Publicaties
Brussel heeft behoefte aan meertalig onderwijs
Brussel: Vlaanderen en Wallonië hebben er sinds al langere tijd een haat-liefde-verhouding mee. Vlamingen en Walen komen er werken, maar ontvluchten de stad voor het vallen van de avond. Brussel is voor velen, zoals Boon al zei, een oerwoud. Donkere straten, vuile pleinen, donkere mensen. Onze politici, die veelal van buiten de hoofdstad komen, houden er geen minder dubbelzinnige houding op na. Ze zeggen dat ze ‘Brussel niet loslaten’, ze stoten het tegelijkertijd af. De Brusselaars, Nederlands-, Frans- en anderstaligen, betalen de prijs voor die ambiguïteit die zich ook vertaalt in het Brussel-beleid.
In het interviewboek Vlamingen in de Brusselse smeltkroes geeft Joost Ballegeer een veelomvattend panorama van al die dubbele ervaringen en gevoelens. Tientallen Brusselaars uit alle mogelijke beroepscategorieën schetsen ‘hun’ Brussel. Tachtigers die getuigen van hoe de verfransing in de praktijk verliep, jongere Brusselaars die oog hebben voor het nieuwe, multiculturele Brussel en die daarbij heel vaak aanstippen dat het politieke beleid van de hoofdstad niet langer aangepast is aan die evolutie. Het boek biedt een schat aan getuigenissen, stof voor een heel sterk Brussel-boek. Helaas maakte Ballegeer er een abominabel potje van, een onwaarschijnlijk slordig geschreven en dito geredigeerd boek. Onvergeeflijk eigenlijk, met zo'n schat aan materiaal.
In de interventies van de geïnterviewden komt heel vaak dezelfde gedachte terug: Brussel is vaak slecht bestuurd door buitenstaanders die meenden dat ze door hun beleid een bijdrage leverden aan het ‘niet loslaten’ van de hoofdstad. Tot die slotsom kwamen eerder ook al de organisatoren van het sinds 1975 georganiseerde Congres van de Brusselse Vlamingen. En die conclusie wordt ook gedeeld door de vorsers van het Centrum voor de Interdisciplinaire Studie van Brussel (VUB) dat voor de zevende keer uitpakt met het oerdegelijke boektijdschrift Brusselse thema's.
Brussel is sinds 1988 een Gewest, het derde na Vlaanderen en Wallonië, maar voor persoonsgebonden zaken (cultuur, onderwijs, ziekenzorg) in de grootstedelijke agglomeratie blijven de Vlaamse en de Franse Gemeenschap bevoegd. Er zijn aparte middelen en dus ook aparte institutionele netwerken voor de Vlamingen en de Franstaligen in Brussel. Ieder prijst het multiculturele, het meertalige karakter van de Europese hoofdstad, ieder heeft het over integratie, maar in de praktijk van het beleid zitten vooral duale en assimilerende mechanismen.
Het onderwijslandschap in de hoofdstad is daar het beste voorbeeld van. België is een van de weinige landen in Europa waar meertalig onderwijs bij wet verboden is. Er zijn Franstalige scholen en Nederlandstalige scholen. Twee circuits die door de wetgever niet mogen samenwerken (segregatie). Dat heeft onder meer tot gevolg dat het zo goed als onmogelijk is de lessen Frans op Nederlandstalige scholen door een native speaker te laten geven en omgekeerd. Tegelijkertijd geldt in Brussel ook de vrije schoolkeuze waardoor veel Franstalige ouders hun kinderen wél naar het kwalitatief hoger aangeschreven Nederlandstalige onderwijsnet sturen: de kinderen van homogeen Nederlandstalige gezinnen dreigen daardoor in de minderheid te raken.
Afhankelijk van de bril die men opzet is dit succes van het Nederlandstalige onderwijsnet een ‘probleem’. Het onderwijs in Brussel is gebaseerd op segregatie (Nederlandstalig/Franstalig) en op assimilatie (op Nederlandstalige scholen wordt het gebruik van de niet-Nederlandse moedertaal ontmoedigd, en in sommige gevallen zelfs bestraft). De vrije keuze stelt dit systeem op de proef, maar het systeem zelf blijft onveranderd. Wie ervan uitgaat dat het Nederlandstalig onderwijs de verfransing van de hoofdstad moest indijken, kan zo besluiten dat het eigen wapen zich tegen Vlaanderen keert.
Maar dat is een zeer selectieve en anachronistische kijk. De opzet van gesegregeerde scholen heeft zijn historisch nut gehad. Zoals de taalwetten van 1963, en het daarbijhorende vastleggen van de taalgrens, putte het zijn motivatie uit een tijd waarin het Nederlands (toen nog Vlaams genoemd) in België en a fortiori in de tweetalige hoofdstad bedreigd was door het Frans. Het Vlaams was een boerentaal, een dialect, het