book, een Engels-Nederlandse editie in het zakelijke A4-formaat, die op initiatief van The Power Plant, een galerie voor moderne kunst in Toronto, in 2002 verscheen. Eerder nam Sjarel Ex van het Centraal Museum in Utrecht het initiatief voor de publicatie van Een goed boek (1994); daarna werd het twee keer herdrukt. De editie van 2002 werd financieel ook gedragen door het Van Abbemuseum in Eindhoven.Ga naar eind(2) Telkens weer verbindt John Körmeling eenvoud en vanzelfsprekendheid met iets exuberants of ongewoons. Een goed boek is als titel tegelijk vanzelfsprekend en grensoverschrijdend. Het heeft een magazineachtige lay-out en het omslag ziet eruit als een bladzijde met illustraties; onderaan staat dan ook het cijfer 1. Vanzelfsprekend én hoogst ongewoon. In A Good Book is een correspondentie opgenomen van John Körmeling met de psycholoog en scribent Cornel Bierens. Daarin verzet de kunstenaar zich tegen het ‘besluiteloosheidsvirus’: ‘Ze willen hier dat de stad autovrij is maar ook optimaal bereikbaar. Wel lekker veel Schiphol maar liefst zonder vliegtuigen. Hoogbouw die dorps is, een Betuwelijn die het bestaande landschap | |
[pagina 350]
| |
John Körmeling, ‘Kroonluchter’, 1993, ca. 4 m doorsnee, staal, neonbuizen, Amsterdam, Schiphol, Terminal West - Foto John Körmeling.
niet verandert. Wel een TGV, maar dan een die overal stopt. Een moderne keuken zoals het vroeger was. Dit is de ja-en-nee-tegelijk-stijl.’ (p. 30) Voor ingewikkelde verkeersproblemen heeft Körmeling een voor de hand liggende oplossing maar de planologen willen er tot nu toe niet aan. | |
[pagina 351]
| |
John Körmeling, ‘Pioniershuisje’, 1999, 6,5 × 4,5 × 9 m, pvc, aluminium, glas, metaal, Rotterdam, containerhaven Reeweg - Foto Peter Cox.
Het nijpende parkeerprobleem lost hij op in een handomdraai: de chauffeur haalt op een plek die hem aanstaat een zwarte mat uit zijn auto, ontrolt die en plaatst de auto er zó op dat de witte P in de mat goed zichtbaar is. Een cartoon volstaat om deze inventie duidelijk te maken. | |
Tussen levenslust en relativismeJohn Körmeling strijdt graag met open vizier. In 1992 daagde hij de stedenbouwkundigen van zevenhonderd Nederlandse gemeenten uit voor een ‘ontwerpduel bij mij op de veranda in Eindhoven. Ik ben ervan overtuigd dat ik beter ben dan jullie!’ Het zou een simultaanwedstrijd worden waarbij de Belgische architect Luc Deleu optrad als jury. Bemoedigend is, vooral voor de onzekeren onder ons, de ‘Complimentenmachine’ uit 1994. Een lichte druk op een knop van de machine beloont ons met het weerklinken van een enthousiaste stem die blijft herhalen: ‘Je bent geweldig! Je bent geweldig!’ Ook verzon hij een museum-uitgangskaart waarmee de bezoeker pas aangeslagen wordt bij de uitgang; hij betaalt minder naarmate hij langer verblijft tot ten slotte zijn bezoek gratis is. En wat dacht u van de ‘Medaille voor de thuisblijfheld’, uit te reiken aan diegenen die rond 1994 tijdens het krijgsgeweld in en bij Sarajevo niet ten strijde trokken? Na zoveel eeuwen van wapengekletter wordt eindelijk niet dode jan maar blode jan gedecoreerd. Uit Körmelings acties, ontwerpen en inventies, planologische ideeën, tekstenen cartoons spreekt een grote levenslust. Bij de meeste van zijn werken overweegt de lust over het kritisch relativisme, dat ze bij herhaling óók uitstralen. Körmeling meent dat heel wat oplossingen eenvoudiger kunnen; daarin schuilt zijn kritisch relativisme. Eenvoud van vorm kenmerkt ook het werk van een | |
[pagina 352]
| |
John Körmeling, ‘De nieuwe auto’, 2003 (?), 140 × 350 × 175 cm, stirlingmotor op waterstofgas, variomatic, aluminium, rubber, glas - Foto Peter Cox.
andere, met hem bevriende, Eindhovense kunstenaar: Henk Visch. Er is echter een groot verschil in de oriëntatie van hun werk. Andere kunstenaars die hij bewondert zijn de Belg Guillaume Bijl en Bernd Lohaus, die aan de academie in Düsseldorf werd opgeleid door Joseph Beuys en nu in Antwerpen gevestigd is.
Bouwkundig ingenieur John Körmeling, die graag eens een huis zou ontwerpen én bouwen, kreeg in 1992 een opdracht voor een ‘Starthuisje’ bij de wedstrijdroeibaan in Harkstede bij de stad Groningen. De opdracht luidde aanvankelijk: maak een sculptuur bij een starthuisje. Körmelings zoeken naar eenvoud bracht hem ertoe een starthuisje te ontwerpen dat zelf een sculptuur zou zijn. Het dient om de startmeester, goed zichtbaar, aan de roeiers het sein tot vertrek te laten geven. Vandaar de voet van 3,5 m bij een totale hoogte van 10 m. Vandaar het reusachtige balkon - 8,5 m breed en 2,5 m diep - waarop de startmeester centraal plaats neemt. Een glazen luifel geeft hem nog meer allure. Het ‘Starthuisje’ lijkt een locatie voor belangrijke proclamaties. Aan de achterkant zweeft, surreëel, een huisje waarin apparatuur en gereedschap kan worden opgeborgen. De kunstenaar, die het ‘Starthuisje’ in 2003 nog altijd ‘ijzersterk’ vindt, zei bij het onthullen: ‘Dames en heren, hallo gras, hallo schapen, dag koeien.... wat hier staat is precies wat ik wil en voor de eerste keer in mijn leven ook wat anderen willen’ (A Good Book, p. 39). Eindelijk een werk van John Körmeling dat een functie vervult in de openbare ruimte, denkt de toeschouwer. Maar zo is het niet. De waterbaan in | |
[pagina 353]
| |
Groningen is zo aangelegd dat de in Nederland gewoonlijk heersende wind de roeiers tegenwerkt. En omdat onze samenleving er vooral op gericht is te scoren, wordt de baan van Harkstede nauwelijks meer gebruikt. Waarmee het ‘Starthuisje’ alsnog een echte sculptuur geworden is.
Voor een terminal van Schiphol-West ontwierp Körmeling in 1993 een ‘Kroonluchter’, die zijn taak luchtig en zonnig vervult: aan rondgaande stalen lussen zijn als ballen in een kerstboom de woorden HI en HA bevestigd; ze zijn vervaardigd van verschillend gekleurde neonbuizen. Gelukkig zijn ze horizontaal aangebracht, wat ze verzekert van een ordening, want het frame van de ‘Kroonluchter’ werkt als een uiterst zwierige handtekening, zodat dát onderdeel koketteert met wanorde. Informeel van vorm, informeel als idee en internationaal leesbaar, ook in schemering en duisternis. Misschien alleen wat moeilijk te waarderen door de passagiers van wie het vliegtuig grote vertraging heeft opgelopen. Körmelings maatschappijkritiek, die in 1994 vorm kreeg in de ‘Medaille voor de thuisblijfheld’ leidde in hetzelfde jaar tot het sardonische ‘Nieuw merk’. De multipel biedt een pakje sigaretten van het merk ‘Verboden te roken’. Het logo ‘Verboden te roken’, uitgevoerd in rood en zwart zoals dat in veel openbare gelegenheden te zien is, is hier tot een ‘Nieuw merk’ verheven. Met kleine letters staat er ‘Made in Eindhoven, JK 1994’. De multipel, die in Antwerpen te koop is in het MUHKA - voor zover de voorraad strekt - bevat echte sigaretten. | |
Tussen romantiek en verlichtingIn Rotterdam staat aan de Reeweg een modern douanekantoor, ontworpen door de architecten Benthem en Crouwel. John Körmeling ontwierp daarvoor een ‘Pioniershuisje’, dat dankzij een voorstel van de kunstenaar Jan van IJzendoorn door de Rijksgebouwendienst werd gerealiseerd. Het douanekantoor welft mee met de afbuigende verkeersweg. Het ‘Pioniershuisje’ brengt geen eer aan de gewelfde vorm maar aan de rechthoek en staat boven op het dak van het douanekantoor op hoge rijglaarsjes. Zo is het in zijn constructie beter te overzien en maakt het duidelijk dat het geen onderdeel vormt van het douanekantoor. Het wil herinneren aan de tijd van de Nederlandse pioniers, die zonder douane- en andere formaliteiten naar Amerika trokken; daar ontwikkelden ze de op praktisch nut gerichte ‘Dutch colonial style’. Hoewel er in het ‘Pioniershuisje’ alle voorzieningen aanwezig zijn voor een verblijf en hoewel er wel twintig mensen tegelijk op een punt van het balkon kunnen staan zonder dat enig gevaar dreigt, mag het ‘Pioniershuisje’ niet in gebruik genomen worden. Dat was de voorwaarde voor het verlenen van toestemming tot | |
[pagina 354]
| |
realisatie. Bovendien werd het gebouwd met 6% BTW in plaats van 19%: voor zoiets nutteloos als kunst hoeft in Nederland immers maar 6% BTW te worden betaald. Dus is het zo nutteloos als kunst maar zijn kan, ondanks ramen en deuren aan verschillende kanten, een spichtige schoorsteen en een wat hoogmoedige gevelopstand. De glaspartij daaronder herinnert aan uitzicht over de prairie en een aanstormende cowboy. Het ‘Pioniershuisje’ kijkt hunkerend naar het verleden. Daarom en vanwege zijn met nadruk vastgelegde nutteloosheid is het een romantisch kunstwerk.
In de jaren negentig had John Körmeling zich beziggehouden met het ontwerpen van ‘De vierkante auto’. Volgens de kunstenaar van de vervangingskunst had die bij verplaatsing nog minder luchtweerstand dan een Porsche. Bovendien was hij ‘ruim, open, eenvoudig en goedkoop’. Maar de fabrikanten weten dat een aërodynamische vorm beter verkoopt. Al sinds 1996 is Körmeling, samen met autotechnicus Oskar de Kiefte, ‘De nieuwe auto’ aan het ontwerpen; in november 2003 zou die klaar moeten zijn. Wat bij het plan voorop staat is dat de auto bij gebruik geruisloos en milieuvriendelijk moet zijn. Indertijd had Frits Philips in Eindhoven al het initiatief genomen voor een stille, schone auto. Körmeling heeft in Zweden een stirlingmotor kunnen lenen, die zijn energie haalt uit temperatuurverschillen. Die verschillen brengen een zuiger in beweging die de wielen aandrijft. De Zweedse stirlingmotor werkt op waterstofgas. Uit Zweden komt ook de hulp voor het inbouwen van de motor. Frits Philips, met zijn 98 jaar, hoopt erin te kunnen rijden. En Körmeling wil hem - en een belangstellende prins Bernhard - nog in 2003 uitnodigen voor de eerste rit. Voorlopig ziet ‘De nieuwe auto’ met zijn karkas van aluminium buizen eruit als een pausmobiel zonder glas. Wie een kunstwerk ontwerpt dat naar inhoud en vorm naar het verleden wijst en dat zich hoog en ontoegankelijk terugtrekt op zichzelf, tekent een profiel van het romantisch isolement. Wie echter ideeën uitwerkt om problemen binnen de samenleving op te lossen, brengt de idealen van de verlichting in praktijk. De romantiek met haar buitenmaatschappelijke idealen staat haaks op de ideeën van de verlichting. Uitingen van beide stromingen zijn in het werk van John Körmeling te vinden. Met de auto die op waterstofgas rijdt, probeert hij een concrete bijdrage te leveren aan een nijpend maatschappelijk probleem. Blijkt de droom onvervulbaar, dan wint ook hier de romantiek. john körmeling, A Good Book, Plug-in-Edition, Toronto, 2002, 92 p., ISBN 0-921381-22-0. |