Kunsten
De schijnbare eenvoud van Job Koelewijn
De foto's, de installaties en de performances van de Nederlandse kunstenaar Job Koelewijn (o1962) zijn doorgaans verbluffend eenvoudig. Hij maakte voor de 48ste Biënnale van Venetië in 1999 een muur van talkpoeder. In 1995 bedekte hij de vloer van de Vleeshal in Middelburg met ongekookte spaghetti, keurig in een patroon gelegd. In 1992 studeerde hij af met een project waarin vier vrouwen in Spakenburgse klederdracht de glazen gevels van het Rietveldpaviljoentje schoonmaakten. En in 1999 fotografeerde hij zichzelf met dierenoren.
Zo op het eerste gezicht lijken dit weinig in het oog springende werken of gebeurtenissen te zijn waaraan je makkelijk voorbij loopt. Zeker in monstertentoonstellingen met veel spektakel - zoals de Biënnale van Venetië - is dat een gevaar. Toch houden de bescheiden werken van Job Koelewijn goed stand, ook te midden van veel visueel geweld.
Ze laten vaak een onuitwisbare indruk achter. Het beeld van een man met dierenoren blijft hangen. Het gekraak van ongekookte pasta onder je voeten en de verstoring van het patroon dat je teweegbrengt bij het betreden van de ‘spaghettivloer’ vergeet je niet zomaar. Het beeld van de Spakenburgse vrouwen die met zorg een modernistisch gebouw poetsen is absurd. De vrouwen zijn het toonbeeld van de Hollandse netheid, maar worden ook in verband gebracht met bekrompenheid, conservatisme en regionalisme. Het Rietveldpaviljoen daarentegen vertegenwoordigt het geloof in de moderniteit. Een grotere tegenstelling in leefwerelden is niet denkbaar. Maar juist omdat de ene partij de andere met zorg omringt, is het werk niet eenduidig en blijft het intrigeren.
De kracht van de werken van Job Koelewijn zit hem in de schijnbare eenvoud. Het beeld, het gebaar of de gebeurtenis is helder en laat zich onmiddellijk lezen en zelfs beschrijven, maar de werelden die ze oproepen zijn allerminst eenduidig. Het beeld van de zemende Spakenburgse vrouwen is op zichzelf duidelijk en het biedt tegelijkertijd talloze aanknopingspunten tot het geven van betekenissen en aanleidingen tot het voeren van discussies. Bijvoorbeeld over nu zo actuele onderwerpen als het zoeken en definiëren van identiteiten en de tegenstelling tussen lokaal en globaal.
Om zichzelf los te maken van zijn academietijd en zijn Spakenburgse verleden trok Job Koelewijn ooit een aan de buitenzijde met spiegels beklede doos over zijn hoofd. Op deze manier kon hij beelden uit zijn hoofd bannen en ‘visueel vasten’. De foto, waarin dit beeld is vastgelegd, is ook weer buitengewoon eenvoudig en helder, maar hij is eveneens complex. Wat moet je als toeschouwer met een foto van een man wiens hoofd verborgen is in een spiegelende doos, waarin de omringende wereld van takken en twijgen weerspiegeld wordt? Het geeft aanleiding tot allerhande bespiegelingen over binnen- en buitenwerelden, portretten, zien, kijken, weergeven, de psyche en identiteiten.
Naast het gezichtsvermogen, doet het werk van Job Koelewijn met grote regelmaat aanspraak op andere zintuigen. Het was niet alleen
Job Koelewijn, ‘Spakenburgse vrouwen poetsen de Rietveldacademie’,1992.