Ons Erfdeel. Jaargang 46
(2003)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 230]
| |
Opslagplaats van het Centraal Boekhuis in Culemborg.
| |
[pagina 231]
| |
Onrust op de Nederlandse literaire boekenmarktLisa Kuitert Op 4 september 2001 rolde er op de burelen van uitgeverij J.M. Meulenhoff een fax uit het apparaat, waarin Tilly Hermans, tot dan toe uitgever van het Nederlandstalige literaire fonds van Meulenhoff, haar ontslag indiende. De directeur van de uitgeverij, Annette Portegies, net één dag in dienst, kreeg in de daaropvolgende uren en dagen nog een schok te verwerken. Niet alleen was haar belangrijkste redacteur/uitgever opgestapt, maar de bestverkopende auteurs uit haar fonds gingen met Hermans mee. Adriaan van Dis, Nelleke Noordervliet en Marcel Möring, om maar een paar schrijvers te noemen, verruilden het statige en aloude Meulenhoff voor een uitgeverij, waarvan op dat moment duidelijk was dat Tilly Hermans er de scepter zou gaan zwaaien. Wel een bewijs van het onmetelijke vertrouwen dat deze redacteur had bij ‘haar’ schrijvers. Het nauwkeurig lezen van het manuscript, dat is volgens collega Jan Kuijper haar grootste kracht. En schrijfster Helga Ruebsamen analyseerde: ‘Zij is de moeder met het theelichtje die zegt dat je de knapste bent, dat is haar grote gave.’ Over de precieze reden van haar vertrek heeft Hermans tot op vandaag geheimzinnig gedaan. Ingewijden menen dat zij eenvoudigweg gekoeioneerd werd door Mal Spijkers (de directeur van de hele Meulenhoffgroep), sommigen geloven dat vooral de werkdruk haar te veel werd in het steeds vaker door verliezen geplaagde bedrijf, weer anderen beweren dat zij zich gepasseerd voelde toen Portegies het directeurschap van J.M. Meulenhoff kreeg. In het kielzog van de berichtgeving over Meulenhoff werd ook bekend dat Eva Cossée, onder meer voormalig uitgever bij Ambo, met haar man de Duitse ex-uitgever Christoph Buchwald en Wil Hansen (ook al een ex-Meulenhoffredacteur) een eigen uitgeverij ging beginnen onder de naam Cossee. Een aantal auteurs, onder wie Erwin Mortier (Meulenhoff) en de Zuid- | |
[pagina 232]
| |
Afrikaan J.M. Coetzee (Ambo/Anthos), maakten bekend naar Cossee te zullen overstappen. Als gevolg van deze verschuivingen kwamen concerns zoals Veen Bosch & Keuning (VBK) en Perscombinatie Meulenhoff (PCM) de afgelopen maanden onder vuur te liggen. Zo stelde Eva Cossée dat zij bij VBK was opgestapt omdat de rendementseisen steeds hoger werden. ‘Dan kwam er bijvoorbeeld een manager met het plan om de fondsen Ambo-klassiek en Ambo-filosofie te laten verdwijnen’, vertelde ze aan NRC Handelsblad. Een manier om zwakke maar waardevolle titels rendabel te krijgen, is de afschrijftermijn van die titels te verlengen, zoals met Ambo-klassiek gebeurde. Omdat VBK eigendom is van een beleggingsgroep die ook onder meer bouwmarkt Gamma in haar pakket heeft, kwam volgens Cossée dit soort interne subsidiëring op de helling te staan. ‘Elk boekproject moet tegenwoordig zichzelf dragen, interne subsidie bestaat nauwelijks meer.’ De Meulenhoffholding maakt sinds 1994 deel uit van PCM, een concern dat net als VBK gekenmerkt wordt door een harde bedrijfscultuur met forse rendementseisen. PCM bezit, op De Telegraaf na, ook àlle landelijke kranten in Nederland. NRC Handelsblad (8 september 2001) wist te melden dat uitgeverijen die deel uitmaakten van de Meulenhoffholding aanvankelijk 10% van de omzet moesten overhouden als winst. Na de fusie van 1994 werd dit direct verhoogd naar 15%. In Boekblad Magazine (april 2002) erkende Mal Spijkers dat eerder onderhandelingen met een nieuwe directeur voor Meulenhoff juist op dit punt waren stukgelopen. ‘Over het rendement hadden wij inderdaad verschil van mening. Ik vind dat Meulenhoff 10 procent moet kunnen halen; hij vond vier procent mooi. Ik begrijp ondernemers niet, die als directeuren van gesubsidieerde schouwburgen door het leven willen gaan. Bij ondernemerschap hoort toch ook financieel succes?’, zei Spijkers. Het is in dat licht opmerkelijk dat de van PCM weggevluchte Tilly Hermans met haar nieuwe uitgeverij Augustus onderdak zocht bij het VBKconcern, waar Eva Cossée juist van was weggevlucht. Toen Tilly Hermans dertig jaar geleden aantrad, was J.M. Meulenhoff nog een familiebedrijf. Na de overname door het concern vielen ontslagen bij bosjes, zelfs in de hoogste regionen werden de al te vrijdenkende managers met ‘oprotpremies’ de laan uit gestuurd. Vrij Nederland wijdde in februari 2001 een groot artikel aan de teloorgang van de Meulenhoffgroep, geschreven door de goed ingevoerde journalist Reinout van der Heijden. Ex-Bruna-directeur Marian van der Beek zei over haar voormalige concernbazen: ‘Het was een troep wolven. Ze hadden iedereen opgegeten en nu gingen ze elkaar te lijf.’ Zelfs Laurens van Krevelen, de cultuurminnaar, dichter en zakenman aan de top van uitgeverij Meulenhoff die Tilly Hermans als haar leermeester beschouwt, hield het in 2000 voor gezien. Hermans zag ze gaan en komen. | |
[pagina 233]
| |
‘Op een dag is er iets geknapt’, zei ze zelf in Boekblad, kort na haar vertrek, en meer dan dat wil zij niet kwijt. Tilly Hermans belde zelf op die bewuste septemberavond de auteurs op - niet allemaal overigens - met de vraag of ze meegingen, en onder aanbieding van een gratis advocaat. Het geval-Meulenhoff is niet uniek. Joost Nijsen (nu Podium) en Emile Brugman (nu Atlas) hebben al eerder laten zien hoe sterk de band kan zijn tussen redacteur en schrijver, toen ze bij hun overstap schrijvers als Ronald Giphart (voorheen Nijgh & Van Ditmar) en Mensje van Keulen (voorheen De Arbeiderspers) ‘meenamen’. Ook De Bezige Bij-directeur Robbert Ammerlaan nam bij zijn vertrek van Anthos schrijvers als John Irving en Donna Tartt mee. De uittocht bij Meulenhoff was spectaculairder en veelomvattender, omdat maar liefst een dertigtal Nederlandse literaire auteurs Meulenhoff de rug toekeerden. De meeste Vlamingen (Stefan Hertmans bijvoorbeeld) bleven. Van een enkeling, zoals Russel Artus, moest uitgeefster Portegies het vertrek maanden later uit de krant vernemen. Wat Uitgeverij J.M. Meulenhoff restte, was een indrukwekkend vertaald fonds (met veel Nobelprijswinnaars) en enkele Vlaamse auteurs. Ook Charlotte Mutsaers bleef Meulenhoff trouw en zocht de publiciteit om uit te leggen waarom. In Boekblad zei ze veel vertrouwen te hebben in de nieuwe directeur Portegies, ‘een jong enthousiast iemand’ met een literaire achtergrond. Aan dat laatste had het haar voorgangster ontbroken. Eerder zwaaide Maarten Asscher, zelf schrijver, er de scepter, maar hij was opgevolgd door de steile Chantal d'Aulnis, die daarvoor in Amerika bij een stripboekenuitgeverij had gewerkt. Op een diepgewortelde interesse voor de fraaie letteren was zij niet te betrappen, zoals bleek uit onder meer een groepsgesprek in Vrij Nederland. ‘Nu zit er iemand met een vrolijk decolleté en een bontje’, zei Mutsaers opgetogen. Portegies is neerlandica en publiceert geregeld over literatuur. Eerder werkte ze in totaal twee jaar en vijf maanden (met een onderbreking van jaren) bij Prometheus. Om het rumoer in de uitgeverswereld compleet te maken, kwam in de daaropvolgende weken ook nog het bericht los dat een groep schrijvers, onder wie een deel van de ex-Meulenhoffauteurs, het modelcontract tussen uitgever en auteur ter discussie stelden. Geert Mak, die publiceert bij Atlas, was aanvankelijk woordvoerder van de groep, zodat al snel van de ‘groep-Mak’ gesproken werd. De ‘Makkers’ wilden een aantal essentiële punten in het contract veranderen. Zo moest het een auteur mogelijk worden gemaakt na zeven jaar van uitgever te veranderen, de royalty's moesten omhoog en ook van levering aan boekenclubs zouden schrijvers meer moeten profiteren. Die actiepunten, zo legde Nelleke Noordervliet (ook een ‘Makker’) de lezers uit in NRC Handelsblad, moesten we opvatten als een protest tegen verzakelijking. | |
[pagina 234]
| |
Het bericht rondom de groep-Mak en de nasleep van de uittocht bij Meulenhoff vermengden zich, versterkten zo elkaar en leidden tot ingezonden stukken en achtergrondartikelen over de positie van de uitgeverij en de literatuur in Nederland. Was de Nederlandse Republiek der Letteren een ‘bananenrepubliek’ geworden? Boekblad, het vakblad voor de boekenbranche, beperkte zich tot informerende achtergrondartikelen, maar in de landelijke kranten werden de degens gekruist door onder meer Nelleke Noordervliet, Rik Smits en Nicolaas Matsier. Mai Spijkers, die sinds 1999 deel uitmaakt van de directie van de hele Meulenhoffgroep (waartoe ook onder meer Het Spectrum, Arena, Vassallucci, Bruna en De Boekerij behoren) legde in een ingezonden stuk in NRC Handelsblad uit dat Meulenhoff gewoon verlies maakte en uit de rode cijfers moest worden gehaald. In haar Louis Paul Boonlezing repliceerde Doeschka Meijsing dat de kloof tussen kwaliteit en kwantiteit steeds groter wordt en dat uitgevers-nieuwe-stijl (lees: Spijkers) de waarde van literatuur alleen in geld uitdrukken. Commercie als de grote boosdoener dus. | |
Zenuwachtige directiesOnmiskenbaar broeit er wat in de boekenbranche. Maar wat precies? De commercialisering, zoals Doeschka Meijsing opmerkte, springt het meest in het oog. Uitgevers die hun auteurs op een catwalk laten lopen (Vassallucci), of condooms op hun boeken plakken (Podium) zijn voor menig weldenkend mens de voorbode van de totale nivellering van de waarachtige literaire smaak. Commercialisering is echter maar de helft van het verhaal, die ‘overdreven’ aandacht voor de markt en het geld komt immers ergens vandaan. Wat drijft de uitgevers voort? Kijk je naar de nieuwtjes in Boekblad, dan valt op dat er sprake is van een onrustig klimaat met tal van tegenstrijdigheden. Het gaat niet goed en zeker ook niet slecht, maar van bestendigheid is geen sprake. Wat is een boek? Wie leest boeken? Wie verkoopt ze? Het zijn voor veel uitgevers verontrustende vragen, want duidelijk is dat de traditionele handel in het papieren boek onder druk komt te staan. Dat maakt concerndirecties zenuwachtig. Zij storten zich het ene moment in nieuwe avonturen met internet en marketing of kopen een kleiner bedrijf op en ontslaan onmisbaar geachte medewerkers. Soms voeren ze met harde hand een nieuw bewind door. Er lijkt een permanente stoelendans aan de gang: de nieuwe verkoopmanager is nog niet aangesteld, of hij stapt alweer op. Literaire uitgeverijen troeven elkaar af met het binnenhalen van bekende literatoren als redacteur (Reinjan Mulder, Onno Blom, Margot Dijkgraaf, Monica Soeting, Peter Nijssen, Adriaan Jaeggi) maar menigeen vertrekt al snel weer, teleurgesteld door het commerciële klimaat en de beperkte bewegingsvrijheid. | |
[pagina 235]
| |
De onrust onder uitgevers wordt vanuit drie richtingen aangewakkerd: de politiek, de techniek en de samenleving, dus welbeschouwd op alle fronten. Laten we beginnen met de politiek. Het gaat dan om de vaste boekenprijs en de angst voor het opheffen daarvan. De vaste boekenprijs is, zoals bekend, een afspraak tussen boekhandel en uitgeverij om de consument voor een specifiek boek overal dezelfde prijs te laten betalen. De nieuwe Haasse is net zo duur bij de Ako-kiosk als bij de kwaliteitsboekhandel Athenaeum. Over het nut en de noodzaak deze prijsafspraak vast te houden wordt al decennia lang gediscussieerd. Blader door een oude jaargang van Boekblad en de kans is groot dat je op artikelen voor of tegen de vaste boekenprijs stuit. Voorstanders zeggen: we moeten de vaste boekenprijs handhaven want die zorgt ervoor dat boekhandels een breed assortiment van boeken kunnen aanbieden, ook boeken die minder goed verkopen. De boekwinkel hoeft immers nooit bang te zijn dat een of andere keten of groothandel gaat stunten met de prijzen. De vaste boekenprijs zorgt er dus tevens voor dat onafhankelijke boekwinkels kunnen blijven bestaan. | |
‘Ja, heel goed die prijs’De tegenstanders van de vaste boekenprijs zeggen: hef hem maar op, die prijsafspraak zorgt ervoor dat boeken nodeloos duur blijven voor de consument. Een keten of warenhuis kan immers, als hij van een geheide kaskraker een fiks aantal exemplaren bestelt, wel wat korting krijgen van de uitgever en dan is het wel zo aardig als hij dit voordeeltje kan doorberekenen naar de consument. De kleine boekhandel, die geen grote kortingen kan afdwingen, heeft het nakijken. Waar de vaste boekenprijs niet bestaat, zoals in Vlaanderen, loopt het aantal boekwinkels dan ook sterk terug. Telt Nederland nog één boekwinkel op elke tienduizend inwoners, in Vlaanderen resteert één op krap elke dertigduizend inwoners. Hoewel boekwinkels meer dan uitgevers te vrezen hebben voor het loslaten van de vaste boekenprijs, voelen ook de meeste uitgevers van het algemene boek weinig voor afschaffen. Niet elke uitgever is er immers op uit alleen boeken van het type kaskraker uit te brengen. Een voorbeeld hiervan is Wouter van Oorschot, die de fijnproeversuitgeverij van zijn vader Geert van Oorschot heeft overgenomen. Wouter van Oorschot maakte zich zo kwaad over de tegenstanders van de vaste boekenprijs dat hij een heus pamflet uitgaf onder de titel: De vaste boekenprijs en de losse flodders van de Consumentenbond (1999). ‘De boekhandel is eenvoudig een uitstervende bedrijfstak... De ultieme scheiding der geesten zal een feit zijn’, somberde hij. Als de vaste boekenprijs wordt losgelaten, komen de genres met kleine oplagen zoals poëzie in het nauw: daar valt niet in prijs mee te stunten. De kleine, goed gesorteerde winkels die tot nog toe onvervaard in deze genres blijven handelen, | |
[pagina 236]
| |
Bibliotheek na luchtaanval, Londen, 1940 © Archive of the Royal Commission of the Historical Monuments of England.
zullen er in de toekomst, onder meer als gevolg van het loslaten van de boekenprijs, vermoedelijk niet of nauwelijks meer zijn. Het komt er dus op neer dat bij het literaire boek juist de ‘hogere’ literatuur ervan te lijden zal hebben, wat enkele voorstanders van het loslaten van de vaste boekenprijs, zoals voormalig minister van economische zaken Annemarie Jorritsma, het argument ingaf dat Jan met de pet toch niet hoefde mee te betalen voor de pleziertjes van de culturele elite? Anderen voegden daar nog aan toe: zolang de vaste prijs gehandhaafd wordt, blijven alle boeken gewoonweg te duur voor Jan Modaal. Op zo'n moment is het goed om even naar voren te brengen hoe groot de prijsdaling zou kunnen zijn als de vaste prijs wordt afgeschaft: hooguit één of anderhalve euro per boek. Dat zal niet onmiddellijk tot een stijgende verkoop leiden. Er zit iets vreemds in de hele discussie rondom de vaste boekenprijs. Tegenstanders van de vaste boekenprijs wijzen erop dat dit systeem geen effectief middel is om doelstellingen als pluriformiteit, beschikbaarheid en participatie te bereiken. Maar als de effectiviteit van afschaffen óók niet meer dan één euro bedraagt, dan zijn de argumenten voor afschaffen evenmin overtuigend. Waarom moet de vaste boekenprijs eigenlijk zo nodig worden afgeschaft? Wie profiteert daar werkelijk van? Vermoedelijk alleen uitgeverijen die nu nog niet bestaan maar zullen opkomen in dit ‘vrije-jongensklimaat’. En de politiek, maar dat is sinds 6 mei 2002 in Nederland een rekbaar begrip. | |
[pagina 237]
| |
De vaste boekenprijs is tot 2005 gegarandeerd. Maar de voortekenen voor handhaving na die datum zijn niet gunstig, ook al heeft wijlen Pim Fortuyn zich in een column in het Haarlems Dagblad (20 maart 1996) nog uitgesproken voor handhaving. Een enquête in het vakblad wijst uit dat de boekenvakkers er in 2002, met twee politici van de LPF (Lijst Pim Fortuyn) uit de popmuziekwereld aan het bewind, een hard hoofd in hadden. Bij de politici uit de rechterflank leefde het onderwerp niet. Onvergetelijk was de reactie van Leefbaar Nederland-lijsttrekker Fred Teeven bij het praatprogramma Barend & Van Dorp. Op de vraag of hij vóór de vaste boekenprijs was, antwoordde hij joviaal met ‘ja, heel goed die prijs’ in de veronderstelling dat het om een literaire prijs ging. In 2002 verscheen het langverwachte rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau en het Centraal Planbureau over de vaste boekenprijs, Boek en markt. Hoewel de rapporteurs Marja Appelman en Andries van den Broek zich in interviews neutraal uitlieten, geeft dit rapport al in de summary op pagina 18 onomwonden het advies: de huidige vaste boekenprijs dient te worden afgeschaft. En wat gaat er dan gebeuren met het literaire boek? Dat valt niet met zekerheid te voorspellen. Doemdenkers verwachten een bestsellercultuur waarin louter de verkoopscijfers regeren. Dat is mogelijk: tenslotte bieden landen als België (waar de discussie over de vaste boekenprijs recent voor de zoveelste keer weer is opgelaaid en gaan liggen) en Zweden afschrikwekkende voorbeelden van ‘verwoestijning’, in de woorden van de Vlaamse econoom Carlo van Baelen.Ga naar eind(1) De boekha ndeldichtheid is in beide landen fors teruggelopen en de gemiddelde prijs van een boek dat geen bestseller is, pakt twee keer zo duur uit als in Nederland. Maar juist nu doen zich in technisch opzicht nieuwe verwikkelingen voor, die op termijn de lezers een helpende hand kunnen bieden. | |
Over e-books, e-publishing en emotieTechnische vernieuwingen zijn sinds Gutenberg over het algemeen voordelig geweest voor uitgevers. Dat is ook nu zo, maar de vraag is wel: voor de zittende uitgevers? Of komt er door technische snufjes ruimte voor nieuwe uitgevers die de zaken heel anders gaan aanpakken? Maakt de techniek als een paard van Troje uitgevers op termijn misschien zelfs overbodig? De tweede grootheid die de boekenbranche onrustig maakt, is de techniek. Het gaat dan om internet als verkoopkanaal en ook om alles wat je ‘elektronisch uitgeven’ zou kunnen noemen: van e-book tot e-publishing. Het e-book-apparaat is in Nederland sinds 2001 te koop, ja zelfs al te leen bij sommige bibliotheken. Het gaat om een apparaat ter grootte van een boek, zelfs de vorm is die van een boek, maar in feite is het een palmtop-computer. Op het scherm kun je een boek downloaden en lezen. Winkels zijn niet nodig, de bestanden gaan over de digitale toonbank. De e-books zijn goedkoper, in Amerika zelfs 20% | |
[pagina 238]
| |
à 40% goedkoper ten opzichte van het papieren boek. Die lagere prijs is nodig om de consument over de streep te trekken. Na een hoopvolle start is de markt voor e-books enigszins ingezakt, zoals de hele ICT-sector trouwens. Nederlandse literaire uitgevers reageren niet bijster enthousiast op deze techniek. De Bezige Bij-directeur Robbert Ammerlaan zei in 2001 in Boekblad: ‘Ik ben er gewoon van overtuigd dat de nieuwe media niet gaan lukken.’ Het e-book-systeem lijkt nog het best bruikbaar voor professionele bestanden die binnen handbereik moeten zijn, zoals wetboeken van strafrecht voor advocaten of woordenboeken voor vertalers. Literatuur is ook als e-book beschikbaar, maar dat gaat ten koste van de uitgevers. Het blijkt namelijk bijzonder moeilijk om e-books op het internet goed beveiligd aan te bieden. Eind 2001 telde het internetbeveiliginsgbedrijf Envisional zo'n 7.300 titels van goed verkoopbare auteurs zoals J.K. Rowling en Stephen King die nu al illegaal op websites staan vanwaar ze gratis op elke willekeurige computer gedownload kunnen worden. Het Parool, de krant die dit bericht bracht, spreekt van ‘literatuurpiraten’. Literaire uitgevers zijn voorzichtig en beperken zich tot auteursrechtvrije, dus oudere literatuur - die vaak toch al gratis op internet beschikbaar was in een van de vele digitale bibliotheken zoals het ‘Laurens Danszoon Coster’-project. Uitgeverij Querido experimenteerde in 2001 wel met boeken van Oscar van den Boogaard en J. Bernlef, maar het resultaat was minimaal. ‘Het publiek is conservatief, volgzaam. Dat kiest toch voor het gewone boek. Ikzelf lees een boek in bed. Ik ga toch echt niet met m'n laptop in bed liggen’, zei Querido-directeur Lidewijde Paris tegen de Volkskrant. Een echte bedreiging voor literaire uitgevers lijkt het e-book niet te worden, en een heuse melkkoe evenmin. E-publishing is een ander verhaal. Diverse wetenschappelijke tijdschriften verschijnen uitsluitend nog via internet. Slimme uitgevers bieden tegen betaling een paswoord aan, en gebruiken de site verder alleen als service door (een deel van de) oude nummers gratis ter inzage te geven. Bij de toch al zwakker wordende literaire bladen lijkt zo'n systeem althans in Nederland niet haalbaar. De consument kan gratis en voor niets op een kleine honderd literaire internet-‘tijdschriften’ inloggen, waarop elke schrijver kan publiceren. Allemaal liefdewerk, oude bytes en het is dus bepaald niet alles kwaliteit wat daar blinkt. Maar de literaire websites berokkenen de traditionele boekenuitgeverij geen schade, integendeel. Ze verlevendigen het literaire klimaat en bieden de afgewezen debutant een laagdrempelig alternatief. Heel soms vormen ze het podium voor iemand die daarna doorbreekt naar de papieren markt. Tot zover dus nog weinig kopzorgen. Maar als auteurs met een zekere faam zouden besluiten voortaan zelf hun boeken op internet uit te geven en rechtstreeks via een creditcard de inkomsten op te strijken, ziet het er voor de uitgevers slechter uit. Dat gevaar lijkt voorlopig niet zo groot. Stephen King | |
[pagina 239]
| |
probeerde het in 2000 met zijn roman The Plant, die hij in afleveringen aan 1 dollar op het web zette. Dat leverde hem vijfhonderdduizend euro op. Hij heeft de stunt desondanks niet voltooid: niet iedereen betaalde keurig en bovendien was de multimiljonair zijn inspiratie even kwijt. En ook auteurs zijn een prooi voor literatuurpiraten. Voor onbekende schrijvers en debutanten heeft zo'n systeem nog veel grotere nadelen. Wie zou er ooit naar hen op zoek gaan op dat onmetelijke internet? Een betrouwbare en gezaghebbende instantie die selecteert, filtert en redigeert, die zijn netwerk inschakelt en reclame maakt (lees: een uitgever) blijft dus noodzakelijk. Voorlopig bewegen de Nederlandse literaire uitgevers zich nog niet op deze markt; Vassallucci probeerde het met de tijdschriften Nulnul.nl en Atarik.nl maar zonder veel succes. E-publishing is voor het literaire boek vooral een gimmick, Stephen Sanders' ‘interactief’ geschreven Liefde is voor vrouwen is daar een voorbeeld van. De uitgever kan bij alle internetdreiging baat hebben bij een handige techniek: Printing (publishing) on demand (POD), het drukken van één enkel boek per keer. Oplage één exemplaar. De firma Gopher heeft zich hierin gespecialiseerd en levert op bestelling, maar heeft ook een eigen fondslijst. Het Centraal Boekhuis, dat als landelijk magazijn voor alle uitgevers optreedt, maakt met ‘boek-op-verzoek’ eveneens gebruik van de mogelijkheden. Dit nieuwe snufje is in feite een veredelde kopieermachine die de pagina's bindt en van een mooi omslag voorziet terwijl je wacht. Het klinkt ideaal: uitgevers kunnen hun voorraden afschaffen, van ‘uitverkochte’ boeken is geen sprake meer, ze kunnen ook veel gemoedelijker met slecht verkoopbare genres omspringen, en hoeven überhaupt geen risico's meer te nemen. Dat betekent ook meteen dat iedereen uitgever kan worden, wat voor verschuivingen in het uitgeverslandschap zou kunnen zorgen. Ook hier geldt: er moet toch geselecteerd worden, anders houdt de consument het na een paar ‘miskopen’ voor gezien. Het toekomstbeeld van de Amerikaanse uitgever-in-ruste Jason Epstein, die op grote kruispunten POD-automaten zag staan waar mensen willekeurig welk boek uit kunnen laten rollen, lijkt niet reëel. Wie wel eens een volgens POD gedrukt boek in handen heeft gehad, weet bovendien dat het nog wel eventjes zal duren voor we echt van ‘een boek’ kunnen spreken. Een POD-boek oogt vooralsnog als een nepboek. Het ruikt vies en het papier voelt glad en vochtig. Internet als verkoopkanaal lijkt voor de boekwinkels een bedreiging, want het fenomeen zit in de lift. Een kleine enquête in Boekblad wees dan ook uit dat 69% van de boekenvakkers de internetboekhandel als een geduchte concurrent ziet. Was er aanvankelijk sprake van nog geen procent van de totale omzet van boeken die via internet werd verkocht, in 2001 was dat al 3%. Van alle producten die via internet worden aangeschaft, vormen boeken met | |
[pagina 240]
| |
29% de grootste categorie. Het gaat dan vooral om de wat duurdere boeken, en bol.com blijkt favoriet, op de voet gevolgd door bruna.nl, al doet het Belgische proxis.be het ook goed omdat de prijzen daar lager liggen. Dat de internetboekhandel het gras voor voeten van de boekwinkels wegmaait, ligt voor de hand, maar welke gevolgen heeft dat voor uitgevers? Daar is maar weinig over bekend. Ze kunnen de internetkopers in elk geval niet bereiken via de winkels. Deze internetkopers houden het boek dus niet in de hand, kunnen niet bladeren en er niet aan voelen of ruiken, en dat terwijl boeken dikwijls in een impuls worden gekocht. Waar baseert de internetboekenkoper zijn keuze op en hoe is hij te beïnvloeden? Een experiment van boekhandelsgroep Libris wees erop dat deze keten geloofde dat mensen hun boeken kopen op basis van ‘de emotie’ die het boek uitstraalt. Je kon er steeds verfijnder doorklikken op bijvoorbeeld liefde, seks, relaties, homoseksualiteit, verlatingsangst om dan uit te komen bij, ik noem maar wat, Willem Melchiors De onhuwbaren. De site is alweer opgedoekt - kennelijk werkte het niet. Toch geeft zo'n verkoopstrategie te denken. Als de verkoop via internet doorzet en de reguliere boekwinkel met een breed assortiment door het mogelijke wegvallen van de vaste boekenprijs misschien zelfs helemaal verdwijnt, wat moeten uitgevers dan doen om lezers op de hoogte te stellen van het verschijnen van Melchiors roman? Hoe komt zo'n boek bij de juiste doelgroep? Straataffiches, folders rondsturen, voorleesavonden? Het lijkt de negentiende eeuw wel. Optimisten zeggen dat uitgevers dankzij internet over een gedetailleerd klantenbestand inclusief kopersprofielen kunnen beschikken, zoals de Albert Heijn-supermarkt dat nu ook al doet met zijn bonuskaarten. Je staat dan met je Willem Melchior-aankoop bijvoorbeeld geregistreerd als liefhebber van homo-erotische romans, wat je misschien helemaal niet bent, en zo ontvang je dus niet de juiste informatie. | |
Hoger opgeleide oudere vrouwenHet boek wordt ook bedreigd vanuit de samenleving, samen te vatten in het lelijke woord ‘ontlezing’. Nederlanders lezen steeds minder, en lezen steeds minder boeken. Is dat niet een klacht die al honderd jaar klinkt, maar steeds weer als een ‘nieuw’ probleem wordt gesignaleerd? Zoals ook de jeugd steeds bandelozer wordt en de criminaliteit toeneemt? Ja en nee. Als we onze generatie vergelijken met die van de negentiende of begin twintigste eeuw, dan gaat het inderdaad om een oude klacht. Er is altijd al een aanzienlijke groep niet-lezers geweest, dus, ach... Maar kijk je naar het verloop van de afgelopen vijftig jaar, zoals het SCP deed in het rapport Leesgewoonten van Knuist en Kraaykamp, dan zie je een verrassender patroon. Toen in 1955-'56 een rapport was opgesteld over leesgedrag, bleek dat lezen de favoriete vrijetijdsbesteding was, en dan nog vooral voor jongeren. Studerenden tussen 18 | |
[pagina 241]
| |
en 28 jaar spanden met 96% boekenlezers de kroon. ‘Het is [tevens] mogelijk dat het vele lezen een eigenschap van de jeugd zelve is’, opperden de rapporteurs als verklaring. Mannen lazen boeken, vrouwen bleken vooral tijdschriften te savoureren. De daaropvolgende decennia toonden de betrekkelijkheid van hun conclusie aan, want juist jongeren lezen nog maar weinig. De grootste boekenlezers nu zijn zoals bekend hoger opgeleide oudere vrouwen: het is de jeugd van toen. Tegenwoordig lezen jongens, zo meldde Boekblad, buiten school zelfs helemaal niet, of nauwelijks. In zijn algemeenheid neemt de tijd die aan lezen wordt besteed, af. Besteedde de gemiddelde Nederlander in de jaren '50 nog bijna een kwart van zijn vrije tijd aan lezen, nu is dat nog maar 11%. De cijfers doen vermoeden dat lezen een imagoprobleem heeft gekregen. Al dan niet lezen is niet zozeer een ‘eigenschap’, zoals de rapporteurs in de jaren vijftig opmerkten, maar veeleer een trend, een modeverschijnsel, en dus gemakkelijk beïnvloedbaar. De onderzoekers Knuist en Kraaykamp geven in hun rapport vijf verklaringen voor de teruggang in het lezen, waaronder de concurrentie van televisiekijken en andere vrijetijdsbestedingen, algehele drukte door gecombineerde taken van bijvoorbeeld werkende mensen met kinderen, en, verrassend, de afgenomen waardering voor lectuur als gevolg van het overvloedige aanbod, niet alleen aan boeken maar ook aan allerhande folders en huis-aan-huisbladen die men kosteloos onder ogen krijgt. Dat ‘overaanbod’ is interessant in het licht van de klacht dat er te veel wordt uitgegeven. Volgens de cijfers van de Stichting Speurwerk rollen er elke dag gemiddeld twee nieuwe boeken van Nederlandse auteurs van de pers (echte nieuwe en herdrukken bij elkaar), die werkelijk niet allemaal eeuwigheidswaarde hebben. Een bekende economische wet luidt dat, als de vraag het overaanbod niet langer bijstuurt, de waardering voor het product zal afnemen. Of dat bij literatuur ook het geval is, valt niet zomaar te zeggen, maar het strookt wel met de algemene observatie dat lezen een imagoprobleem heeft. Wat betekenen de cijfers over het lezen voor de uitgeverij? Een somber toekomstperspectief, maar toch moet gezegd dat de boekenmarkt niet afkalft. Bijna elk jaar weer blijkt de boekverkoop gestegen, en vaak ook nog in het duurdere segment. In 1990 was de omzet aan boeken 370 miljoen euro (735 miljoen gulden), in 1997 (een topjaar) was dat bijna 500 miljoen euro (meer dan een miljard gulden). De treurig stemmende geluiden over ‘ontlezing’ betreffen volgens Knulst en Kraaykamp ook voornamelijk tijdschriften en kranten. Boeken blijven dus (voorlopig) gelezen worden, en juist literatuur zit in een licht opwaartse spiraal. In 1990 was 21,9% van de omzet literair, in 1999 26,3%. Zo verbazingwekkend is het dus niet dat de cd-winkelketen Free Record Shop in augustus 2002 bekendmaakte zijn nering uit te breiden met boeken, | |
[pagina 242]
| |
omdat dit ‘een groeimarkt’ is. Misschien pikt de cd-winkel een graantje mee van de imagoverbetering die boeken lezen dankzij de Harry Potter-rage ten deel is gevallen? Nederlandse cijfers zijn niet bekend, maar in Engeland is 80% van de jeugdboekenverkoop in handen van Potter. Bij alle hoopvolle cijfers over de boekenomzet moet overigens bedacht worden dat boeken kopen nog niet hetzelfde is als ze ook lezen. Voor uitgevers maakt dat op zichzelf niet eens zo veel uit. Zei uitgever Theo Sontrop niet ooit: ‘de snob is het zout in de pap van de cultuur: je hebt ze nodig’? En de groeicijfers moeten ook worden gezien tegen de achtergrond van de bevolkingsopbouw: de bevolking en dus de groep potentiële lezers neemt toe. Juist de boeken lezende bevolkingsgroep van hoger opgeleide oudere vrouwen, is een groep die vanwege de vergrijzing de komende jaren alleen maar groter zal worden. Telde de Nederlandse bevolking bijvoorbeeld in 1991 nog 73.924 vrouwen van 60 jaar, in 2001 waren dat er 80.050. | |
Commercie hoeft niet vies te zijnDe uitgeverij in Nederland ziet zich, zoals we hebben gezien, met een aantal problemen geconfronteerd op het technische, politiek-economisch en sociale vlak. Het is op zichzelf begrijpelijk dat de literaire uitgeverij zich zorgen maakt, en toch blijkt uit de recente verwikkelingen dat die bezorgdheid niet altijd even terecht is, en soms zelfs de problemen alleen maar groter maakt. De reactie van uitgevers op de politieke, economische en maatschappelijke dreigingen is geweest: fusie. Sinds de jaren '70 doet deze trend zich voor. De eerste fusies maakten concerns als Wolters- Kluwer en Elsevier groot. In het midden van de jaren '80 stootten deze megaconstructies hun literaire uitgeverijen weer af, omdat zij zich verder op het wetenschappelijke of educatieve boek wilden concentreren. In de jaren daarna zag je een hergroepering van de literaire uitgeverijen, die ten slotte in drie grote concerns zijn ondergebracht (Veen Bosch & Keuning, Weekbladpersgroep, Perscombinatie Meulenhoff). Daarnaast zijn er nog diverse ‘jonge’ onafhankelijke uitgeverijen (zoals Podium en De Geus), en maar één ‘oude’ (G.A. van Oorschot). De verschillen tussen de concerns zijn groot. Waar PCM met Mal Spijkers aan de (boeken)top de reputatie heeft ‘hard en commercieel’ te zijn, koestert Veen Bosch & Keuning meer het imago van een stille, neutrale, ja bijna ambtelijke machinerie bijeengehouden door directeur Bert de Groot, wiens reputatie met die van Spijkers te vergelijken is. En de Weekbladpersgroep, met Pieter de jong aan het hoofd, is daarbij het vrolijke Fransje. Hoewel maar moeilijk te generaliseren valt, moet toch gezegd dat voor literaire uitgeverijen in het algemeen de schaalvergroting misschien niet de beste oplossing is geweest. In plaats van te strijden tegen de ontlezing of tegen een coup door de voortschrijdende techniek, strijden de literaire uitgevers, | |
[pagina 243]
| |
zelfs die uit de eigen concerns, steeds vaker tegen elkaar. Je ziet dat aan de manier waarop belangrijke auteurs van elders worden binnengehaald, zodat anderen met ‘blijfpremies’ binnenboord gehouden moeten worden. Officieel wordt er niet met geld gewapperd, dat hoort immers niet, maar de belofte van een extra grote reclamecampagne voor het nieuwe boek doet menig auteur natuurlijk wel overstag gaan. Sommige literaire uitgevers lijken bovendien in een wedren verwikkeld waarin alleen telt: we moeten zo veel mogelijk uitgeven, tegen zo min mogelijk kosten. Je ziet dat dit de kwaliteit niet ten goede komt. De moed bijvoorbeeld om een onrijp boek af te wijzen, valt niet op te brengen in een klimaat waar de volgende uitgever al met een contract klaarstaat om het afgewezen boek wel te publiceren. Die wedren is zinloos. Literatuur is geen winstgevend product. Het is een markt waarbinnen niet in geld te vertalen grootheden als kwaliteit, goede smaak, esthetiek, literaire traditie en de menselijke-maat-in-het-algemeen de toon zetten. De ‘vrije jongens’ redden het in deze sector niet. Natuurlijk is er soms een bestseller, maar deze ontstaat alleen in een klimaat van interne subsidiëring, waarbij de winst wordt geïnvesteerd in waar die vandaan komt: in de literatuur zelf. Daarom is er ook niets mis met winst maken op zichzelf, en het is zelfs denkbaar dat dit sobere klimaat binnen een concern gehandhaafd kan worden en niet in loze beloften of mooie praatjes gesmoord wordt. In elk geval lijkt me de blinde aversie tegen commercialisering niet verstandig. Met commercie is op zichzelf niets mis. Ze zorgt ervoor dat literatuur nog steeds een zaak voor de publieke opinie is en voorpaginanieuws blijft, zoals Laurens van Krevelen ook al eens opmerkte. Je toont er als uitgever mee dat je zelf gelooft in wat je uitbrengt. Die euforie slaat over op lezers én nog-niet-lezers. Commercie is daarom op lange termijn goed voor het imago van het lezen en voor de literatuur. Maar commercie is ook niet het monopolie van de concerns. Juist toen Vassallucci nog een relatief kleine onafhankelijke uitgeverij was, liet ze auteurs over de catwalk lopen, en Podium, die condooms op boeken van Giphart plakte, is nog altijd een onafhankelijke uitgeverij. Wie zich niet door winsten of verliezen gek laat maken, hoeft door de recente verwikkelingen in het boekbedrijf niet uit balans te raken. Een slimme uitgeverij bepaalt haar eigen toekomst. |
|