Belles de Rochefort. We zien dezelfde zwierige choreografieën, dezelfde zuurstokkleuren, dezelfde manier waarop een allerminst glamoureus burgerbestaan opgepoetst wordt tot eendroomwereld: alsof een toverfee van de opgeruimde, kleinburgerlijke Primulastraat een klein paradijsje wilde maken.
Die metamorfose is eigenlijk een metafoor voor een van de grote oorzaken van het succes van Ja zuster, nee zuster: de heersende gevoelens van nostalgie, die de grauwtinten uit het verleden inkleurt tot suikerzoete herinnering. De film brengt het aangeharkte Nederland uit het begin van de jaren
zestig tot leven, waarin de kruidenier de boodschappen nog thuis brengt, de enige allochtoon in de straat een wasserette bestiert en een dief een hart van goud heeft. Bovendien hengelen Ja zuster, nee zuster-de film, en ook de theaterbewerking van Pieter Kramer en Rieks Swarte die aan de verfilming voorafging, voor de oudere kijkers naar de dierbare herinneringen aan de televisieserie van Schmidt uit 1967. Die herinneringen zijn inmiddels tot mythologische proporties opgeblazen, omdat de VARA de videobanden van de serie destijds gewist heeft. Niemand kan het beeld dat over de programma's is ontstaan, dus toetsen aan de werkelijkheid.
Of je nu wel of niet in 1967 aan de buis gekluisterd zat: Pieter Kramer heeft met zijn acteurs op het eerste gezicht een mooi eerbetoon aan de serie gemaakt. Loes Luca leek in de wieg gelegd om in de voetsporen van Hetty Blok als Zuster Klivia te spelen, Tjitske Reidinga is een hartveroverende jet die heel mooi smachtend kan kijken naar de geestige Waldemar Torenstra als inbreker Gerrit. De hele film ademt de sfeer van de Hollandse naoorlogse knusheid.
Nog Hollandser is echter de ironie die duimdik bovenop de film ligt. Want nostalgie
pur sang staat in Nederland vaak in kwade reuk. Niemand durft vol te houden dat het vroeger werkelijk beter was en daarom worden al te zoete herinneringen altijd omlijst met een spottend randje. In
Ja zuster, nee zuster is die
De hele cast van ‘Ja zuster, nee zuster’ voor rusthuis Klivia.
knipoog echter zo vet, dat ze meer kwaad dan goed gedaan heeft. Kramer maakte van de film een groot kitschspektakel waaruit iedere werkelijke ontroering verdwenen is. In 1967 werden Schmidts seksuele toespelingen nog zo stiekem voor het voetlicht gebracht, dat zij lang niet door iedereen werden opgemerkt. In de film is de dubbele bodem van iedere ondeugendheid zo overdreven uitgespeeld, dat er eigenlijk geen lol meer aan te beleven valt.
Dezelfde overdadigheid is ook terug te vinden in het al te schmierende spel van bijvoorbeeld Paul R. Kooij als de boze buurman Boordevol en de overdreven nichterigheid van Paul de Leeuw als de kapper. De film is daardoor een catalogusvan camp-iconografie geworden, waarbij Kramer de verleiding niet kon weerstaan ook te refereren aan de klatergoud-kunstenaars Pierre et Gilles en de homoband Village People.
De verfilming van Ja zuster, nee zuster verraadt een angst om werkelijk ontroering toe te laten: alsof tranen alleen maar vals kunnen zijn. In dat opzicht bewijst Pieter Kramer Annie M.G. Schmidt een slechte dienst. De speelse tegendraadsheid, dubbelzinnige schalksheid en oprechte emotie die leidraad waren in Schmidts leven en werk, worden in de film de nek omgedraaid door gemakzuchtige ironie en platte verkitsching.
Pieter Bots
annejet van der zijl, Anna. Het leven van Annie M.G. Schmidt, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2002, 478 p. Ja zuster, nee zuster, 2002, regie Pieter Kramer, met Loes Luca, Tjitske Reidinga, Frits Lambrechts e.a.