cimbel werd bedacht met een schitterend repertoire dat dankzij Sweelinck werd uitgebreid met tal van meesterwerken binnen de voornaamste genres van de klaviermuziek: de toccata, de fantasia en de variaties op wereldlijke liederen en geestelijke gezangen (Geneefse psalmen, lutherse koralen en gregoriaanse melodieën). Naast de uitzonderlijk hoge esthetische waarde van zijn werk is zijn historische betekenis nauwelijks te overschatten: zelf voortbouwend op 16de-eeuwse Spaanse, Italiaanse (voornamelijk Venetiaanse) en Engelse modellen bracht hij genoemde genres niet alleen tot een ongekende hoogte, maar bereidde hij de weg voor de verdere ontwikkeling ervan, die via zijn Duitse leerlingen (zoals Samuel Scheidt en Heinrich Scheidemann) en hun opvolgers (Dietrich Buxtehude, Johan Pachelbel) uiteindelijk uitmondde in de ongeevenaarde productie van Johann Sebastian Bach (1685-1750). De fenomenale improvisatie- en variatiekunst, gekoppeld aan de doordachte opbouw en het alomtegenwoordig contrapuntisch meesterschap die Bachs oeuvre kenmerken, stoelen in feite historisch gezien op Jan Pieterszoon Sweelinck.
Van Nederlands trots op hun Orpheus getuigen twee prachtige recente uitgaven, die alle aandacht verdienen: de eerste opname op cd van het volledige oeuvre voor klavier (opgenomen tussen 1999 en 2001) en de
Proceedings van het Sweelinck Symposium dat in 1999 in Utrecht werd gehouden. De box met negen cd's, in totaal ruim tien uren muziek, is een productie van MGN (MuziekGroep Nederland), dat zich onder meer tot doel stelt de Nederlandse muziek te promoten door de uitgave van partituren, bladmuziek, cd's, boeken en tijdschriften. Ook behartigt MGN de belangen van de Nederlandse componisten en stelt zij in een informatiecentrum een bibliotheek met Nederlandse en internationaal repertoire ter beschikking (zie www.muziekgroep.nl). In samenwerking met Radio Netherlands is MGN er in geslaagd deze grandioze Sweelinckerfenis door 15 binnen- en buitenlandse musici op niet minder dan 13 historische orgels in Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Italië en op drie Vlaamse Ruckers-klavecimbels (een origineel en twee kopfes) op geluidsdrager te laten vastleggen. De uitvoerders verdienen een aparte vermelding: Bob van Asperen, Pieter-Jan Belder, Menno van Delft, Pieter Dirksen, Peter
Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621).
Portretgravure door J. Muller uit 1624.
van Dijk, Leo van Doeselaar, Freddy Eichelberger, Siebe Henstra, Reinhard Jaud, Vincent van Laar, Bert Matter, Liuwe Tamminga, Stef Tuinstra, Glen Wilson en Bernard Winsemius. De cd-opnamen gaan vergezeld van een uitstekend boekwerk in vijf talen (214 pagina's), met onder meer een bespreking van de composities en van de overgeleverde manuscripten, informatie over de orgels en een kritische catalogus van het instrumentaal werk van Sweelinck. Deze catalogus is gebaseerd op de recente dissertatie
The keyboard music of Jan Pieterszoon Sweelinck, in 1997 in Utrecht voorgebracht door Pieter Dirksen. Hierin wordt op basis van een nauwgezette wetenschappelijke bronnenstudie onderscheid gemaakt tussen authentieke, waarschijnlijk authentieke, mogelijk onechte en vrijwel zeker onechte klavierwerken, in totaal 89 nummers (enkele in meerdere, variabele versies). Een indrukwekkende prestatie, niet alleen als een historisch monument, maar evenzeer als een door iedere muziekliefhebber te koesteren schat die urenlang esthetisch genot van het hoogste niveau garandeert.
Als aanvulling op deze cd-box zijn de proceedings van het Sweelinck Symposium als het ware verplichte lectuur. In musicologisch hoogstaande, helder verwoorde bijdragen in het Engels wordt de recente stand van zaken op het vlak van het Sweelinck-onderzoek in een 262 pagina's omvattende publicatie, onder de redactie van Pieter Dirksen, aan alle geïnteres-