Ons Erfdeel. Jaargang 46
(2003)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdHet gelijk van een ‘Grand Old Man’De eind 2002 verschenen memoires van de 80-jarige Leo Tindemans sluiten een merkwaardige loopbaan af én een periode in de geschiedenis van de christen-democratie. Tindemans was van 1968 tot 1978 beurtelings minister, vice-premier en regeringsleider. Hij was medeverantwoordelijk voor een staatshervorming die in 1978 strandde op het Egmont-fiasco. Tindemans weigerde toen toe te geven aan de druk van de partijvoorzitters van zijn coalitie, die een pact hadden gesloten dat achteraf door de Raad van State op verscheidene punten als strijdig met de grondwet was veroordeeld. Hij nam op spectaculaire wijze ontslag als premier. Verder was hij voorzitter van de CVP en van de Europese Volkspartij (EVP). Van 1981 tot 1989 stuurde hij als minister van buitenlandse | |
[pagina 147]
| |
zaken de Belgische diplomatie. Daarna was hij tot 1999 lid van het Europees Parlement. Met de jaren groeide hij uit tot de charismatische, immens populaire voorman van een volkspartij, die het gedachtegoed van het christelijk personalisme belichaamde. Troonde Gaston Eyskens, het boegbeeld vóór hem, op een ongenaakbare, olympische hoogte, Tindemans stond te midden van de mensen en kon massavergaderingen in vervoering brengen. Belezen studax en docent, schreef hij een vijftiental boeken en voedde het debat over de Europese eenwording in samenspraak met staatshoofden en andere regeringsleiders, maar nooit verloor hij het contact met de kiezer die hem steeds zou blijven eren en vertrouwen. In 1978 kreeg hij in zijn Antwerpse thuishaven 139.000 naamstemmen en een jaar later bijna één miljoen als lijstaanvoerder van de EVP. Dat uitzonderlijke succes genereerde in het politieke milieu afgunst en blijvende vijandschap. Het belette hem niet zijn weg voort te zetten conform zijn doelstellingen. Drie jaar geleden besloot hij dat het welletjes was geweest. Zijn tijd was voltooid. In een snel veranderende maatschappij dienden nu anderen zorg te dragen voor de samenleving. Hij besteedde 500 dagen aan het opstellen van zijn memoires: een laatste, niet geringe prestatie. Het boek focust op alle belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen waar Tindemans bij betrokken is geweest: de hervorming van de Belgische staatsinstellingen en vooral de groei van de Europese Unie, Afrika en de Oost-West-betrekkingen. Het panoramische feitenrelaas is zakelijk, gedetailleerd, verlucht met persoonlijke ervaringen en meestal getuigend van politieke behoedzaamheid. Soms is Tindemans zelfs verrassend afstandelijk. Wanneer hij verwijst naar de koningskwestie, verneemt de lezer niet wat hij over de houding van Leopold III tijdens de oorlog denkt. Het oordeel over de splitsing van de Leuvense universiteit blijft eveneens vaag. Het Leitmotiv van zijn communautaire beleid - ‘Vlaanderen verzoenen met België’ - bevestigt zijn staatsbehoudende visie en zijn gehechtheid aan de Belgische gedachte. Hij is ‘Mister Europe’, maar ook atlantist, vriend van de Verenigde Staten, bewonderaar van Henry Kissinger. Kritiek op de minder fraaie kanten van het Amerikaanse imperialisme is er niet. Wie Tindemans indertijd van dichtbij volgde, botst nergens op schokkende onthullingen. De diplomatieke afstandelijkheid verdwijnt wanneer Tindemans het heeft over de Belgische politieke keuken. Hij verbergt niet dat hij André Cools verafschuwde en verwijst naar diens beruchte uitspraak: ‘Tot wat dient macht, als men ze niet durft misbruiken?’ Hij kijkt neer op de adellijke Waalse PSC'er en ‘stokebrand’ Charles-Ferdinand Nothomb en spaart de eigen partijgenoten niet. Hij vertelt anekdoten waaruit zijn allergie blijkt voor wijlen ACV-voorzitter Jef Houthuys en eregouverneur van de Nationale Bank, Fons Verplaetse. De recensies in de kranten hebben er gretig en ruim aandacht aan besteed. Veel sympathie voor Jean-Luc Dehaene lijkt hij evenmin te voelen. Wanneer de toenmalige eerste minister Theo Lefèvre in 1972 ontroerd hulde brengt aan scheidend partijvoorzitter Houben, hoort Tindemans dat Dehaene al die ‘sentimentaliteit’ misprijst. Soms worden delicate spanningen enkel gesuggereerd. Het is bekend dat Wilfried Martens als premier een veel vertrouwelijker relatie met Koning Boudewijn kon opbouwen. Tindemans schrijft hierover slechts dat hijzelf nooit de kans kreeg om met de koning een diepgaand gesprek te voeren over essentiële onderwerpen als de wederzijdse verantwoordelijkheden van staatshoofd, regering en parlement. Wel vernietigend is de beschrijving van het ‘konkelfoezen’ in het Waalse dorp Poupehan: ‘Het leek alsof men het vanzelfsprekend vond dat een vakbondsleider, een private bankier, een gedetacheerd ambtenaar van de Nationale Bank en een eerste minister overleggen of geen devaluatie van de nationale munt moest worden nagestreefd, welk begrotingsbeleid de regering behoorde te voeren, en meer nog, hoe de regering er zou moeten uitzien. Of daar ook over deontologie werd gesproken, weet ik niet, maar volgens de commentaar te horen die bij het openbaar maken van die gesprekken loskwam, schenen er op dat gebied geen vragen, laat staan problemen, te zijn opgeworpen.’Ga naar eind(1) Tindemans heeft hier geen ongelijk. Alleen gaat hij eraan voorbij dat er in die leidende kringen voortdurend ‘gepoupehaand’ wordt en dat eerbied voor de plichtenleer niet de eerste bekommernis is van het politieke establishment. Afgezien van de Poupehan-oprisping blijft zure kritiek op Wilfried Martens uit. Dat er | |
[pagina 148]
| |
tussen beide coryfeeën een vete zou bestaan, zou dan toch een journalistieke - door wijlen Knack-directeur Frans Verleyen uitgevonden - mythe zijn? Alhoewel... In De Morgen van 19 oktober 2002 schreef die andere journalist, Hugo Camps, dat Martens hem na de Egmont-episode zou hebben gezegd: ‘Tindemans is een crapuul.’ Tja, dergelijke ‘personalia’ kunnen beter met de mantel van het misprijzen toegedekt worden. De memoires eindigen met enkele beschouwingen van wijsgerige aard. Over de ijdelheid van de politiek. Over de zekere hoop op een hiernamaals ‘waarvan we de substantie niet kennen’. In wat hij zijn ‘zwanenzang’ noemt, heeft hij het ook over het ‘ontgoochelende’ Afrik-abeleid van België: ‘Het waren doorgaans degenen die nooit in Afrika waren geweest, of die zich nooit om een Afrikaans beleid hadden bekreund, die er de hardnekkigste standpunten opna hielden en en de grootste bek hadden.’ Toen het Mobuturegime in 1997 zieltoogde, ontwierp Tindemans een plan om de kwestie van de 400.000 Rwandese vluchtelingen op te lossen. Mobutu stemde ermee in. Premier Dehaene verwierp het. Tindemans schrijft: ‘De verdeeldheid in de regering, zelfs als het over tienduizenden levens in Afrika ging, was nog altijd even groot.’ Tindemans neemt ook afstand van de recente ontwikkelingen binnen zijn oude partij. Zijn er in de politiek nog christelijk geïnspireerde personalisten, vraagt hij zich af. Het christen-democratisch karakter van de CVP vervaagde. Het congres van Kortrijk in 2002 liet het fundamentele werk onvoltooid. Men zal het in de gespleten rangen van de CD&V niet graag lezen. Tindemans die steeds een deftig politicus met propere handen heeft willen zijn en naLeo Tindemans (o1922) - Foto Frank Toussaint.
zijn afscheid niet is gaan azen op vetbetaalde bestuursmandaten in het bedrijfsleven, trekt zich terug in een stoïcijnse sereniteit, gekruid met alsem. Zijn analyse is een eindpunt. Zijn open vragen dagen de opvolgers uit, maar hij lijkt geen zinnige antwoorden te verwachten. Manu Ruys leo tindemans, De memoires. Gedreven door een overtuiging, Lannoo, Tielt, 2002, 608 p. |
|