Over pastoors die kippen houden in kerken.
Het dagboek van een bisschop uit de Contrareformatie
‘Beieren aan de Noordzee’, zo werd Vlaanderen tot voor kort ook wel aangeduid. Vooral linkse politici doelden hiermee onder andere op de veronderstelde almacht van de christendemocratische partij. Nu heeft Vlaanderen nog meer met Beieren gemeen dan vele van die politici bevroeden. Zo had de katholieke kerk tot enkele decennia geleden in beide gewesten een grote greep op het sociale en het culturele leven. Zowel in Beieren als in Vlaanderen was dat ‘rijke roomse leven’ overigens geen geschenk uit de hemel.
Integendeel, de zestiende-eeuwse religieuze troebelen hadden Vlaanderen en Beieren tot grensgewesten gemaakt, waar de breuklijn tussen Rome en Reformatie zich had uitgekristalliseerd. Nadat Spaanse troepen in de jaren tachtig van de zestiende eeuw grote delen van de Zuidelijke Nederlanden hadden heroverd, vluchtten duizenden protestanten naar het Noorden. Vervolgens stelden de in hun waardigheid herstelde kerkelijke gezagsdragers zich, met krachtige steun van de burgerlijke overheden in Brussel en Madrid, tot doel de overgeblevenen opnieuw indringend kennis te laten maken met de katholieke geloofswaarheden. Daartoe kregen nieuwe religieuze orden als de jezuïeten en de ursulinen talrijke privileges en werden overal barokke kerkgebouwen opgetrokken. Ook in Beieren was iets dergelijks aan de hand. Dankzij de plaatselijke keurvorsten werd dit gewest in dezelfde periode een katholieke voorpost in een verder goeddeels vijandige omgeving. Dat in Beieren en Vlaanderen bijzonder krachtige katholieke antwoord op de Hervorming staat bekend als de Contrareformatie. Auteurs die veeleer de vernieuwing in de schoot van de katholieke kerk zelf beklemtonen, zoals Put en Harline, spreken liever over de ‘Katholieke hervorming’.
Historici zien dit proces als een onderdeel van de modernisering die zich sinds de zestiende eeuw steeds sneller in Europa voltrok. Daarbij is de Beierse casus vaak als een prototype voorgesteld. Internationaal was er voor Vlaanderen veel minder aandacht. Dat is jammer, want dit gebied behoorde ook toen al tot de sterkst verstedelijkte in Europa. Bovendien eindigde de strijd tussen de aanhangers van de verschillende hervormers en van de paus in de Nederlanden onbeslist. Juist omdat de Spaanse Habsburgers en hun bisschoppen alle inwoners van de Nederlanden, ook die uit het Noorden, ooit nog eens van het roomse gelijk hoopten te overtuigen, besteedden ze erg veel energie aan de Contrareformatie.
In Vlaanderen zelf verrichtten Michel Cloet, hoogleraar aan de Leuvense universiteit, en in zijn voetspoor een hele school van historici pionierswerk op dit gebied. Helaas bereikten de resultaten van hun onderzoek zelden het grote publiek. Dat kon ook moeilijk anders omdat Cloet en zijn leerlingen vooral de infrastructuur van de Contrareformatie in kaart brachten: welke kloosterorden vestigden zich in welke steden, op welk aspect van de zielzorg legden ze zich toe, wat voor resultaten boekten ze daarbij en hoeveel steun kregen ze voor hun activiteiten van de lokale bisschop? Hun boeken en artikelen zijn verplichte kost voor iedereen die zich op deze tak van de geschiedwetenschap wil toeleggen, maar spannende lectuur voor velen leverde hun onderzoek zelden op.
Eddy Put, zelf een oud-student van professor Cloet en nu werkzaam als archivaris en docent, brengt hier samen met de Amerikaanse hoogleraar Craig Harline verandering in. Hun boek dat vrijwel gelijktijdig in het Engels en het Nederlands verscheen, wil de Contrareformatie zoals die zich in de Mechelse kerkprovincie voltrok, inzichtelijk maken voor een breed publiek. In die moeilijke opdracht slagen beide auteurs wonderwel. Hun succes danken ze niet alleen aan schrijftalent en goede redacteuren, maar bovenal aan hun speurzin. In het archief van het aartsbisdom Mechelen-Brussel, vonden ze een dagboek van Mathias Hovius, of Mathijs van den Hove, de derde aartsbisschop van deze kerkprovincie. Bij wijze van geheugensteuntje redigeerde deze elke dag een kort verslag van zijn werkzaamheden. Op die manier konden Put en Harline de activiteiten van een prelaat uit de laatste decennia van de zestiende en de vroege zeventiende eeuw heel precies reconstrueren. Aanvullend