de medaille getoond, namelijk het feit dat we er tegenwoordig in slagen een betere dienstverlening te garanderen met een relatief ongewijzigd budget.
Dit alles betekent echter niet dat de quartaire sector alleen maar een imagoprobleem zou hebben, zonder grote structurele uitdagingen. De SCP-onderzoekers waarschuwen ervoor dat de quartaire sector in de nabije toekomst waarschijnlijk nog meer financiële middelen nodig zal hebben. Dat heeft in eerste instantie te maken met een stijgende vraag. Zo moesten er in het jaar 2000 maar liefst acht keer meer asielzoekers worden opgevangen dan in 1990. Ook de vraag naar geneeskundige verzorging en kinderopvang steeg aanzienlijk, terwijl de gevangenissector eveneens drastisch werd uitgebreid. Het totale productievolume van de quartaire sector, zoals het in dit rapport een beetje droogstoppelig wordt genoemd, steeg de voorbije tien jaar met ongeveer 15 procent. Door de toenemende vergrijzing en het ruimere aanbod van medische behandelingen kan men nu reeds voorspellen dat deze groeitrend de komende decennia nog zal doorzetten. En hier knelt de schoen, want de mogelijkheden tot verdere productiviteitsverhoging zijn relatief beperkt in de quartaire sector. De opvang van bijvoorbeeld hulpbehoevende hoogbejaarden kan moeilijk op een nog efficiëntere manier worden aangepakt, zonder dat de kwaliteit van de dienstverlening helemaal in het gedrang komt. Gelet op het feit dat burgers zich duidelijk zorgen maken over criminaliteit en openbare veiligheid, kunnen we verwachten dat ook die sectoren de komende jaren een gestage groei zullen kennen. Maar ‘meer blauw op straat’ betekent weer: meer personeel, terwijl de mogelijkheden tot efficiëntieverhoging in die sector relatief beperkt zijn.
De SCP-onderzoekers wijzen hier op een fundamenteel onderscheid tussen de industrie en de quartaire sector. Ook de industrie zorgt voor een steeds groter productievolume, maar dit gebeurt met evenveel werknemers als vroeger. De technologische vooruitgang laat echter toe dat die werknemers op een efficiëntere manier worden ingeschakeld. Industriële producten worden daardoor relatief goedkoper. In de culturele en de zorgsector daarentegen ontbreekt die mogelijkheid tot steeds verdergaande efficiëntieverhoging: het opvoeren van een opera vergt nog altijd evenveel personeel als twee eeuwen geleden. Een stijging van de vraag naar quartaire dienstverlening betekent in veel gevallen gewoonweg dat er meer personeel zal moeten komen. De dienstverlening van de quartaire sector zal daardoor relatief steeds duurder worden in vergelijking met de industriële productie.
Bovendien krijgen we meteen ook een ander probleem: wie zal uiteindelijk instaan voor al die zorgverstrekking? Nu reeds is er een tekort aan bijvoorbeeld leerkrachten en verplegend personeel. Gelet op de toenemende vraag in deze sector, de relatief grote uitstroom en de hoge gemiddelde leeftijd van het huidige personeel, kan men nu reeds voorspellen dat het in de toekomst nog moeilijker zal worden voldoende kandidaten te vinden voor die knelpuntberoepen. Pogingen om deze banen aantrekkelijker te maken stuiten bovendien op twee fundamentele problemen. Ten eerste is er het imagoprobleem dat we daarnet reeds aanhaalden: het beroep van leerkracht wordt niet meer beschouwd als prestigieus of dynamisch. Alleen de markt-gedreven sectoren krijgen nu nog een dergelijke waardering, maar men vergeet daarbij dat die sectoren alleen maar kunnen gedijen dankzij onder andere het kwalitatief hoogstaand en zeer toegankelijke onderwijs in de West-Europese landen. Een tweede probleem is van financiële aard. Het budget van de quartaire sector wordt voor het overgrote deel opgeslokt door loonkosten. Indien men een functie in die sector financieel aantrekkelijker wil maken, impliceert dit meteen een enorme kostenverhoging, iets waarvoor regeringen zeer beducht zijn.
Het SCP-rapport plaatst dan ook enige kanttekeningen bij de toekomst van het huidige uitgebreide net van (semi-)overheidsvoorzieningen. De verzorgingsstaat biedt ons een ongekend hoog niveau aan van voorzieningen op het niveau van onderwijs, cultuur, gezondheidszorg en leefmilieu. De vraag is echter of men ook in de toekomst dat niveau zal kunnen blijven handhaven. Toen de huidige verzorgingsstaat werd ontworpen, had men er geen benul van dat de formule zo succesvol zou zijn. Op het ogenblik dat onderwijs (zo goed als) gratis werd aangeboden, wist men nog niet dat ooit het overgrote deel van de jongeren voortgezet onderwijs zou volgen. Bij het ontstaan van de ziekteverzekering wist men al evenmin dat nieuwe en technisch hoogstaande