Proust schetst dit alles tegen de achtergrond van het seksuele ontwaken van Marcel. Van den Bogaard heeft het daarentegen over een vertrouwensband die opgezegd en een affectie die versmaad wordt. Gebruikmakend van zijn vertrouwde vervloeiingstechniek worden de identiteiten van de vrouwen inwisselbaar, tot ze uiteindelijk samenklonteren tot één geclusterd vrouwelijk verleden. Als de orde van het fysiek-persoonlijke (de drie vrouwen) verlaten wordt voor de figuurlijke orde (het vrouwelijke), is het makkelijker om de navelstreng door te knippen. Zo geschiedt.
Het sommeren van de vrouwen in het toneelstuk is er de oorzaak van dat alle relaties meester-slaafrelaties, of verhoudingen van dominantie en onderdanigheid zijn. De vrouwen nemen het initiatief, beginnen het gesprek, zij onderbreken de dialogen of roepen ter zake. In vergelijking met de speeltekst is de enscenering van Guy Cassiers veel milder. Het personage Blitz, dat neergezet wordt door Steven van Watermeulen, behoudt zijn waardigheid omdat hij centraal op het speelvlak blijft staan en niet telkens hoeft uit te rukken naar de plaats waar hij ontboden wordt. Met de moeder (Marieke Heebink) wisselt hij een verwrongen omhelzing uit die affectie en agressie verenigt. Uiteindelijk plaatst hij haar echter op een voetstuk. Wat in de toneeltekst overkomt als een abrupte scheiding, krijgt in de enscenering veeleer de toon van een gekoesterde herinnering.
Het thema van de relatiebreuk waart al sinds Van den Boogaards theaterdebuut
Lucia smelt door zijn werk. Dat gebeurt zeer openlijk, soms met tekstblokken die letterlijk overgeheveld worden van het ene stuk naar het andere. De schrijver vertrouwt erop dat die passages goed geschreven zijn. Waarom zou hij ze dan opnieuw formuleren? Hij plaatst ze op andere plekken, schikt ze in andere verbanden, past ze toe op andere personages.
Lucia smelt vangt aan met een proloog waarin een vrouw haar geliefde haast dwingt te bekennen dat hij met haar wil breken. Ze wil duidelijkheid. Maar die wil hij haar niet geven: ‘We
‘Lava Lounge’ door het RO Theater.
houden van elkaar, dat houdt toch niet op.’ De breuk is nog vers, ze is de motor van het hele stuk. In
Lava Lounge zit diezelfde passage achteraan (pp. 84-86), vloeit ze voort uit de reeks vernederende sommeringen en is ze een opstapje naar een bevrijdende breuk.
De nacht van de bonobo's (door Gerardjan Rijnders geënsceneerd bij Toneelgroep Amsterdam) zit vol kleine verwijzingen naar die passage. Ze zijn echter zo versplinterd dat het gewicht verminderd is. Het lijkt alsof de feiten hier al een eind in het verleden liggen en het trauma al behoorlijk verwerkt is.
Het spel met letterlijke overhevelingen gaat zelfs verder dan theaterteksten met een verwante thematiek. Op het eind van Lucia smelt ensceneren de man en de vrouw opnieuw hun opwindende kennismaking in een treincoupé. Hij las toen het boek ‘met op die cover die man en die vrouw in die fles’. Dat boek is niets minder dan De heerlijkheid van Julia, de doorbraakroman van Oscar van den Boogaard. Er staat een passage in (pp. 259-261) waarbij Julia zich omhoog duwt als een zwemmer die de bodem heeft geraakt, en vinger voor vinger, orgaan voor orgaan, in het lichaam van steeds andere geliefden binnendringt zoals een hand in een handschoen. Het hoofdstukje herhaalt zich als een mantra, telkens met een andere partner, en zingt de lof van de vrije liefde. Die passage wordt in Lucia smelt letterlijk herhaald. Als het koppel uit het toneelstuk zich deze passage herinnert, is er meer aan de hand dan de viering van het extatische begin. Het is tegelijk een donkere voorafschaduwing van