Boeken
De monstertrilogie van Tom Lanoye
De drie delen van de monstertrilogie van Tom Lanoye achter elkaar uitlezen is een overdonderende ervaring. Ik begon eraan op verzoek van de redactie, die wel eens wilde weten wat een oud-recensent en oud-politicus uit Nederland zou vinden van deze grote, nietsontziende, politieke roman uit en over België. Zeker nu de Nederlandse politiek sinds het afgelopen jaar een minstens even gruwelijke klucht lijkt te zijn geworden als de Belgische, en ons Nederlanders het zelfgenoegzame lachen wel moet zijn vergaan. De vraag leek dus: heeft Lanoye raak geschoten? Heeft hij het Belgische en misschien ook het Nederlandse politieke bestel met zijn pijlen in het hart geraakt? Ook de recensies die ik had gelezen, leken hun oordeel over de boeken vooral aan zulke criteria af te meten.
Nu ik ze uit heb, ben ik danig van mijn apropos gebracht. Mijn bewondering is groot, maar met politiek heeft die weinig te maken. Natuurlijk, zowat alle publieke schandalen die België de afgelopen jaren geteisterd hebben, zijn direct of indirect in het verhaal verweven. Er is veel sprake van corruptie in de hogere kringen en machteloos protest onder het volk, van vileine praktijken in het zakenleven en van media die schandelijk manipuleren en zich even schandelijk laten manipuleren, van plat materialisme alom. Dat alles vormt het decor, in zekere zin ook de stof waaruit het drama is gemaakt; het is niet het drama zelf.
De boeken zijn ook niet te typeren als een diepgaande, van binnenuit bekeken analyse van het politieke bedrijf. Ze bieden geen breed en evenwichtig panorama van de Vlaamse samenleving of een nieuwe, indringende diagnose van de kwalen ervan, laat staan een poging tot therapie. Wie daarnaar op zoek is, kan elders beter terecht, bij essayisten en columnisten van allerlei slag, misschien ook bij Lanoye in zijn rol van columnist. Waar ligt dan wel de kracht van dit grote werk?
Om te beginnen is het geen beschouwing, maar een roman, in drie delen nog wel; klassieker kan het haast niet. Ook het thema staat in een ijzersterke traditie: het verval en de ondergang van een aanzienlijke familie, tegen de achtergrond van ingrijpende maatschappelijke veranderingen. Dat stramien, inmiddels uitgemolken in tal van televisieseries, wordt door Lanoye hardhandig aangepakt. Het verval verloopt niet gestaag over meerdere generaties, zoals bij de grote voorbeelden, maar snel en spectaculair als in het theater. Dat er niettemin ruim dertienhonderd bladzijden voor nodig zijn, komt door een techniek die rechtstreeks aan de televisiesoap ontleend lijkt: het verhaal is opgebouwd uit op zichzelf staande, met vaart geschreven afleveringen rond een of twee personages, die elk voor zich de ontwikkeling maar een heel klein stukje vooruithelpen. Daardoor zijn de drie delen ook afzonderlijk leesbaar, zoals je een wekelijkse televisieserie ook maanden kunt missen zonder de draad echt kwijt te raken. Het overkoepelende verhaal is makkelijk in een bladzij of twee samen te vatten, en dat gebeurt ook zo nu en dan. Elk deel eindigt in een even opgewekt als zwartgallig happy end - zwartgallig omdat de ironie er duimendik bovenop ligt.
De afleveringen daarentegen hebben niets clichématigs. Ze zijn geschreven in een snelle, sprankelende stijl die soms aan Tom Wolfe herinnert, zonder daarmee af te doen aan de originaliteit ervan. Vaak zijn het inwendige monologen van iemand die zich in een gespannen, maar vrijwel statische positie bevindt. Een man, onder invloed van speed, staat in een lift die maar niet omhoog lijkt te willen. Een vrouw wacht het juiste moment af om haar boodschappenkarretje in één beweging door de draaideur van de supermarkt te mikken. Ondertussen storten ze hun hart uit tegenover zichzelf, naar buiten toe zwijgend, maar daarom niet minder lyrisch en theatraal. Het zijn welbespraakte en humoristische verhalen van wanhopige verwachting, zelfzucht en misverstand, van hypocrisie, verzwijgen en verdringen. Je ziet de personages als het ware naast elkaar op toneel staan, in staat om elkaar te kwetsen, maar niet om elkaar te bereiken, terwijl je vanuit de zaal kunt zien hoe weinig -