Ons Erfdeel. Jaargang 46(2003)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 198] [p. 198] Leo Vroman Een psalm voor het kleden Systeem! Ik spreek naar U zoals naar een te lang gestorven tante: te zoet, waarschijnlijk dus te vals, benepen starend naar de roet- zwarte broche aan haar hals, de maangoedgeur van haar bouffante en zoals haar verdorde bron vertoont ook Gij mij Dode Kanten in mijn gedachten even zwart als haar veelvuldige japon waarmee haar nachtzoenen mij krasten. Van taf en trui schuilde haar hart vol duister in haar borstbalkon. Of ook Uw Binnenromp bestaat uit Kookpek-tule en Geteerd Brokaat waar zin en zinnelijkheid verdwijnen onder een oerwoud van baleinen? Zijt Gij zo zwaar door ons vermomd dat ons een waanbeeld eeuwenoud en steeds weer onder nieuwe fouten overgroeid, vervloekt, verstomd, niets beters dan zichzelf ontlokt? Zijt Gij zo zwaar door ons gerokt dat ik U eeuwig moet ontkleden: daar! pauwenveren van de middeleeuwen, daar! Griekse toga's, en daarbinnen vijfduizend jaar geleden met visgraat en papyrusdraad gestikte luiers van ruw linnen, alsof het in principe gaat om laag op laag en naad op naad. [pagina 199] [p. 199] Dan barst nog iets van leeuwenhuid de oertijd van de eeuwen uit. En dan een donkere wolk stof die nog even doet alsof Ik toon U als ik mij ontkleed alles wat ik van U weet. Zoek ik naar metaforen? Ik hervind Uw Sporen pas binnen mijn bovenbroek en jas. En muts. En das. (Uit De roomborst van Klaas Vaak, 1997) De mensheid De mensheid waar ik toe behoor stel ik mij als een vrouwtje voor bedrijvig blind bordurend met een reeds beverige hand aan een patroon steeds anders maar voortdurend met de werkelijkheid in onbekend verband en dat zij klaar is, op wil staan en niet meer kan vanwege het zwarte naaiwerk aan haar schoot en aan de zitting van de stoel geregen, maar overigens dood (Uit De gebeurtenis en andere gedichten, 2001) [pagina 200] [p. 200] Kathedralen Wij zijn kathedralen vol duistere geuren en duistere gangen achter zware deuren verborgen zalen Van het beeldwerk hangen versmolten spiralen en treurige slangen van kleurloze kralen Daar zijn voelbare balen verouderde stangen verwaarloosde palen Daar stijgen en dalen verdwaalde gezangen verdichte verhalen van dood en verlangen zichtbare gangen geopende zalen en zonlicht (Uit De godganselijke nacht, 1993) Vorige Volgende