Boeken
Als de mens een staart heeft, dan moet de muis een stem hebben
Het heeft in de krant gestaan en dus moet het wel waar wezen. De mens en de muis zijn voor 99 procent identiek. Van de 30.000 genen die beide beestjes vorm en inhoud geven, zijn er slechts 300 verschillend. Dat hebben specialisten van het Wellcome Trust Sanger Institute in Cambridge ontdekt. ‘Je zou kunnen zeggen dat we essentieel muizen zonder staarten zijn’, zei een van de wetenschappers die onderzoek doen naar de gelijkenissen tussen mens en muis. De krant durfde zelfs nog verder te gaan. De mens heeft de nodige genen om een staart aan te maken, beweerde de auteur van het stukje, maar alleen de muis heeft daadwerkelijk zo'n ding. (En het paard, dacht ik, en de hond, en de kat, en de olifant, en de giraf? Kranten zijn inderdaad niet meer wat ze geweest zijn.)
Maar laten we niet zeuren. Opnieuw immers volgt de werkelijkheid de verbeelding op de voet. Wat men in Cambridge nu pas weet, wisten lezers van Rachels rokje, de wonderlijke roman die Charlotte Mutsaers in 1994 op de wereld losliet, al langer. Het hoofdpersonage van die roman, de anagrammatische elf die zich in het boek als Rachel Stottermaus laat aanspreken, is een muismens van de zuiverste soort. Ook zij heeft een staart, en die kan ze intrekken op de belangrijke momenten van haar leven. Zoals de muizen in het grote laboratorium van Cambridge de wetenschap uiteindelijk moeten tonen op basis van welk bouwpakket de mens fysiek in elkaar zit, zo toont de Stottermaus van Mutsaers hoe het met onze psychische huishouding gesteld is.
Na Rachels rokje volgde in 1999 het al even onovertroffen Zeepijn, een verzameling teksten waarvan de formele diversiteit (verhalen, brieven, essays, notities) nauwelijks opvalt. Door het hele boek heen, op elke bladzijde en in elke zin, is er immers de stem van Mutsaers, die verdomd veel op de stem van Rachel Stottermaus lijkt. Het boek is uitbundig geprezen door recensenten van allerhande pluimage maar geen van hen slaagde erin die stem ten volle te karakteriseren. Het is ook onbegonnen werk. En nu is er dus Bont, opnieuw een verzameling teksten, niet zo bewust aan elkaar geregen als in Zeepijn, maar toch opnieuw een geheel. Opnieuw heeft die stem daar veel mee te maken en opnieuw lijkt het onbegonnen werk daar meer over te zeggen. Het zijn teksten die je, als je ze ergens zou horen of lezen zonder dat de naam van de auteur erbij werd genoemd, vermoedelijk meteen zou herkennen: Mutsaers? Ja, inderdaad. Misschien moet iemand maar eens een pastiche van haar teksten proberen te schrijven om te ontdekken wat er nu eigen is aan die stem van Mutsaers. Misschien kan de afstand tussen het origineel en die pastiche ons dan iets vertellen over de geheimen van haar teksten?
Bont is een mooi boek, dat fraai werd uitgegeven ter ere van de zestigste verjaardag van de schrijfster, met foto's, tekeningen en schilderijen tussen de teksten door. Die teksten zijn wat men met een ongelukkige term wel eens gelegenheidsteksten noemt. Echte schrijvers schrijven natuurlijk geen gelegenheidsteksten. Echte schrijvers schrijven teksten die hun aanleiding te buiten gaan en hun reden van bestaan elders vinden: in de precieze formulering van een visie, in de gestadige opbouw van een oeuvre, in de wondere schoonheid van een zin of een alinea. Bij Mutsaers is het net iets complexer dan dat. Men bewijst ook háár teksten geen dienst door op hun gelegenheidskarakter te wijzen, maar ze zijn wel nauw verbonden met hun ‘gelegenheid’, of dat nu de uitreiking van een literaire prijs is, de dood van een geliefd huisdier of het verdwijnen van de nachtboot in Oostende: ze stijgen uit boven hun aanleiding, maar ze keren er ook naar terug. Ze tonen hoe wonderlijk sommige aanleidingen wel zijn (en als ze het niet zijn, zal deze Charlotte er niet over schrijven).
Ik besef dat daarmee nog niet veel zinnigs is gezegd over de stem van de auteur. Laat ik dan maar eens een voorbeeld geven van die stem. Op pagina 73 van Bont, in een stukje dat ‘Lastige vragen’ heet en dat ooit in de gelijknami-