Ons Erfdeel. Jaargang 46
(2003)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 172]
| |
© AMSAB - Instituut voor Sociale Geschiedenis.
| |
[pagina 173]
| |
Wat te doen?
| |
Trouw aan MoskouDeze termen, die voor de meeste niet-ingewijde lezers uit 2003 waarschijnlijk nogal hol, dogmatisch en voorbijgestreefd klinken, maakten voor die communistische activisten wezenlijk deel uit van hun politieke en zelfs existentiële | |
[pagina 174]
| |
Verkiezingsaffiche van de PVDA uit 1985 © AMSAB - Instituut voor Sociale Geschiedenis.
realiteit. Het kwam er namelijk op aan, in de strijd tegen het kapitalisme en het opkomende fascisme vanuit de juiste analyse de correcte linkse strategie te ontwikkelen. De jonge communistische partij werd echter niet alleen bestreden door conservatief rechts en sociaal-democratisch links, maar werd al in de jaren twintig geconfronteerd met een interne ‘Linkse Oppositie’, waarvan de vertegenwoordigers als tegenstanders van het stalinisme uit de partij werden gezet. Zij liggen aan de oorsprong van de trotskistische stroming die we vandaag onder meer aantreffen in de SAP-POS (Socialistische Arbeiderspartij - Parti Ouvrier Socialiste) en andere kleine marxistisch-leninistische partijen en actiegroepen. De stalinistische communisten én hun trotskistische tegenstanders verdedigden allebei een door Lenin uitgewerkte versie van het revolutionaire marxisme, maar alleen de leden van de Kommunistische Partij waren bereid hun theorie en praktijk onvoorwaardelijk te laten bepalen door de richtlijnen uit Moskou. Niet uit slaafse onderworpenheid, maar omdat ze er diep van overtuigd waren dat ‘het behoud en de bloei van de Sovjet-Unie, de eerste echte arbeiders- en boerenstaat, essentieel was voor het slagen van de wereldrevolutie en de vrijwaring van het internationale karakter van de arbeidersbeweging’. Tussen 1924, de dood van Lenin, en 1939, de ondertekening van het Niet-Aanvalspact door Hitler en Stalin, leidde deze keuze van de nationale partijen tot een verwarrende opeenvolging van ‘linkse’ en ‘rechtse’ koerswendingen die een afspiegeling waren van de binnen- en vooral buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie. Moest men meer energie besteden aan het be- | |
[pagina 175]
| |
strijden van de ‘sociaal-fascisten’ (de scheldnaam voor de sociaal-democraten) dan van de echte fascisten en nationaal-socialisten? Moesten communisten actief zijn binnen de socialistische vakbond of een eigen extreem-linkse vakbond oprichten? Moest de KP in 1932 opnieuw aansluiting zoeken bij de socialistische Belgische Werklieden-Partij (BWP) binnen het kader van de toen door Moskou voorgeschreven Volksfrontpolitiek? Het antwoord op deze en andere vragen hing uiteraard niet alleen van de leiding van de partij af, want in 1932 dacht de BWP er bijvoorbeeld niet aan een bondgenootschap af te sluiten met de scherpslijpers en tot voor kort gedreven tegenstanders in de KP Dit betekende waarschijnlijk ook dat die communisten volgens de sociaal-democraten niet al te zwaar meetelden, al zal hun invloed tijdens de stakingen van 1936 duidelijk zichtbaar worden, vooral in de Waalse industriegebieden. In die periode slaagt de Kommunistische Partij erin negen kamerleden en vier senatoren te laten verkiezen en in 1938 over meer dan 8.500 leden te beschikken. Een minder bekend aspect van de geschiedenis van het communisme in België is de toenadering die de communisten in de jaren dertig zochten tot de progressieve elementen binnen de Vlaamse Beweging. In 1937 werd de Vlaamsche Kommunistische Partij (VKP) als onderafdeling van de KPB opgericht. Dit was vooral te danken aan de emblematisch geworden figuur Jef van Extergem, een linkse activist uit de Eerste Wereldoorlog die in 1919 tot twintig jaar opsluiting werd veroordeeld en zich na zijn vrijlating in 1928 inzette om de Vlaamse beweging uit de steeds sterker wordende greep van rechts en uiterst rechts te halen. De VKP zette zich in voor ‘Vlaamse zelfbeschikking’ (wat zowel federalisme als confederalisme kon betekenen), maar kon de evolutie van het Vlaams-nationalisme niet tegenhouden. Ook binnen de KP verloor de Vlaamsgezinde vleugel steeds meer terrein: de pleidooien voor samenwerking tussen ‘de Vlaamsche en Waalse volkeren die gezamenlijk maar autonoom tegen het kapitalisme streden’ werden definitief vervangen door de verdediging van ‘het ééne Belgische volk’. Na de Duitse inval sloten Van Extergem en zijn aanhangers zich aan bij het verzet en in 1943 werden hij en Bert van Hoorick gearresteerd en naar de Duitse concentratiekampen weggevoerd. Jef van Extergem stierf in 1945 aan de gevolgen van zijn internering in het kamp van Ellrich. De communisten speelden, naast andere verzetsorganisaties, een cruciale rol in de gewapende strijd tegen de Duitsers. Het door hen geleide Onafhankelijkheidsfront was niet alleen actief bij guerrilla- en sabotageacties, maar slaagde erin, onder meer in samenwerking met katholieke organisaties en individuen, honderden opgejaagde joden te laten onderduiken of naar het buitenland te brengen. Men gaat ervan uit dat zo'n 2.000 leden van de KP in die strijd voor de democratie hun leven hebben gelaten. Dat verklaart dan | |
[pagina 176]
| |
Verkiezingsaffiche van de KPB uit 1985 © AMSAB - Instituut voor Sociale Geschiedenis.
ook het enorme succes van de nu opnieuw unitaire KP na de bevrijding. Wat de repressie betreft, klopt het dat de partijkrant De Roode Vaan (Le Drapeau Rouge na de bevrijding opgeroepen heeft tot drastische acties tegen verraders, verklikkers en collaborateurs, maar ook dat de communisten de eersten waren die in 1947 met een wetsvoorstel tot amnestie naar buiten kwamen, trouwens in dezelfde geest als de voorstellen van de Italiaanse communistische leider Togliatti. In die periode steeg het aantal communistische kamerleden van 9 tot 23 en had de KP ongeveer 100.000 leden. | |
LeegloopDe Koude Oorlog zou echter al snel een einde maken aan dit succesverhaal. Ondanks het feit dat de Belgische communisten vooral sinds de gebeurtenissen in Hongarije (1956) geleidelijk meer afstand namen van de leiding van de Sovjet-Unie - de Komintern was al in 1943 door Stalin afgeschaft -, werden ze door de andere partijen en de publieke opinie nog steeds met het Sovjetregime geïdentificeerd en hadden ze de grootste moeite als onafhankelijke nationale partij te worden aanvaard. Deze dubbelzinnigheid had ook te maken met de felle discussies binnen de KP zelf, waar invloedrijke afdelingen zoals Luik en hun geestesgenoten in Antwerpen en Sint-Niklaas elke fundamentele kritiek op de Sovjet-Unie veroordeelden als een verzwakking van de internationale solidariteit. Toen in de jaren zestig de breuk tussen de ‘revisionis- | |
[pagina 177]
| |
tisch’ (lees: post-stalinistisch) geworden Sovjet-Unie en de Chinese communisten onder Mao-Tse-Toeng onherstelbaar geworden was, scheurde een kleine groep van vooral Franstalige ‘maoïsten’ zich af van de KP. In Vlaanderen ontstond in de nasleep van de oproer van 1968-'69 de Derde Wereldbeweging die toen onder de naam AMADA (Alle Macht Aan De Arbeiders) als zelfstandige partij optrad en zich opwierp als de legitieme erfgenaam van het revolutionaire marxisme-leninisme-stalinisme dat door de ‘valse KP’ (de officiële KP van België) zou zijn verraden. Vanaf de jaren '80 slaagde AMADA, dat werd omgedoopt tot de PVDA van België (Partij van de Arbeid), erin de Vlaamse communisten niet alleen electoraal voorbij te steken, maar hen ook op hun eigen terrein, de wereld van de industriële arbeid, te overvleugelen. Door de uitstraling van hun netwerk van de dertien groepspraktijken van ‘Geneeskunde voor het volk’ kon de PVDA een kleine maar trouwe kern van leden en sympathisanten opbouwen, wat zich onder meer uit in het feit dat drie van de vijf verkozen mandatarissen artsen zijn: dokter Van Acoleyen als gemeenteraadslid in Zelzate, dokter Branders als lid van de districtsraad in Hoboken en dokter Vandepaer als gemeenteraadslid in Herstal. De overige twee mandatarissen zijn de vroegere vakbondsafgevaardigde van het staalbedrijf Sidmar Dirk Goemaere in Zelzate en de kassabediende en vakbondsafgevaardigde Nadia Moscufo in Herstal. De artsen van ‘Geneeskunde voor het volk’ werken samen met hun collega's van ‘Geneeskunde voor de Derde Wereld’, die in een aantal landen van de Derde Wereld aan de zijde van de revolutionairen actief zijn. Via de ‘Anti-Imperialistische Bond’ (AIB) steunt de PVDA ook de revolutionaire bewegingen overal ter wereld en is ze uiteraard erg betrokken bij het verzet tegen het Noord-Amerikaanse en Westerse ‘imperialisme’. Op louter ideologisch vlak valt er ook iets te zeggen voor hun claim dat zij de leninistisch-stalinistische lijn van de vroegere KP voortzetten, op het moment dat die KP resoluut koos voor het ‘eurocommunisme’ dat bijna overal in Europa geleid heeft tot de omvorming van de grote communistische partijen tot links socialistische formaties die aanleunen bij de sociaal-democratie of er zelfs opnieuw deel van gaan uitmaken. In België ontwikkelde de KP zich echter anders: in 1988, drie jaar nadat ze uit het parlement verdwenen was, werd de partij in het zog van de staatshervorming omgevormd tot een federale unie: de Vlaamse Kommunistische Partij, de Parti Communiste Wallon en ‘het Gewest Brussel van de KPB’. De partij was, na decennia van overtuigd unitarisme, als het ware teruggekeerd naar de toestand voor de Tweede Wereldoorlog, met dit verschil dat ook hier het tweeledige federalisme was opgegeven voor de huidige opdeling in drie gewesten. De spectaculaire electorale achteruitgang (van 23 tot 0 zetels) ging ook gepaard met een grote terugloop van het ledenaantal, wat echter niet betekende | |
[pagina 178]
| |
Affiche van de actiegroep ‘Geneeskunde voor het volk’ zit 1973 © AMSAB - Instituut voor Sociale Geschiedenis.
dat de militanten van de KP de strijd hadden opgegeven. Leden van de KP speelden een cruciale rol in de groeiende vredesbeweging, die haar voorlopige hoogtepunt kende in het massale verzet tegen de plaatsing van kernraketten in de jaren '80 en in de verschillende geledingen van de zogenaamde ‘Nieuwe Sociale Bewegingen’.Ga naar eind(1) Anderen verlieten de partij om actief te worden in parlementaire partijen als Agalev en de SP of in kleinere coalities als de Beweging voor Sociale Vernieuwing (BSV) van de Antwerpse Patsy Sörensen. De KP-Vlaanderen, de laatste rechtstreekse erfgenaam van de vroegere KPB, heeft het leninisme opgegeven, waardoor ze zich onderscheidt van de maoïstische PVDA en de nog altijd leninistisch georiënteerde trotskistische partijen en splintergroepen. Omdat ze vasthoudt aan het marxisme ‘als een methode van analyse en een niet-exclusief referentiekader’ (uit de ‘Identiteit en doelstellingen van de kommunistische partij’) kan ze wel samenwerken met de SP.a en andere democratische linkse partijen en organisaties, maar kan ze er niet mee samensmelten zonder haar eigenheid op te geven. In de komende Belgische parlementsverkiezingen van 18 mei 2003 vormt de PVDA een lijst met de Arabisch-Europese Liga van Dyab Abou Jahjah. Vanuit electoraal oogpunt is deze coalitie, die onder de naam ‘RESIST’ naar de kiezer zal trekken, begrijpelijk. De PVDA trok vroeger immers een aantal stemmen aan van Belgen van allochtone afkomst en ‘dakloze linksen’, die nu mogelijk voor een afzonderlijke AEL-lijst zouden stemmen. Tenzij na- | |
[pagina 179]
| |
tuurlijk beide organisaties elkaar vinden in een gemeenschappelijke hang naar extremisme en fundamentalisme? | |
Het verleden van een illusie?In het licht van de internationale ontwikkelingen sinds de Val van de Muur, de implosie van de Sovjet-Unie en het Oostblok, de snelle kapitalistische ontwikkeling in de Chinese Volksrepubliek en de erkenning van de fouten en misdaden die in naam van het communisme werden gepleegd, zou men de stelling kunnen verdedigen dat het communisme, met de titel van het polemische boek van de oud-communist en historicus François Furet, inderdaad ‘het verleden van een illusie’ geworden is. Verleden, omdat het oude Sovjetblok verdwenen is en men de hervormde oud-communistische partijen (en landen) onmogelijk nog communistisch of zelfs marxistisch kan noemen. En een illusie, omdat de droom van een proletarische wereldrevolutie, die ooit honderdduizenden militanten geïnspireerd heeft, voor miljoenen mensen een nachtmerrie is gebleken waar ze zo vlug mogelijk uit willen ontwaken. Deze visie is des te overtuigender omdat de ondergang van de communistische beweging niet in de eerste plaats te wijten is aan de Koude Oorlog en de daarmee verbonden bewapeningswedloop, en zelfs niet aan de contradictie dat de wereld van ‘het reëel bestaande socialisme’ het slachtoffer geworden is van haar relatieve economische succes, waardoor ze gedwongen werd met het kapitalistische Westen te concurreren en er in feite door werd opgeslokt. De verenging van de oorspronkelijke marxistische visie, die niets minder wou zijn dan een totale kritiek op de politieke economie, tot een instrument voor de machtsovername (onder meer door Lenin, Mao en Fidel Castro), had de voorwaarden geschapen voor een ‘dictatuur van de partij’ die nog weinig te maken had met de ‘dictatuur van het proletariaat’ van Marx en Engels. Om hun macht te behouden, moesten de revolutionaire leiders de verworvenheden van de democratie beknotten, opgeven of zelfs gewelddadig onderdrukken, waardoor ze op termijn hun legitimiteit in de ogen van de bevolking zouden verliezen. Uiteraard werd de communistische wereld, samen met haar aanhangers in het Westen, de verliezer van de Koude Oorlog, maar dit volstaat niet als verklaring voor het verbazend snelle verdwijnen van de beweging in het laatste decennium van de twintigste eeuw. Na de overwinning van het wereldwijde kapitalisme (de huidige globalisering) op economisch, militair, politiek en nu ook op ideologisch vlak zou men mogen verwachten dat de problemen die Marx en zijn wetenschappelijke opvolgers meer dan een eeuw lang hebben geanalyseerd, ofwel zijn opgelost of in ieder geval merkbaar aan het verdwijnen zijn, zoals de voorstanders van het huidige systeem met zoveel nadruk beweren. Dan zou men kunnen zeggen dat de intelligente maar jammer genoeg te weinig genuanceerde theo- | |
[pagina 180]
| |
rie en praktijk van het marxisme ongewild voor correcties gezorgd hebben die het bestaande systeem rechtvaardiger, minder ongelijk en daardoor sterker hebben gemaakt. In die zin zou Marx geen accident de parcours geweest zijn, maar een belangrijk criticus die, in historisch perspectief, mede de weg heeft vrijgemaakt voor een kapitalisme met een menselijk gelaat. Bovendien zou men ruiterlijk kunnen toegeven dat individuele communisten en marxistische organisaties in het Westen vaak een belangrijke rol hebben gespeeld in de verdediging van de democratie en de mensenrechten, denken we maar aan het verzet tegen het fascisme of de rol van de communisten in de strijd tegen de segregatie in de Verenigde Staten en de apartheid in Zuid-Afrika, aan de strijd tegen het kolonialisme of voor de verdediging van de levensstandaard. Het probleem met deze optimistische en grootmoedige houding is echter, dat de vraag of de huidige ongelijkheid en onrechtvaardigheden het gevolg zijn van afwijkingen van het heersende systeem of onvermijdelijk door dit systeem gehandhaafd blijven nog steeds niet bevredigend beantwoord werd. Anders gezegd: de ontegensprekelijke mislukking van de marxistisch geïnspireerde oppositie, de tot op heden meest omvattende kritiek op het kapitalistische systeem (Sartre in Questions de nzéthode, 1960), betekent logisch nog niet dat dat kapitalisme het enig mogelijke sociale en politieke bestel is en dat er dus, zoals zo vaak beweerd wordt, ‘geen alternatief’ voor kan worden ontwikkeld. Het betekent evenmin dat een terugkeer naar het marxisme zinvol of haalbaar zou zijn. De opdracht, waarvoor we hier en in de rest van de wereld geplaatst worden, luidt anders: uitgerekend nu steeds duidelijker blijkt dat het neoliberalisme, de consequente ontwikkeling van de kapitalistische logica, de ongelijkheden op wereldschaal en de sociale afbraak ook in het Westen alleen maar verhevigd heeft, is het dringend nodig een nieuwe theorie en praktijk te ontwikkelen om dit onzalige tij te keren. Het is mijn overtuiging dat deze nieuwe kritiek onmogelijk tot stand kan komen zonder rekening te houden met de oorspronkelijke inzichten van het marxisme. Niet uit nostalgie naar een zedig bedekt en geïdealiseerd verleden en ook niet uit dankbaarheid voor bepaalde positieve verworvenheden van die beweging, maar omdat het totaalsysteem dat de huidige globalisering nastreeft nooit door verspreide vormen van gedeeltelijk of lokaal verzet veranderd zal kunnen worden. Deze totale aanpak brengt met zich mee dat het nodig is te beseffen dat het verzet zowel internationaal als integraal zal moeten worden georganiseerd. Internationaal, omdat elke ontwikkeling in de wetenschap en op de arbeidsmarkt inderdaad een wereldwijd effect sorteert. Integraal, omdat de grote problemen waarmee we geconfronteerd worden - het toenemende fundamentalisme, de vluchtelingen- en migrantenstromen, de uitzichtloosheid van de | |
[pagina 181]
| |
‘werkende armen’ inde industrielanden, het racisme en het telkens weer opduikende oorlogsgeweld - verschillende aspecten zijn van één grote malaise. Het feit dat wij in West-Europa, Vlaanderen en Nederland voorlopig nog gespaard blijven in vergelijking met bijvoorbeeld de mensen in zuidelijk Afrika verandert daar niets aan. Zoals Bloch schreef: ‘es ist noch nicht aller Tage Abend.’ |
|