‘Kerstmis en familie en tradities’ (p. 87), hun kritiek op anderen, enzovoorts. ‘Jij bent zo kritisch, zo onverbiddelijk in je oordeel’ verwijt de man de vrouw, ‘nadat ik mij aan jouw smaak had aangepast, vonden wij met z'n tweeën iedereen dom en lelijk’ (p. 101). Die eindeloze afkeuring van alles en iedereen werd de man, zo zegt hij, te veel en te benauwend: ‘Het enige wat ik weet is dat ik van het leven hou, en dat ik van mensen hou, ik hou godsveel van mensen, ze zijn zo kwetsbaar en mooi.’ Dit is wat hij in zijn nieuwe geliefde, Eva (wél een naam!), zo waardeert: ze veroordeelt niets, ze ís er eenvoudig. Het is typerend dat dit deel van de roman, getiteld ‘Het woordeloze leven’, eindigt met een beeld van een harmonieus gezin, twee jongens, hun vader, hun moeder, liggend in de zon, elk bezig met eigen bestaan.
Kijk nu naar het laatste van de drie delen van de roman en lees daar hoe de vrouw, doodongelukkig, uiteindelijk opnieuw alleen gelaten, dan toch weer zijn nadering waarneemt, hem bij zich in bed voelt komen. Dat kan omdat er iets van hem is afgegleden: ‘Zijn vastberadenheid, zijn trots, zijn hoop, zijn ideeën.’ Hij heeft zich overgegeven. Mensen gaan uit elkaar omdat hun het inzicht ontbreekt, in zichzelf, in elkaar, in de liefde.
In dit korte, laatste deel, als de feitelijke discussie achter de rug is, roept de vrouw de herinnering op aan hun eerste ontmoeting in de trein. Hoe hij een boek zat te lezen ‘met op het omslag die man en die vrouw in die fles’ (p. 119). Dat is een rechtstreekse verwijzing naar Van den Boogaards succesroman
De heerlijkheid van Julia, met op het omslag van de eerste druk een afbeelding uit een zeventiendeeeuws handschrift ‘Pretiosissimum donum Dei’: een parend paar dat de allerheerlijkste gave Gods weet te waarderen in een waterfles. De passage die de man daarop de pas ontmoete vrouw laat lezen (p. 120), komt nagenoeg letterlijk uit
De heerlijkheid (p. 259) en het bijzondere van die passage is dat dezelfde eenwording en overgave van de vrouw aan de man tot drie keer toe gebeurt, met telkens een
‘Lucia smelt’ door Tg. Stan - Foto Bernaded Dexters.
nieuwe minnaar. Dat is nog eens literair flirten!
Er zijn meer beelden uit vroeger werk die hier in ander verband terugkeren, zoals dat van de leguaan op de rots, zoals hij in Sensaties (p. 154) op zichzelf van toepassing verklaart: ‘Op een kussen zitten en voor me uit staren. Met niemand rekening houden. Voor niemand denken.’ In Een bed vol schuim schrijft hij iets soortgelijks over de vrouw. Onmiskenbaar is deze roman een boeiende schakel in een zich sterk ontwikkelend oeuvre.
Wam de Moor
oscar van den boogaard, Een bed vol schuim, De Arbeiderspers, Amsterdam / Antwerpen, 2002, 142 p.