De literaturen van de Europese koloniale expansie
Met de twee forse delen van Europa buitengaats, in totaal bijna 1.000 bladzijden, levert de Leidse (sinds september 2002 Leuvense) hoogleraar Engelse en Amerikaanse letterkunde Theo D'haen een voortreffelijke bijdrage aan onze kennis van de omvangrijke literaire productie - verhalen, gedichten, liedjes, jongensboeken, toneelstukken, geschiedenissen, reisboeken, exotische romans, essays, journalistiek en kritische pamfletten - die de afgelopen vijf eeuwen de Europese koloniale expansie heeft begeleid en die klassieken heeft opgeleverd als Robinson Crusoe, Max Havelaar, Heart of Darkness, De stille kracht en A Passage to India, waarmee een onuitwisbaar stempel op de koloniale verbeelding is gedrukt.
Het doel van deze uitgave, aldus D'haen in zijn inleiding, is een systematisch overzicht te geven van de belangrijkste koloniale en postkoloniale literaturen in Europese talen. Deel 1 behandelt eerst in een negental artikelen de Nederlandstalige literaturen van het voormalige Nederlands-Indië (nu Indonesië), Suriname, de Nederlandse Antillen, Kongo en ZuidAfrika; daarna volgen zes artikelen over de verschillende Engelstalige literaturen van het vroegere Britse imperium, in het bijzonder uit Ierland, India, Zuid-Afrika, Canada en Australië. In deel 2 volgen dan de Franse literaturen van Haïti, Québec en Noord-Afrika (4 artikelen), de Spaans-Amerikaanse literatuur (2 artikelen), de Portugese en de Braziliaanse (2 artikelen), de meertalige literaire productie van het Caraïbisch gebied en Midden-Afrika (2 artikelen), en ten slotte de Amerikaanse als ‘eerste echte postkoloniale literatuur’ (4 artikelen). Deel 1 wordt afgesloten met noten, deel 2 eindigt met een uitvoerige literatuuropgave en een zeer nuttig register op namen en titels.
Alle bijdragen zijn geschreven door academische specialisten en experts, die hun kennis van al die buiten-Europese literaturen hier in het Nederlands toegankelijk maken. Bij elkaar levert dat een zeer degelijk overkoepelend overzicht op, internationaal georiënteerd, goed ingeschoten op de levendige discussies die het gebied van de postkoloniale studiën kenmerken, en van een inspirerende vergelijkende opzet. En hoe vreemd het ook klinken mag, een dergelijk overzicht van koloniale en postkoloniale literaturen van over de gehele wereld bestond nog niet. Dat maakt de hier geleverde prestatie er één van internationaal formaat - en daar doet niets aan af dat ik vind dat de Russen er eigenlijk ook nog bij hadden gemoeten, met schrijvers als Poesjkin, Lermontov en Tolstoï, die in hun beroemde verhalen van de negentiende-eeuwse Russische expansie naar de Kaukasus een heroïsch-romantisch beeld hebben gegeven van de strijd tegen de wilde oosterse volkeren aldaar, dat interessante overeenkomsten vertoont met wat we in diezelfde tijd aan martiale attitudes en erecodes aantreffen in de militaire romans van koloniale officieren uit Nederlands-Indië (en trouwens ook nog in Du Perrons Het Land van Herkomst (1935)).
Van zeer grote betekenis is de vergelijkende opzet waarvoor D'haen gekozen heeft. Die werpt namelijk in minstens vier opzichten nieuw licht op de Nederlandse koloniale literatuur - en dat is voorwaar geen geringe bijdrage aan het VOC-jaar 2002.