loosheid en Migraties’. De Gentse historica Jasmien van Daele bestudeerde het leven en werk van deze nobele onbekende.
Louis Varlez werd in 1868 in Antwerpen geboren. Zijn vader werkte daar als magistraat. Zijn Gentse moeder, Maria Maeterlinck, was het nichtje van de auteur Maurice Maeterlinck, die in 1911 de Nobelprijs voor literatuur kreeg. Louis studeerde rechten aan de Université Libre de Belgique in Brussel, maar na de dood van zijn vader verhuisde het gezin naar Gent, waar hij zijn studies voortzette. In Gent waren in die tijd verschillende grote textielbedrijven gevestigd. De arbeiders werkten er vaak in mensonterende omstandigheden. Sociale zekerheid was een onbekend begrip en het paternalisme voerde de boventoon. In Gent was vooral het ultramontaanse Sint-Vincentius-a-Paulogenootschap actief, onder de leiding van ‘de paus van Gent’, de textielfabrikant Jozef de Hemptinne. Zowel in katholieke als in liberale milieus was men ervan overtuigd dat de ellendige omstandigheden waarin de werklui leefden niet het gevolg waren van wetmatigheden van het kapitalistische systeem, maar dat ze eerder toe te schrijven waren aan de intellectuele inferioriteit en de onbekwaamheid van de arbeiders zelf. Als in de hogere kringen de belangstelling voor de situatie van de arbeiders toch groeide, was dat vooral door het toenemende succes van het socialisme.
In sociaal-liberale intellectuele kringen werd over deze problematiek gediscussieerd en de pas afgestudeerde Louis Varlez nam gretig aan deze discussies deel. Volgens hem dienden ook de werkgevers bij te dragen aan een pensioen regeling voor de arbeiders. Dat voorstel botste uiteraard met de ideeën van de vertegenwoordiger van de werkgevers. Deze discussie bevatte voor Varlez genoeg stof om een grondige studie te maken over de ouderdomsuitkeringen in België. De ideeën van Varlez vonden weerklank bij de katholiek Arthur Verhaegen, stichter van de Antisocialistische Werkliedenbond.
In 1893 startte Varlez een alomvattende studie van de maatschappelijke situatie in het negentiende-eeuwse Gent. Hij hoopte dat deze studie als wetenschappelijke informatiebron zou kunnen dienen bij het ontwerpen van een sociale wetgeving. In een eerste deel, dat in 1895 verscheen, omschreef de auteur de demografische toestand van de Gentse arbeiders. Hij probeerde ook de arbeiders zelf bij het onderzoek te betrekken en liet een deel van zijn onderzoek in het Nederlands vertalen. In het tweede deel zou een overzicht geboden worden van de Gentse fabrieken. Dit deel is echter om onbekende redenen nooit gepubliceerd. Het derde deel over de Gentse beroepsverenigingen is wel verschenen (1897). Op het einde van de negentiende eeuw was Gent de stad met de sterkste syndicale beweging. Plannen voor een vierde deel over de strijd tegen het werkgebrek bleven onuitgevoerd. Later deed Varlez nog onderzoek naar het Gentse socialisme en naar de lonen van de industriearbeiders. Tot 1900 was Varlez vooral een observator die wetenschappelijk on derzoek essentieel vond, daarna zou hij zich 793 toeleggen op de organisatie van het Gentse stelsel van de werkloosheidsverzekering.
Hij kan beschouwd worden als de geestelijke vader van ‘le modèle de Gand’, een concept voor een werkloosheidsfonds. Dat Gentse Werkloosheidsfonds, waarvan Varlez de voorzitter werd, was gebaseerd op zelfhulp en spaarzaamheid. De arbeiders moesten zelf het initiatief nemen om te kunnen genieten van een vergoeding. De stad Gent gaf een toelage bovenop de persoonlijke bijdrage van de arbeiders. De werkloosheidskas van de vakbonden moest de som voorschieten. Deze werd dan maandelijks door het Werkloosheidsfonds terugbetaald. De vakbond functioneerde in dit systeem dus als doorgeefluik. Na een jaar waren al 28 Gentse syndicaten tot het Werkloosheidsfonds toegetreden, samen met 13.000 leden. Al vrij snel was er ook belangstelling van andere steden voor dit systeem. Tegen 1910 zouden alle Belgische steden met meer dan 35.000 inwoners het ingevoerd hebben. Ook in het buitenland bestudeerde men dit systeem aandachtig. In 1903 nodigde de Dordtse Kamer van Arbeid Varlez uit en een jaar later mocht hij ook in 's-Gravenhage zijn systeem verdedigen. Rond 1920 functioneerde het Gentse verzekeringssysteem o.a. in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Arnhem, Hilversum, enz.
Kort na de eeuwwisseling was Varlez de drijvende kracht achter de hervorming van de Gentse arbeidsbeurs. Daarmee legde hij een relatie tussen werkloosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling. Werklozen kwamen zich dagelijks melden bij de arbeidsbeurs. Als bewijs dat ze er waren, kregen ze dan een stempel aan het loket.
Varlez kreeg internationale waardering voor zijn inspanningen. Hij werd bekroond en ont-